Engels Unit 2 Flashcards

1
Q

bereikbaar

A

achievable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aspect, deel

A

aspect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bereid zijn om

A

be willing to (to)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

opstellen

A

draft (to)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bewerken

A

edit (to)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

garanderen

A

ensure (to)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hier: meedoen, indienen

A

enter (to)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

er op ingaan

A

enter into (to)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

fout, vergissing

A

error

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

fictie, een verzonnen verhaal

A

fiction

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het redden

A

get by (to)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

van tevoren

A

in advance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zonder uitzondering

A

invariably

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

onderzoeken

A

investigate (to)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

noteren

A

note down (to)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

roman

A

novel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

roman schrijver

A

novelist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

bepaald

A

particular

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

structuur van een verhaal

A

plot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

publiceren, uitgeven

A

publish (to)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

kwaliteit

A

quality

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

kwantiteit, hoeveelheid

A

quantity

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

plaats en tijd waarin een verhaal zich afspeelt

A

setting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

structureren

A

structure (to)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
doel
target
26
jaloezieën
blinds
27
druk, gewaagd
bold
28
omvangrijk
bulky
29
onhanig
clumsy
30
gordijnen
curtains
31
gooien
fling (to) - flung - flung
32
installeren, ophangen
install (to)
33
gemeen
mean
34
netjes
neat
35
bezittingen
possessions
36
praktisch
practical
37
protesteren
protest (to)
38
reflecteren, terugkaatsen
reflect (to)
39
tapijt, karpet
rug
40
gevoel
sense
41
hier: variant, tint
shade
42
broers en zussen
sibling
43
ruim
spacious
44
stallen, opbergen
store (to)
45
neiging
tendency
46
transformeren
transform (to)
47
niet netjes, rommelig
untidy
48
omhoog
upwards
49
armband
bracelet
50
hoes
cover
51
creëren, scheppen
create (to)
52
diepte
depth
53
bestemd zijn voor
destined for (to be)
54
vermomming
disguise
55
iemand iets bij brengen
educate (to - someone)
56
met alle plezier
gladly
57
nuttig
helpful
58
hopeloos
hopeless
59
beeldend, als een beeld
iconic
60
afbeelding
image
61
inventief, vindingrijk
inventive
62
landschap
landscape
63
de laatste tijd
lately
64
ouderwets, achtergehaald
out-dated
65
persoonlijk
personally
66
fotosessie
shoot
67
verzachten
soften (to)
68
bron
source
69
opvallen
stand out (to) - stood - stood
70
onderwerp
subject
71
techniek
technique
72
tenzij
unless
73
alternatief
alternative
74
angstig
anxious
75
architectuur
architecture
76
onscherp
blurred
77
vast en zeker zullen
bound to be
78
hier: scherpte
definition
79
overschrijden
exceed (to)
80
opvallend, verbluffend
eye-catching
81
eigenschap
feature
82
verantwoordelijk voor
in charge of
83
erbij inbegrepen zijn
include (to)
84
uitspreken
pronounce (to)
85
loslaten
release (to)
86
vervangen
replace (to)
87
lijken op
resemble (to)
88
sensationeel
sensational
89
scherp
sharp
90
zeer opvallend
striking
91
gebouw, structuur
structure
92
er naartoe
towards
93
immens
vast
94
aanpakken, behandelen
adress (to)
95
beïvloeden
affect (to)
96
waarderen
appreciate (to)
97
echt verklaren
authenticate (to)
98
omstreden
controversial
99
tevoorschijn komen
emerge (to)
100
gelijkstellen
equate (to)
101
onthouden, bedenken
keep something in mind (to)
102
stelen
nick (to)
103
opvallend
notable
104
vervolging
prosecution
105
onthullen
reveal (to)
106
handtekening
signature
107
opleuken, mooier maken
spice up (to)
108
sjabloon
stencil
109
graffiti handtekening
tagging
110
verwachting
anticipation
111
angst
anxiety
112
bank
bench
113
verveling
boredom
114
buigen
bow (to)
115
vertrouwen
confidence
116
overdenken, beschouwen
contemplate (to)
117
tegenstelling, contrast
contrast
118
afwijzend
dismissive
119
angst
fear
120
ziektekiem, bacterie
germ
121
mengsel
mixture
122
irritant
obnoxious
123
apart, raar
odd
124
onbeleefd
rude
125
nauw, krap
tight
126
Zou iemand me misschien kunnen helpen?
I’m wondering if anyone can help me?
127
Ik denk dat ik je probleem kan oplossen.
I think I can help you out here…
128
Kan iemand me helpen met dat probleem?
Is anyone able to help with that problem?
129
Dit zou de oplossing kunnen zijn …
This could be the answer…
130
Ik heb echt advies nodig over hoe te …
I could really do with some advice on how to…
131
Ik zou je aanraden om na te denken over …
I’d advise you to think about…
132
Je zou ook kunnen …
It might also be an idea to ...
133
Wat voor … denk je dat ik moet kiezen?
What sort of … do you think I should go for?
134
Je bent beter af zonder …
You’d be better off without …
135
Begin met planken ophangen op de muur achter je bed.
Start by installing shelves on the wall behind your bed.
136
Als je dat gedaan hebt, zet alles wat je hebt op de planken.
Once you’ve done that, get all your possessions onto the shelves.
137
Eerst moet je controleren of …
First, you’ll need to check that…
138
Ik zoek de ….
I need to find the ...
139
Mijn broers en zussen hebben de neiging een beetje onsympathiek te zijn.
My siblings have a tendency to be a bit unsympathetic.
140
Het is een heel lichte kamer met veel zonlicht.
It’s a very bright room with lots of natural light.
141
Het zou er een beetje uitzien als …
It would look a bit like…
142
Taylor is niet echt heel netjes.
Taylor is not really a neat sort of person .
143
Hoeveel moeten we er gebruiken?
How many should we use?
144
Hoe lang is je praatje?
How long is your talk?
145
Het duurt ongeveer negen minuten.
It lasts about nine minutes.
146
Is dat inclusief tijd voor mensen om vragen te stellen?
Does that include time for people to ask questions?
147
Ik heb je advies nodig over het presenteren van ...
I need your advice on presenting..
148
Wat voor achtergrond moet ik kiezen?
What sort of background should I go for?
149
In dat geval zou je misschien moeten …
In that case, maybe you ought to..
150
Denk je dat we meer tijd moeten nemen?
Do you think I ought to allow more time?
151
Het werkt misschien het best met een zwarte achtergrond.
It might work best if the background is black
152
Dat vind ik een goed idee!
I like that idea!
153
Is er een manier om het scherper te maken?
Could you find a way to make it sharper?
154
Ik snap wat je bedoelt, maar ...
I know what you mean, but..
155
Hoe doe je dat?
How do you do that?
156
Zoek het koordje links van de jaloezie.
Find the cord to the left of the blind.
157
Trek het zachtjes naar beneden.
Pull it down gently.
158
Zorg dat je het koordje naar je toe trekt.
Make sure you are pulling the cord towards you.
159
Ik zou zonder twijfel zeggen dat …
Without doubt, I’d say….
160
Ik denk dat we … nodig hebben.
I think we need..
161
Volgens mij lijkt het meer op een …
To my mind, that looks more like a..
162
Als je het mij vraagt …
If you ask me..
163