Chapter 15-16 Flashcards
(382 cards)
English: (the) border
(de) grens [grenzen]
E.g. We gaan vaak winkelen over de grens. Gezellig!
English: (the) state
(het) land[-en] = (de) staat [staten]
E.g. De Europese Unie bestaat uit meer dan 25 landen.
(het geboorteland)
E.g. Argentinie is het geboorteland van prinses Maxima.
English: (the) inland
(het) binneland
E.g. In de krant leest ik altijd eerst het nieuws over het binnenland.
English: domestic
binnenlands
E.g. In het journaal krijg je eerst het binnenlands nieuws.
English: (the) capital
(de) hoofdstad [-steden]
E.g. Brussel is de hoofdstad van Vlaanderen.
English: (the) people
(het) volk[-en/-eren]
E,g, Het volk is blij met de geboorte van het prinsje, / Door het mooie weer was er veel volk in het park.
English: (the) citizen
(het) volk[-en/-eren]
E.g. De koning spreekt met Kerstmis tot de hele volk.
English: national
nationaal
E.g. Kerstmis is een nationale feestdag.
English: (the) region/territory
(het) gebied[-en] = (de) streek [streken]
E.g. Die gebieden willen onafhankelijk worden.
Een groep mensen die samenleeft of samenwerkt volgens bepaalde regels / Elk van de drie Belgische cultuurgroepen met eigen wetten en met een eigen bestuur (B)
English: (the) community
(de) gemeenschap[-pen]
E.g. In de steden zijn er grote allochtone gemeenschappen / In Belgie heb je een Vlaamse, een Duitse en een Franse gemeenschap.
Een land met een koning of een koningin aan het hoofd.
English: (the) kingdom
(het) koninkrijk[-en]
E.g. Het koninkrijk Belgie bestaat sinds 1830.
De koning of koningin en zijn of haar directe familie.
English: (the) royal family
(het) koningshuis [-huizen]
E.g. In de krant staat een foto van het koningshuis.
English: (the) king/queen
(De) koning[-en] (male) / (de) koningin[-nen] (female)
Wat te maken heeft met de koning of de koningin
English: royal
Koninklijk
E.g. Enkele keren per jaar kun je het koninklijk paleis bezoeken.
(de koninklijke familie)
E.g. De koninklijke familie is op vakantie in Oostenrijk.
English: (the) prince/princess
(de) prins [-en] (male) / (de) prinses [-sen] (female)
E.g. Prins Constantijn is een zoon van prinses Beatrix.
English: (the) democracy
(de) democratie[-en]
E.g. Nederland en Belgie zijn democratieen.
English: democratic
Democratisch
E.g. Niet alle politieke partijen werken even democratisch.
De leiders van een land
English: (the) government
(de) regering[-en] = (het) kabinet[-ten]
E.g. In Nederland bestaat de regering uit de koning en de ministers.
English: (the) president
(de) president[-en] (male) / (de) presidente[-s/-n] (female)
English: (the) minister
(de) minister[-s]
English: (the) prime-minister
(de) minister-president [ministers-presidenten] = (de) eerste minister[-s]
English: (the) ministry
(het) ministerie[-s]
E.g. Ik werk voor het Ministerie van Economie.
English: (the) parliament
(het) parlement
E.g. Het Nederlandse parlement bestaat uit de Eerste en Tweede Kamer.
English: parliamentary
parlementair
E.g. De koning open het parlementaire jaar.