Chapter 19-20 Flashcards
(498 cards)
English: (the) person
(de) mens[-en]
e. g. In Nederland wonen ongeveer 16 miljoen mensen.
English: (the) nature
(de) natuur
e. g. De natuur in deze streek is prachtig.
(in de natuur)
e.g. Chris houdt van wandelen in de natuur.
English: (the) object/thing
(het) ding[-en] = (het) voorwerp[-en]
e. g. Weet jij waar dit ding voor dient?
Iets algemeens, een ding
English: (the) thing/matter/case/affairs
(de) zaak [zaken]
E.g. Wil je deze zaken straks meebrengen? / Over welke zaken hebben ze gepraat?
English: (the) sun
(de) zon[-nen]
English: (the) moon
(de) maan [manen]
English: (the) star
(de) ster[-ren]
Boven de horizon verschijnen.
English: (to) rise
Opgaan [ging op/is opgegaan] = opkomen [kwam op/is opgekomen]
e.g. Hoe laat gaat morgen de zon op?
English: (the) world
(de) wereld
e. g. De wereld is van iedereen (geen meervoud) / Ken jij mensen uit de wereld van de wetenschap? (meervoud-werelden)
English: (the) air/sky
(de) lucht
e. g. Jane had frisse lucht nodig, dus ging ze naar buiten. / Kijk, wat een grote vogel daar in de lucht!
English: bright/clear
helder
e.g. De lucht is helder en blauw vandaag.
English: (to) shine
schijnen [scheen/hebben geschenen]
e.g. Ik voel me blij als de zon schijnt.
English: (the) sky/heaven
(de) hemel[-en]
e. g. Er staan vannacht veel sterren aan de hemel./Geloof jij dat je naar de hemel gaat als je sterft?
English: (the) planet/outerspace
(de) ruimte
e. g. Wubbo Ockels was de eerste Nederlander in de ruimte.
English: (the) light
(het) licht
e. g. Deze lamp geeft te weinig licht, vind ik. / Het is zo donker, wil je het licht even aandoen?
English: light
licht
e.g. Als de zon schijnt, is het licht
(licht worden/het wordt licht)
e.g. In de zomer wordt het al vroeg licht.
English: (the) soft light/shining
(de) glans
e. g. Haar schoenen hebben een prachtige glans.
English: (to) gleam/shimmer
glimmen [glom/hebben geglommen] = blinken [blonk/hebben geblonken]
e.g. De nieuwe auto glimt nog steeds.
English: (the) shadow/shade
(de) schaduw[-en]
e. g. Zie je je schaduw op de grond? / Wil je ook in de schaduw zitten?
English: dark
donker
e.g. Het is nog donker want het is nog maar vijf uur ‘s ochtends.
(donker worden/het wordt donker)
e.g. het wordt vroeg donker in de winter.
English: (the) darkness
(het) donker
e. g. We zitten in het donker, want er is geen elektriciteit.
English: (the) country/land
(het) land[-en]
e. g. Nederland en Belgie zijn twee landen / Boer Geerts heeft veel dieren op zijn land.
English: (the) ground
(de) grond[-en]
e. g. We gingen op de grond zitten./Deze grond is zeer geschikt voor tulpen.
English: (the) soil/earth
(de) aarde
e. g. De aarde in de tuin is zwart/hoe lang leven er al mensen op aarde?