lj2 H3 ABCD Flashcards
(53 cards)
1
Q
de broek
A
le pantalon
2
Q
de rok
A
la jupe
3
Q
de jurk
A
la robe
4
Q
de trui
A
le pull
5
Q
de schoenen
A
les chaussures
6
Q
de kledingmaat
A
la taillle
7
Q
passen, proberen
A
essayer
8
Q
de markt
A
le marché
9
Q
het kledingstuk
A
le vêtement
10
Q
twijfelen
A
hésiter
11
Q
een beetje
A
un peu
12
Q
echt, werkelijk
A
vraiment
13
Q
lelijk
A
moche
14
Q
hip, in de mode
A
branché
15
Q
sportief
A
sportif
16
Q
de verjaardag
A
l’anniversaire
17
Q
d’abord
A
eerst
18
Q
daarna
A
ensuite
19
Q
afspreken
A
prendre rendez-vous
20
Q
kom!
A
viens
21
Q
de tas
A
le sac
22
Q
het t shirt
A
le t shirt
23
Q
de zonnebril
A
les lunettes de soleil
24
Q
de sportschoenen
A
les baskets
25
de laarzen
les bottes
26
shoppen, winkelen
faire du shopping
27
nodig hebben
avoir besoin de
28
het (zak) geld
l'argent (de poche)
29
uitgeven
dépenser
30
de winkel
le magasin
31
het ding
la chose
32
nuttig
utile
33
lollig
rigolo, rigolette
34
grappig
drôle
35
noodzakelijk
nécessaire
36
vaak
souvent
37
nogal, genoeg
assez
38
direct, meteen
tout de suite
39
de week
la semaine
40
aantrekken, aandoen
mettre
41
hoe vind je deze blauwe spijkerbroek
comment tu trouves ce jean bleu
42
hij is niet slecht. wat kost hij
il est pas mal. il coute combien
43
hij kost maar dertig euro
il coute trente euros
44
dat is niet duur
ce n'est pas cher
45
welke maat heb je
tu fais quelle taille
46
ik heb s of m
je fais du S ou du M
47
gaan we deze winkel in?
on va dans ce magasin
48
goed idee wil je iets kopen
bonne ideé tu veux acheter quelque chose
49
ja ik wil graag een nieuwe spijkerbroek kopen
oui, je voudrais acheter un nouveau jean
50
ik wil hem passen
je vais l'essayer
51
hier is een M
voila un M
52
jammer, hij is te groot
dommage, il est trop grande
53
