Duits Kapitel 3 en 4 Flashcards

(211 cards)

1
Q

de bus

A

der Bus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de dienstregeling

A

der Fahrplan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de haven

A

der Hafen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de kaartjesautomaat

A

der Fahrkartenautomat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het perron

A

der Bahnsteig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de plattegrond

A

der Stadtplan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het plein, de plaats

A

der Platz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de rotonde

A

der Kreisverkehr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het station

A

der Bahnhof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de stoep

A

der Gehweg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het vliegveld

A

der Flughafen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de bocht

A

die Kurve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de brug

A

die Brücke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het enkeltje

A

die einfache Fahrt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de halte

A

die Haltestelle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de hoek

A

die Ecke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de informatie

A

die Information

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de kant, de zijde

A

die Seite

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de kruising

A

die Kreuzung

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de lijn

A

die Linie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de metro

A

die U-Bahn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

het retourtje

A

die Rückenfahrkarte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de richting

A

die Richtung

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

de trein

A

die Bahn / der Zug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
het stoplicht
die Ampel
26
de tram
die Straßenbahn
27
het veer, de veerpont
die Fähre
28
de binnenstad
das Zentrum, die Innenstadt
29
het perron
das Gleis
30
het schip
das Schiff
31
het vliegtuig
das Flugzeug
32
aankomen
ankommen - angekommen
33
afslaan, inslaan
abbiegen - abgebogen
34
gaan (rijden) met
fahren mit - gefahren
35
halen
holen
36
instappen
einsteigen - eingestiegen
37
lopen
laufen - gelaufen
38
missen (trein, bus)
verpassen
39
oversteken
überqueren
40
overstappen
umsteigen - umgestiegen
41
te voet gaan, lopen
zu Fuß gehen - gegangen
42
uitstappen
aussteigen - ausgestiegen
43
vertrekken
abfahren - abgefahren
44
wijzen
zeigen
45
zoeken
suchen
46
achter
hinter
47
daarginds
da drüben
48
dichtbij
nah
49
dichtstbijzijnde, volgende
nächste
50
Goede reis!
Gute Fahrt!
51
Graag gedaan!
Gern geschehen!
52
in de buurt van
in der Nähe von
53
laat
spät
54
naar huis
nach Hause
55
naast
neben
56
rechtdoor
geradeaus
57
terug
zurück
58
ver
weit
59
voor
vor
60
vroeg
früh
61
het verkeer
das Verkehr
62
de stad
die Stadt, die Städte
63
de straat
die Straße
64
het dorp
das Dorf, die Dörfer
65
het ticket
das Ticket, die Tickets
66
fietsen
Rad fahren - gefahren
67
gaan (reizen) met
reisen mit
68
nemen
nehmen, genommen
69
nodig hebben, erover doen
brauchen
70
vinden
finden, gefunden
71
vliegen
fliegen, geflogen
72
weten
wissen, gewusst
73
bijna
fast
74
weer
wieder
75
die Seilbahn
de kabelbaan
76
die Art
de soort
77
gleich
meteen
78
etwa
ongeveer
79
der Quadratkilometer
de vierkante kilometer
80
großartig
geweldig
81
die Welle
de golf
82
der Anzug
het pak
83
schade
jammer
84
geeignet
geschikt
85
dort drüben
daarginds
86
sich umschauen
rondkijken
87
gespannt sein auf
benieuwd zijn naar
88
der Umschlag
de envelop
89
entweder ... oder
of .... of
90
die Sehenswürdigkeit
de bezienswaardigheid
91
das Ziel
de bestemming
92
die Sendung
de uitzending
93
die Leidenschaft
de passie
94
anstrengend
vermoeiend
95
die Herausforderung
de uitdaging
96
während
terwijl
97
unbedingt
perse, in ieder geval
98
bequem
comfortabel
99
stolz sein auf
trots zijn op
100
nie
nooit
101
die Bezeichnung
de naam
102
mieten
huren
103
das Jahrhundert
de eeuw
104
das stimmt
dat klopt
105
schon
al
106
schließlich
tenslotte
107
sogar
zelfs
108
de film
der Film, die Filme
109
de ingang
der Eingang
110
de kookcursus
der Kochkurs, die Kochkurse
111
de optocht
der Umzug
112
het plan
der Plan, die Pläne
113
het pretpark
der Freizeitpark
114
de tip
der Tipp, die Tipps
115
de uitgang
der Ausgang
116
het uitstapje
der Ausflug
117
de wandeling
der Spaziergang
118
de wedstrijd
der Wettkampf
119
het entreekaartje
die Eintrittskarte, die Eintrittskarten
120
het evenement
die Veranstaltung
121
het feest
die Party, die Partys
122
de fietstocht
die Radtour
123
het idee
die Idee
124
de klimhal
die Kletterhalle
125
de bioscoop
das Kino
126
het concert
das Konzert
127
het festival
das Festival
128
de training
das Training, die Trainings
129
de voetbalwedstrijd
das Fußballspiel
130
het weekend
das Wochenende
131
het zomerkamp
das Sommercamp
132
zich aanmelden
sich anmelden
133
bestellen
bestellen
134
fotograferen
fotografieren
135
zich interesseren voor
sich interessieren für
136
klimmen
klettern
137
plaatsvinden
stattfinden, stattgefunden
138
reserveren, bespreken
reservieren
139
vieren
feiern
140
wandelen
wanders
141
winkelen
shoppen
142
zin hebben in
Lust haben auf
143
's avonds
am Abend / abends
144
's middags
am Nachmittag / nachmittags
145
's morgens
am Morgen / morgens
146
's nachts
in der Nacht / nachts
147
tussen de middag
am Mittag / mittags
148
al
schon
149
dan
dann
150
eigenlijk
eigentlich, überhaupt
151
helaas
leider
152
inspannend
anstrengend
153
met z'n vieren
zu viert
154
nogal, tamelijk
ziemlich
155
op 17 oktober
am 17. (siebzehnten) Oktober
156
de plaats
der Platz
157
het ticket
das Ticket, die Tickets
158
de vakantie
die Ferien
159
afspreken
sich treffen, getroffen
160
bezoeken
besuchen
161
leuk vinden, bevallen
gefallen, gefallen
162
leuk zijn
Spaß machen
163
naar het museum gaan
ins Museum gehen, gegangen
164
meestal
meistens
165
saai
langweilig
166
thuis
zu Hause
167
vaak
oft
168
vandaag
heute
169
eerste
erste
170
tweede
zweite
171
derde
dritte
172
vierde
vierte
173
vijfde
fünfte
174
zesde
sechste
175
zevende
siebte
176
achtste
achte
177
negende
neunte
178
tiende
zehnte
179
erzählen
vertellen
180
Weihnachten
Kerstmis
181
die Leidenschaft
de passie
182
traurig
verdrietig
183
im Freien
in de open lucht
184
die Leute
de mensen
185
vielleicht
misschien
186
empfehlen
aanbevelen
187
etwas gestalten
iets vorm geven, maken
188
unbedingt
per se, absoluut
189
sich austauschen
van gedachten wisselen
190
der Erfolg
het succes
191
die Unterstützung
de steun
192
die Erlaubnis
de toestemming
193
einladen
uitnodigen
194
die Stimmung
de sfeer
195
passieren
gebeuren
196
angesagt
trendy, 'in'
197
ebenfalls
ook
198
verbringen
doorbrengen
199
frech
brutaal
200
sogar
zelfs
201
sonst
anders
202
bestimmt
zeker
203
die Ausstellung
de tentoonstelling
204
die Hinsicht
het opzicht
205
sich lohnen
de moeite waard zijn
206
aufgrund
op grond van
207
die Lage
de ligging
208
kaum
nauwelijks
209
hervorbringen
scheppen, uitbrengen
210
am Anfang
in het begin
211
reichen
voldoende zijn