Meest voorkomende signaalwoorden Flashcards
(38 cards)
1
Q
d’abord
A
eerst
Opsomming / uitbreiding
2
Q
ainsi que
A
net als
Uitbreiding / opsomming
3
Q
alors
A
dus
Conclusie
4
Q
aujourd’hui
A
Vandaag de dag
Verandering in tijd
5
Q
aussi
A
ook
Uitbreiding / opsomming
6
Q
autrefois
A
vroeger
Verandering in tijd
7
Q
à l’avenir
A
in de toekomst
Verandering in tijd
8
Q
bref
A
kortom
Conclusie
9
Q
le but
A
het doel
Doel
10
Q
car
A
want
Reden
11
Q
c’est pourquoi
A
het is daarom …
Reden
12
Q
c’est que
A
dat is omdat …
Reden
13
Q
en clair
A
kortom
Conclusie
14
Q
comme
A
zoals
Reden / voorbeeld
15
Q
désormais
A
voortaan
Verandering in tijd
16
Q
donc
A
dus
Conclusie
17
Q
enfin
A
ten slotte
Uitbreiding / opsomming
18
Q
à l’époque
A
destijds
Verandering in tijd
19
Q
finalement
A
tenslotte
Conclusie
20
Q
grace à
A
dankzij
Voorwaarde
21
Q
hier
A
gisteren
Verandering in tijd
22
Q
il y a + tijdsaanduiding
A
… geleden
Verandering in tijd
23
Q
jusqu’à
A
totdat
Verandering in tijd
24
Q
maintenant
A
nu
Verandering in tijd
25
malgré
ondanks
## Footnote
Tegenstelling
26
même
zelfs
## Footnote
Uitbreiding / opsomming
27
de nos jours
tegenwoordig
## Footnote
Verandering in tijd
28
l'objectif
het doel
## Footnote
Doel
29
en outre
bovendien
## Footnote
Uitbreiding / opsomming
30
par conséquent
als gevolg
## Footnote
Gevolg
31
parce que
omdat
## Footnote
Reden
32
de plus, en plus
bovendien
## Footnote
Uitbreiding / opsomming
33
pour + hele werkwoord
om te
## Footnote
Doel
34
et puis
en toen
## Footnote
Uitbreiding / opsomming of Verandering in tijd
35
quand
wanneer
## Footnote
Voorwaarde
36
le résultat
het resultaat
## Footnote
Gevolg
37
en somme
kortom, samengevat
## Footnote
Conclusie
38
toujours
altijd, nog steeds
## Footnote
Verandering in tijd
