Frans toets lj1 p5 Flashcards
(66 cards)
1
Q
de broer
A
le frère
2
Q
de ouders
A
les parents m mv
3
Q
de zus
A
la sœur
4
Q
de neef
A
le cousin
5
Q
de nicht
A
la cousine
6
Q
de mobiele telefoon
A
le portable
7
Q
dan
A
alors
8
Q
natuurlijk
A
bien sûr
9
Q
niet leuk
A
nul
10
Q
te gek
A
trop bien
11
Q
wat
A
quoi
12
Q
waarom
A
pourquoi
13
Q
waar
A
où
14
Q
wie
A
qui
15
Q
geven
A
donner
16
Q
dansen
A
danser
17
Q
zingenn
A
chanter
18
Q
praten
A
parler
19
Q
vragen
A
demander
20
Q
kijken
A
regarder
21
Q
januari
A
janvier
22
Q
februari
A
février
23
Q
maart
A
mars
24
Q
april
A
avril
25
mei
mai
26
juni
juin
27
juli
juillet
28
augustus
aout
29
september
septembre
30
oktober
octobre
31
november
novembre
32
december
décembre
33
het zwembad
la piscine
34
de ochtend
le matin
35
de middag
l'après-midi m
36
de avond
le soir
37
vorig jaar
l'année dernière v
38
nodig hebben`
avoir besoin de
39
kletsen
bavarder
40
uitnodigen
inviter
41
snel
vite
42
mogelijk
possible
43
zonder
sans
44
iets
quelque chose
45
ik heb gekeken
j'ai regardé
46
jij hebt gekeken
tu as regardé
47
hij/zij/wij hebben gekeken
il/elle/on a regardé
48
wij hebben gekeken
nous avons regardé
49
u heeft gekeken/jullie hebben gekeken
vous avez regardé
50
zij hebben gekeken (mv)
ils/elles ont regardé
51
Bv
mannelijk enkelvoud
mooi
beau
52
bv
vrouwelijk enkelvoud
mooi
belle
53
bv
mannelijk meervoud
mooi
beaux
54
bv vrouwelijk meervoud
mooi
belles
55
bv
mannelijk enkelvoud
nieuw
nouveau
56
bv
mannelijk enkelvoud
oud
vieux
57
bv
vrouwelijk enkelvoud
nieuw
nouvelle
58
bv
vrouwelijk enkelvoud
oud
vieille
59
bv
mannelijk meervoud
nieuw
nouveaux
60
bv
mannelijk meervoud
oud
vieux
61
bv
vrouwelijke meervoud
nieuwe
nouvelles
62
bv
vrouwelijk meervoud
oud
vieilles
63
Bv
mannelijk enkelvoud
Arthur is klein
-
(blijft hetzelfde)
Arthur est petit
64
Bv
mannelijk meervoud
+s
Arthur et Martin sont petits
65
Bv
Vrouwelijk enkelvoud
+e
Sophie est petite
66
Bv
Vrouwelijk meervoud
+es
Sophie et Emma sont petites
