Engels voc Unit 5 Flashcards
(55 cards)
1
Q
geweldpleging
A
assault
2
Q
chantage
A
blackmail
3
Q
omkoperij
A
bribery
4
Q
inbraak
A
burglary
5
Q
kindermishandeling
A
child abuse
6
Q
fraude, bedrog
A
fraud
7
Q
moord
A
murder
8
Q
zakkenrollen
A
pickpocketing
9
Q
diefstal
A
theft
10
Q
- beschuldigen
- een beschuldiging
A
- to accuse
- an accusation
11
Q
- arresteren
- een arrestatie
A
- to arrest
- an arrest
12
Q
vatten, vangen
A
to capture
13
Q
- aanklagen
- een aanklacht
A
- to charge
- a charge
14
Q
- samenwerken
- een samenwerking
A
- to collaborate
- a collaboration
15
Q
- wedijveren (competitie voeren)
- een wedstrijd
A
- to compete
- a competition
16
Q
- schatten
- een schatting
A
- to estimate
- an estimate
17
Q
- onderzoeken, bestuderen
- een onderzoek
A
- to examine
- an examination
18
Q
- identificeren
- identificatie
A
- to identify
- the identification
19
Q
- onderzoeken
- een onderzoek
A
- to investigate
- an investigation
20
Q
- fotograferen
- een fotograaf
- fotografie
A
- to photograph
- a photograph
- photography
21
Q
- publiceren
- een publicatie
A
- to publish
- a plublication
22
Q
- ondervragen
- een vraag
A
- to question
- a question
23
Q
- verdenken
- een verdachte
A
- to suspect
- a suspect
24
Q
- getuigen
- een getuige
A
- to witness
- a witness
25
een vingerafdruk
a fingerprint
26
wetenschappelijk bewijsmateriaal
forensic evidence
27
een motief
a motive
28
de misdaads plaats
the scene of the crime (the crime scene)
29
een slachtoffer
a victim
30
- sterven
- de dood
- dood
- to die
- the death
- dead
31
- ontwikkelen
- ontwikkeling
- to develop
- the development
32
- uitbreiden
- een uitbreiding
- to expand
- an expansion
33
- voorkomen, gebeuren
- een gebeurtenis
- to occur
- an occurrence
34
- armoede
- arm
- poverty
- poor
35
- overleven
- het overleven
- to survive
- survival
36
- werkloos zijn
- werkloosheid
- to be unemployed
- unemployment
37
luchtpijp
windpipe
38
hart
heart
39
slagader
artery
40
long
lung
41
ader
vein
42
keel
throat
43
slokdarm
oesophagus
44
maag
stomach
45
lever
liver
46
alvleesklier
pancreas
47
darm
bowel/ intestine
48
hersenen
brain
49
ruggengraat
spine
50
zenuw
nerve
51
baarmoeder
uterus/ womb
52
eierstok
ovary
53
teelbal
testicle
54
nier
kidney
55
blaas
bladder