h9 FA-NL Flashcards
(40 cards)
1
Q
un fichier informatique
A
een (computer) bestand
2
Q
le logiciel
A
de software
3
Q
naviguer
A
surfen
4
Q
le messagerie vocale
A
de voicemail
5
Q
un écran
A
een (beeld)scherm
6
Q
la souris
A
de muis
7
Q
un internaute
A
een internetgebruiker
8
Q
une adresse électronique
A
een e-mailadres
9
Q
le courriel
A
de e-mail
10
Q
télécharger
A
downloaden
11
Q
la télécommande
A
de afstandbediening
12
Q
un animateur
A
een presentator
13
Q
une chaîne
A
tv-zender, tv-kanaal
14
Q
un sondage
A
een opiniepeiling
15
Q
enregistrer
A
opnemen
16
Q
intégral
A
volledig, integraal
17
Q
le mensonge
A
de leugen
18
Q
diffuser
A
uitzenden
19
Q
une émission
A
een uitzending
20
Q
transmettre
A
uitzenden, overbrengen
21
Q
nécessaire
A
nodig, noodzakelijk
22
Q
un hebdomadaire
A
een weekblad
23
Q
un auditeur
A
een luisteraar
24
Q
à l’avenir
A
in de toekomst
25
le taux d'écoute
de kijkdichtheid, de luisterdichtheid
26
le lancement
de lancering, het op de markt brengen
27
un ingénieur du son
een geluidstechniek
28
numérique
digitaal
29
une convention
een overeenkomst, een contract
30
autoriser à
machtigen
31
adapter
aanpassen
32
envisager
overwegen, van plan zijn
33
parier
wedden
34
modifier
wijzigen
35
susciter
veroorzaken, reacties teweegbrengen
36
l'usage
(m) het gebruik
37
un interlocuteur
een gesprekspartner
38
dépendre de
afhangen van
39
aux dépens de
ten koste van
40
une image
een beeld