h10 FA-NL Flashcards
(40 cards)
1
Q
déterminé
A
vastberaden
2
Q
bavard
A
praatziek
3
Q
adroit
A
handig
4
Q
agaçant
A
hinderlijk, irritant
5
Q
la cruauté
A
de wreedheid
6
Q
le prochain
A
de naaste
7
Q
le désintéressement
A
de onbaatzuchtigheid
8
Q
le dédain
A
de minachting, de geringschatting
9
Q
l’affection
A
(v) de genegenheid
10
Q
la bonté
A
de goedheid
11
Q
la persévérance
A
het doorzettingsvermogen
12
Q
la confusion
A
de verwarring
13
Q
avare
A
gierig
14
Q
au détriment
A
ten koste van
15
Q
consulter
A
raadplegen
16
Q
capricieux, capricieuse
A
grilllig, wispelturig
17
Q
le défaut
A
het gebrek, het tekort
18
Q
le sang-froid
A
de koelbloedigheid
19
Q
rassurer
A
geruststellen
20
Q
soutenir
A
steunen, ondersteunen
21
Q
scrupuleux, scrupuleuse
A
nauwgezet, gewetensvol
22
Q
rendre compte de
A
verslag uitbrengen
23
Q
la paresse
A
de luiheid
24
Q
coléreux, coléreuse
A
driftig
25
la sagesse
de wijsheid
26
insolent
brutaal, onbescheiden
27
poliment
beleefd
28
justifier
rechtvaardigen
29
éprouver
voelen
30
avec bienveillance
welwillend
31
hostile (à)
onwelwillend (tegenover), vijandig
32
contester
betwisten
33
nier
ontkennen
34
digne
waarde
35
la favaur
de gunst
36
distrait
verstrooid
37
muet
stom
38
paresseux/paresseuse
lui
39
rusé
slim, listig
40
maladroit
onhandig
