Engels voc Unit 6 Flashcards
(69 cards)
1
Q
een uitwisseling
A
an exchange
2
Q
integratie
A
integration
3
Q
onderdompelen
A
to immerse
4
Q
slagen
A
to succeed
5
Q
heimwee
A
homesickness
6
Q
aan kwestie/ probleem
A
an issue
7
Q
je talen kennis verbeteren
A
to improve your language skills
8
Q
de kans grijpen
A
to seize the opportunity
9
Q
een gast gezin
A
a host family
10
Q
een voordeel
A
a perk
11
Q
zich veroorloven/ kunnen betalen
A
to afford
12
Q
financiering
A
funding
13
Q
toegelaten worden
A
to get admitted
14
Q
fantastisch
A
amazing
15
Q
onderhoudend
A
entertaining
16
Q
onwerkelijk
A
surreal
17
Q
uitdagend
A
challenging
18
Q
ontmoedigend
A
daunting
19
Q
verontrustend
A
unsetteling
20
Q
ontnuchterend/ oog openend
A
eye-opening
21
Q
dankbaar
A
appreciative
22
Q
toegewijd
A
dedicated
23
Q
eerlijk
A
honest
24
Q
goede organisatie skills hebben
A
to have good organisational skills
25
flexibel
flexible
26
stipt
punctual
27
respectvol
respectful
28
verantwoordelijk
responisble
29
verantwoordelijkheid nemen
to take responsibility
30
onafhankelijk
independent
31
gedreven
passionate
32
creatief
creative
33
problemen kunnen oplossen
to be a problem solver
34
een leider zijn
to be a team leader
35
een gevoel voor humor hebben
to have a sense of humour
36
(on)geduldig
(im)patient
37
goed in groep kunnen werken
to be a team player
38
snel bijleren
a quick learner
39
een seizoenswerker
a seasonal worker
40
een festivalmedewerker
a festival worker
41
een zomerkampbegeleider
a summer camp counsellor
42
een garderobe medewerker
a wardrobe clerk
43
een shop assistent
a shop assistant
44
een redder
a lifeguard
45
een straat artiest (3)
a busker/ performer/ street artiste
46
een uitsmijter
a bouncer/ security guard/officer
47
een garçon
a waiter/waitress
48
een barman
a bartender
49
een voedselkraam assistent
a food stall assistant
50
een snackbar hulp
a snack bar assistante
51
een plongeur
a dishwasher
52
een tuinman
a landscaper
53
een IT'er
an IT technician
54
een toelatingsassistent
an admissions assistant
55
een zoekertje
an ad(vert)(isment)
56
soliciteren voor een job
to apply for a job
57
het zoeken naar een job
job hunting
58
een sollicitatie
an application
59
een sollicitant
an applicant
60
afwijzing
a rejection
61
omgaan met
to deal with /handle
62
er weer bovenop komen
to bounce back
63
plicht
duty
64
in dienst nemen / aannemen
to hire
65
in shifts werken
to do shifts
66
de job krijgen
to land a job
67
vrijwilliger zijn
to be a volunteer
68
voordelen
benefits
69
ervaring
experience