HC 11 Epilepsie (RUTH) Flashcards

(32 cards)

1
Q

wat is epilepsie

A

Epilepsie is een groep (parapluterm) van lange-termijn neurologische stoornissen die gekarakteriseerd worden door epileptische aanvallen of excessieve en abnormale corticale zenuwcelactiviteit in de hersenen (het moet echt in de hersenen zijn anders is het geen epilepsie). Heeft complexe terminologie

classificatie veranderd om de zoveel jaren; veel onduidelijkheid over epilepsie en oorzaak ervan.

Aanvallen komen terug; om diagnose van epilepsie te krijgen moet men meerdere keren een aanval hebben gekregen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de oorzaken van epilepsie

A

In de meeste gevallen is de oorzaak onbekend, maar sommige mensen ontwikkelen epilepsie als resultaat van hersenschade, beroerte/ stroke, hersentumoren, en drugs en alcohol misbruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Door welke clusters aan kenmerken/ symptomen worden epilepsiesyndromen gedefinieerd?

A
  • Type aanvallen –> waar komt het vandaan. Wat voor soort aanvallen/hoe erg/hoe lang?
  • Leeftijd waarop de aanvallen beginnen
  • Oorzaak van de aanval(len) –> heel vaak niet duidelijk
  • Locatie/bron in de hersenen
  • Ernst en frequentie van aanvallen
  • Tijdstip van de dag en patroon van aanvallen
  • Bepaalde patronen op het EEG (elektro-encefalogram), tijdens en tussen aanvallen –> belangrijkste voor diagnose!
  • De vooruitzichten op herstel of verslechtering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

!!Tentamen vraag: what is the difference between symptoms en features?

A

Symptomen zijn subjectief, worden door de patiënt ervaren.
Features zijn objectief, door een arts gemeten of vastgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen syndromen en seizures?

A
  • Seizures (epileptische aanvallen) zijn tijdelijke periodes van abnormale elektrische activiteit in de hersenen. Een aanval kan eenmalig optreden, bijvoorbeeld door koorts of slaaptekort.
  • Epilepsy syndrome (epilepsiesyndroom) is een diagnose waarbij iemand herhaaldelijk aanvallen heeft én er een herkenbaar patroon is (bijvoorbeeld een bepaalde leeftijd van ontstaan, specifieke soorten aanvallen, en soms afwijkingen op een EEG of MRI). Het is dus een bredere aandoening waar aanvallen een onderdeel van zijn.

Kortom: een seizure is één aanval, een epilepsiesyndroom is een ziektebeeld waarbij aanvallen steeds terugkomen volgens een bepaald patroon.

Epilepsy syndrome = een diagnose
Seizures = een symptoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe kan je epilepsie onderverdelen

A

Soorten epilepsie:

  • Idiopathisch (primair): geen oorzaak bekend. Meestal genetisch of erfelijk. Start vaak in kindertijd, maar niet altijd al gediagnosticeerd. Geen abnormaliteiten.
  • Symptomatisch (secundair): wel oorzaak bekend. Vaak veroorzaakt tijdens geboorte of door beroerte/ stroke, kanker, etc.

Soorten aanvallen:

  • Partieel/ focal: gelokaliseerd in bepaald deel van de hersenen, bepaalde hemisfeer. (Simple partial, (je kunt een bron aanwijzen) of Complex partial.)
  • Generaliseerd: over het gehele brein, twee hemisferen. (absent, tonic-clonic of myoclonic)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is ‘idiopathic (primary) epilepsy’?

A

Idiopathische (primaire) epilepsie betekent dat de epilepsie meestal genetisch of erfelijk is. Het begint meestal in de kindertijd, maar wordt dan niet altijd gediagnosticeerd. Er zijn geen structurele afwijkingen aan de hersenen of het ruggenmerg.

  • Niet duidelijk wat de oorzaak is!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is ‘symptomatic (secondary) epilepsy’?

A

Symptomatische (secundaire) epilepsie betekent dat er een bekende oorzaak is (zoals een hersenbeschadiging), vaak veroorzaakt tijdens de geboorte, maar kan ook het gevolg zijn van een beroerte, hersentumor, etc. Deze kunnen generalized maar ook focal zijn.

  • Oorzaak wel duidelijk!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat kunnen triggers zijn voor een epileptische aanval?

A

Tekort aan slaap, stress, alcohol, knipperende lichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom zie je noise van een EEG altijd op de achterkant van het brein?

A

Spanning in de nek/achterkant van het hoofd. Dit zit dicht bij de elektrodes aan de achterkant van het hoofd. Knipperen kan je bijvoorbeeld zien bij de elektrodes aan de voorkant van het hoofd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke informatie over een aanval is het belangrijkste voor de diagnose?

A

Bepaalde patronen op het EEG (elektro-encefalogram), tijdens en tussen aanvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kun je verschillende soorten epilepsie zien op een EEG

A
  • Tonic-clonic seizure: verschillende fases van activiteit.
  • Absence seizure: constante spikes en waves tijdens de aanval.
  • Partial seizure: kleine, korte spikes tijdens EEG.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de vier fases van een epileptische aanval?

A
  • Pre-ictal: fase net voor de aanval.
  • Ictus: de aanval zelf.
  • Post-ictal: na de aanval.
  • Inter-ictal: tussen aanvallen door.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke symptomen horen bij pre-ictal, ictus, post- ictal en inter-ictal

A

pre-ictal

  • Prikkelbaarheid
  • Agressie
  • Depressie
  • Dysforie (onverklaarbaar onaangenaam gevoel)
  • Emotionele labiliteit (snel wisselende stemmingen)

Ictus

  • Intense angst
  • Déjà vu
  • Ictale spraak (spreken tijdens de aanval)
  • Onaangepast of ongepast lachen
  • Angst
  • Verwarring
  • Dysforie
  • Paranoia
  • Hallucinaties
  • Waanideeën (delusies)
  • Grootheidswanen (grandiose ideation)

Post- ictal

  • Slaperigheid
  • Lusteloosheid
  • Verwarring
  • Agitatie (onrust of gejaagdheid)
  • Agressie
  • Angst
  • Depressie
  • Manie
  • Hypomanie
  • Psychose
  • Todds paralysis

inter-ictal

  • major depressie
  • Dysthyme stoornis (milde, chronische depressieve stemming)
  • Manie
  • Paniekstoornis
  • Angststoornis
  • Psychose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is Todd’s paralysis?

A

Gelokaliseerde slapheid (van spieren) na een aanval. Dit kan bij generalized en focal seizures voorkomen.

Denk aan bijvoorbeeld één arm niet meer kunnen bewegen na een aanval. Dit duurt meestal maar kort.

Post-ictal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn ‘focal (partial) seizures’?

A

De aanval start in en affecteert één deel van de hersenen. Kan een groot deel van een hemisfeer affecteren, of juist een klein gebied in een van de kleine lobjes.

Temporale lob:
- ‘opstijgend’ gevoel van de buik.
- Deja vu of jamais vu.
- Ongewone reuk of smaak.
- Gevoel van intense angst of blijdschap.

Frontale lob:

  • Vreemd gevoel van een ‘wave’ die door het hoofd gaat.
  • Stijfheid of twitching in een deel van het lichaam.

Parietale lob:

  • Gevoel van gevoelsloosheid of prikkeling.
  • Brandend gevoel of gevoel van warmte.
  • Sensatie die de arm of been groter of kleiner laat voelen dan dat deze is.

Occipitale lob:

  • Visuele verstoringen, zoals kleur of licht.
  • Hallucinaties.
17
Q

Wat zijn ‘complex focal (partial) seizures’?

A

Wanneer een groter gedeelte van het brein aangetast wordt. Dus groter dan een ‘focal (partial) seizure.

MAAR geen generalized seizure, omdat wel maar één kant van het brein aangetast wordt.

Temporal lobe complex focal seizures kunnen het volgende omvatten:

  • Voorwerpen oppakken zonder reden of friemelen aan kleding
  • Kauw- of smakkende bewegingen met de lippen
  • Mompelen of herhalen van worden die geen betekenis hebben
  • Verwart rondlopen

Frontale lobe complex focal seizures kunnen het volgende omvatten
- Loud cry of schreeuw
- Rare houding aannemen of rare bewegingen zoals fietsen of schoppen

18
Q

Wat zijn generalized seizures?

A

Aanval betreft beide hemisferen van de hersenen. Soms spreiden focale aanvallen van de ene kant naar de andere kant van de hersenen. Dit wordt secundaire generaliseerde aanval genoemd, omdat het is gestart als een focale aanval en later een generaliseerde aanval is geworden.

19
Q

Wat zijn absence seizures

A

Worden ook wel ‘petit mal’ genoemd

  • komt vaker voor in kinderen dan volwassenen; kan veel voorkomen
  • Tijdens een absence seizure kan iemand voor een korte tijd onbewust worden. Kunnen gaan staren of oogleden kunnen flutteren. Zullen niet reageren op wat er om hun heen gebeurt. Tijdens lopen kunnen ze wel doorlopen maar niet bewust zijn van wat ze aan het doen zijn.
  • Absence seizure kan worden verward met dagdromen. –> verschil met absence en dagdromen: bij absence reageren ze niet.
  • Omdat aanvallen zo kort zijn, worden ze vaak niet herkend.
  • Atypische absence duurt vaak wat langer dan typische absence. Atypische absences hebben vaak een fysieke beweging zoals een knikje met het hoofd.
20
Q

Wat is het verschil tussen atypical absences en typical absences?

A

Bij atypical duurt de absence meestal wat langer en komt er ook wat fysieke beweging bij kijken zoals een korte knik met het hoofd.

21
Q

Wat zijn ‘tonic clonic (convulsive) seizures?

A
  • Tonic = spieren verstijven
  • Clonic = ritmische spierschokken
  • Convulsive = met hevige schokken/ spierbewegingen

Dit is waar de meeste mensen aan denken als ze aan epilepsie denken. Worden ook wel grand mal genoemd

Aan het begin van de aanval:

  • Onbewust.
  • Stijfheid van lichaam en omvallen bij opstaan.
  • Roepen.
  • Tong of wang bijten

Tijdens de aanval:

  • Schudden terwijl de spieren ritmisch relaxen en samentrekken.
  • Huid kan van kleur veranderen en erg bleek of blauw worden.
  • Controleverlies van blaas en darmen.

Na de aanval:

  • Ademen en kleur weer terug naar normaal.
  • Vermoeidheid, verwardheid, hoofdpijn, willen slapen of eten.
22
Q

Wat is PNES?

A

Psychogenic Non-Epileptic Seizures - origine ligt niet in het brein

1 op de 5 mensen die worden gezien in epilepsie klinieken hebben PNES, en van de mensen met PNES heeft 10% ook epilepsie.

23
Q

Op welke factoren kan childhood onset epilepsie invloed hebben waardoor kwaliteit van leven veranderd?

A

Factoren zoals werkgelegenheid, autorijden en trouwen of kinderen krijgen kunnen allemaal negatief worden beïnvloed

24
Q

Wat is de invloed van epilepsie op IQ van kinderen?

A

70% van de kinderen met goed gereguleerde epilepsie hebben normale intelligentie en doen het goed op school.

De kinderen met niet goed gereguleerde epilepsie hebben vaak best variabele IQ scores en ook vaak gemiddeld lagere IQ scores.

25
Wat zijn de 4 verschillende subtypen leerstoornissen (LD's) bij kinderen met epilepsie?
- Geheugentekorten - Leerproblemen - Trage informatieverwerking - Probleemoplossende stoornis
26
Wat zijn attitudes richting kinderen met epilepsie van leraren, ouders en kwaliteit van leven
Leraren: - onderschatten itelectuele capaciteit - merken sclechte concentratie en deficientie in mentale verwerking ouders: - overbescherming/ onnodiche gestricties - gelimiteerde sociale interactie voor kind en familie - terugtrekking en isolatie kwaliteit van leven: - kinderen met epilepsie zijn niet vaker basent van school dan kinderen zonder epilepsie - epilepsie zorgt voor verkorting van educatie - Hogere aantallen van werkeloosheid en werk op een lager niveu
27
Wat zijn veel voorkomende oorzaken van epilepsie bij ouderen?
Epilepsie komt meer voor bij kinderen dan bij jong volwassenen, maar bij mensen ouder dan 70 jaar komt het ook weer veel voor. Cerebrovasculaire ziekten zijn de meest voorkomende geïdentificeerde oorzaak van epilepsie in ouderen; bij 40-50%. Een andere belangrijke oorzaak is een traumatische hersenschade (vaak door vallen op hoofd). Ook CZS infecties kunnen epilepsie veroorzaken in ouderen. Dementie is verantwoordelijk voor 11-16% van de cases van epilepsie. Alzheimer is geassocieerd met een 10x grotere kans op het ontwikkelen van epilepsie. Daarnaast kunnen hersentumoren ook epilepsie veroorzaken.
28
Waarom is diagnose van epilepsie in ouderen zo moeilijk
Diagnose van epilepsie in ouderen is moeilijk omdat de inter-ictal EEG minder epileptische activiteit zal opmerken. Complexe partiele aanvallen in ouderen zijn eerder extratemporaal dan temporaal. Aanvallen kunnen verantwoordelijk zijn voor episodes van een veranderde mentale status, verwardheid, geheugenverlies of flauwvallen, die mogelijk ten onrechte worden toegeschreven aan comorbide aandoeningen zoals hartziekten, dementie, hypertensie of voorbijgaande ischemische aanvallen. In vergelijking met jongere patiënten nemen oudere patiënten vaak meerdere medicijnen, wat de mogelijkheid van drug-drug interacties verhoogd. Dosis-afhankelijke bijwerkingen, zoals duizeligheid of imbalans en drug-specifieke adverse gebeurtenissen, zoals hypnotremie en tremor, kunnen voorkomen bij lager AED (antileptic toxicity) serum levels dan bij jongere patiënten.
29
Jokeit & Schacher (2004) Samenvatting zij dat dit belangrijk was !!
- Dichotomie: gegeneraliseerde en focale epilepsieën. Mesiale temporale kwab epilepsie is het best neuropsychologisch bestudeerde type. - Cognitieve stoornissen komen vaak voor en kunnen soms ingrijpender zijn dan de aanvallen zelf. - Cognitieve beperkingen ontstaan door een samenspel van factoren, waaronder: leeftijd van begin, oorzaak (etiologie), type epilepsie, soort aanvallen (en de frequentie, duur en ernst ervan), medicatiegebruik, en duur van de epilepsie. Belangrijk om te evalueren: - Oorsprong van de cognitieve problemen / aard van de beperkingen - Inschatten van het herstelpotentieel - Aanbevelingen geven voor revalidatie - Ondersteunen van behandelbeslissingen
30
Psychososciale factoren van epilepsie
- 15-30% van de patiënten met epilepsie heeft last van anxiety, depressie, laag zelfvertrouwen en slechte coping strategieën als een reactie op hun behandeling of hun conditie. Hulpeloosheid is ook een veelvoorkomend gevoel/klacht - Patiënten zijn vaak beperkt in sociale activiteiten zoals autorijden en zwemmen wat hun dagelijks leven verder beperkt - Patiënten met een baan moeten vaak hun collega’s waarschuwen waardoor de patiënt zich gestigmatiseerd of gelabeld voelt
31
Behandeling van epilepsie
Medicatie is niet altijd nodig MAAR Over het algemeen kan medicatie aanvallen controleren in 70% van de patiënten. Dubbel MAAR, hebben niet langdurige effecten en verschillende medicatie kan worden geprobeerd. De meeste patiënten zijn behandelbaar. Een paar (10%) hebben behandeling nodig in veel aspecten van het leven (3e level epilepsie zorg: medisch, psychologisch, sociaal, werk, educatie, etc.).
32
Bijwerkingen anti-epileptica
Veelvoorkomende bijwerkingen: - Wazig of dubbel zicht. - Vermoeidheid. - Slaperigheid. - Darm/maag problemen. Idiosyncratische bijwerkingen: niet veel voorkomende en onvoorspelbare/individuele reacties die niet dosis-gerelateerd zijn maar meer afhankelijk van de patiënt. - Eczeem (huid reacties). - Lage bloedcel hoeveelheid. - Leverproblemen. Unieke bijwerkingen: worden niet gedeeld door drugs uit dezelfde klasse. - Dilantin and Phenytek (phenytoin) kunnen zorgen voor tandvleeszwelling. - Depakene (valproic acid) kan zorgen voor haarverlies en gewichtstoename.