fr t1vb Flashcards
(66 cards)
1
Q
waarderen
A
apprécier
2
Q
vertrouwen
A
confier
3
Q
roepen
A
crier
4
Q
publiceren
A
publier
5
Q
bedanken
A
remercier
6
Q
opkijken
A
vérifier
7
Q
eten
A
manger
8
Q
veranderen
A
changer
9
Q
zich omkleden
A
se changer
10
Q
verbeteren
A
corriger
11
Q
verhuizen
A
déménager
12
Q
aanmoedigen
A
encourager
13
Q
vragen
A
exiger
14
Q
mixen
A
mélanger
15
Q
zwemmen
A
nager
16
Q
sneeuwen
A
neiger
17
Q
delen
A
partager
18
Q
beschermen
A
protéger
19
Q
opruimen
A
ranger
20
Q
lenen
A
avancer
21
Q
aankondigen
A
annoncer
22
Q
beginnen
A
commencer
23
Q
verplaatsen
A
se déplacer
24
Q
verwijderen
A
effacer
25
zich oefenen
s'exercer
26
werpen
lancer
27
dreigen
menacer
28
plaatsen
placer
29
uitspreken
prononcer
30
kopen
acheter
31
beëindigen
achever
32
meebrengen
amener
33
meenemen
emmener
34
opheffen
lever
35
opstaan
se lever
36
leiden
mener
37
vriezen
geler
38
schillen
peler
39
wegen
peser
40
wandelen
se promener
41
zaaien
semer
42
roepen
appeler
43
heten
s'appeler
44
zich herinneren
se rappeler
45
vernieuwen
renouveler
46
gooien
jeter
47
projecteren
projeter
48
verwerpen
rejeter
49
persen
appuyer
50
blaffen
aboyer
51
doen schrikken
effrayer
52
gebruiken
employer
53
zich vervelen
s'ennuyer
54
proberen/passen
essayer
55
zich afdrogen
s'essuyer
56
schoonmaken
nettoyer
57
betalen
payer
58
hopen
espérer
59
vervolledigen
compléter
60
overdrijven
exagérer
61
zich zorgen maken
s'inquiéter
62
voorafgaan
précéder
63
verkiezen
préférer
64
beschermen
protéger
65
herhalen
répéter
66
denken
penser