lj2 SO ABCD chaptire 2 Flashcards
(52 cards)
1
Q
het huwelijk
A
le mariage
2
Q
het feest
A
la fête
3
Q
de neef, de nicht
A
le cousin, la cousine
4
Q
iedereen
A
tout le monde
5
Q
ik wacht (op)
A
j’attends
6
Q
een ander(e)
A
un/une autre
7
Q
daar(ginds)
A
là-bas
8
Q
naast
A
à coté de
9
Q
vaak
A
souvent
10
Q
soms
A
parfois
11
Q
schattig
A
mignon(ne)
12
Q
lastig
A
pénible
13
Q
aardig, leuk
A
sympa
14
Q
de arme ziel
A
le/la pauvre
15
Q
bezig met
A
en train de
16
Q
we komen
A
on vient
17
Q
ik heb geen honger
A
je n’ai pas faim
18
Q
kijken (naar)
A
regarder
19
Q
delen
A
partager
20
Q
veranderen
A
changer
21
Q
heb je broers en zussen?
A
Tu as des frères et sœurs?
22
Q
Ja, ik heb een zusje van tien
A
Oui, j’ai une petite sœur de dix ans
23
Q
hoe is zij?
A
elle est comment?
24
Q
ze is schattig. Maar soms is ze lastig
A
elle est adorable. Mais, parfois elle est pénible
25
wat doen jullie graag samen?
Qu'est- ce que vous aimez faire ensemble
26
we kijken graag tv
on aime regarder la télé
27
het konijn
le lapin
28
de schildpad
la tortue
29
de hamster
le hamster
30
de vogel
l'oiseau
31
de vis
le poisson
32
de cavia
le cochon d'linde
33
ik zorg voor
je m'occupe de
34
het voedsel, de eten
la nourriture
35
ziek
malade
36
gelukkig
heureux, heureuse
37
oud
vieux, vieille
38
actief
actif, active
39
aardig, lief
gentil(le)
40
aanhalig
câlin(e)
41
slim
intelligent(e)
42
kopen
acheter
43
geven
donner
44
bestaan
exister
45
helpen
aider
46
we kunnen
on peut
47
hoe heet zij?
comment elle s'appelle?
48
zij heet samira
elle s'appelle samira.
49
heb jij een huisdier
tu as un animal domestique
50
ja ik heb een hond en twee katten
oui, j'ai un chien et deux chats
51
mijn hond heet brownie en hij is erg oud
mon chien s'appelle Brownie et il est très vieux
52
