Neuro 3.2 Dementie (RUTH) Flashcards

(41 cards)

1
Q

Dementie

A

dementie is een overkoepelende term voor geheugenverlies en andere problemen met betrekking tot het denken, die interfereren met het dagelijks leven. leeftijd is hierbij de belangrijkste risicofactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Risicofactoren dementie

A
  • Hogere leeftijd.
  • Vrouwelijk geslacht.
  • Familie geschiedenis/genetische factoren.
  • Hoge bloeddruk.
  • Herhaalde hersentrauma.
  • Lagere educatie.
  • Geschiedenis van myocard infarct, beroerte/ stroke, vasculaire risicofactoren.
  • Depressie of persoonlijkheidsstoornissen.
  • Lagere SES.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Progressie fases van alzheilmer

A

Preklinisch

  • preklinische fase is asymptomatisch, maar het hersenproces begint al wel
  • autosomaal dominante mutatiedragers en asymptomatische bio-marker positieve ouderen
  • bio marker positieve symptomen met subtiele achterauitgang t.o.v. basislijn
  • kan al 20+ jaar voor de diagnose aanwezig zijn

Prodormal fase/ Mild cognitive impairment

  • Mensen hebben al problemen met geheugen, taal en oordelen maar ondervinden nog geen hinder in het dagelijks leven
  • kan 10+ jaar duuren, kan dementie worden (5-10%) maar kan ook weer verdwijnen (14-40%)

Alzheimer

  • bij dementie of alzheimer hebben mensen problemen met geheugen, taal en oordelen en hebben ze beperkingne in het dagelijks leven
  • 15+ jaar

De biomarkers beginnen eerst, dan de anatomische veranderingen en daarna hersenatrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

7 stages van dementie

A
  1. Geen cognitieve achteruitgang.
  2. Erg milde (verry mild) cognitieve achteruitgang.
  3. Milde cognitieve achteruitgang.
  4. Gemiddelde cognitieve achteruitgang.
  5. Gemiddelde erge cognitieve achteruitgang,
  6. Erge cognitieve achteruitgang.
  7. Heel erge cognitieve achteruitgang.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke biomarkers zijn belangrijk bij Alzheimer

A

De cerebrospinale vloeistof heeft biomarkers:
* T-tau (total tau)
* P-tau (gehyperfosformyleerd tau)
* amyloid β (vooral Ab 42)

Deze biomarkers reflecteren de pathologische kernkenmerken van Alzheimer –> neuronaal verlies, intracellulaire neurofibrillaire tangles en extracellulaire senile plaques.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pathologische eigenschappen van alzheimer

A

3 pathologische eigenschappen van AD
- extracelullaire plaques (buiten cel)
- intracellularie tangles (in cel)
- neuronaal verlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

A/T/N classificatiesysteem

A
  • A = Amyloïd (Aβ): ophoping van amyloïde-eiwit.
  • T = Tau (P-tau): abnormale tau-eiwitten.
  • N = Neurodegeneratie: hersenschade of -krimp.

Elke letter is positief (+) of negatief (–).
Bijvoorbeeld: A+T+N+ = typisch voor Alzheimer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mild cognitive impairment (MCI)

A
  • MCI (Milde Cognitieve Stoornis) is een tussenstadium tussen de verwachte cognitieve achteruitgang bij normale veroudering en de meer ernstige achteruitgang bij dementie.
  • Het kan problemen veroorzaken met geheugen, taal, denken en oordeelsvermogen die groter zijn dan normaal bij het ouder worden.
  • Over het algemeen zijn deze veranderingen niet ernstig genoeg om het dagelijks functioneren of de gebruikelijke activiteiten te verstoren.
  • ookwel prodormal fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Richtlijnen voor klinische diagnose MCI

A

a. subjectieve cognitieve klachten door paitent/ verzorger (erger dan normaal)
b. objectieve cognitieve achteruitgang (zichtbaar in formele neuropsychologsiche tests)
c. geen achteruitgan in dagelijksfunctioneren zoals vastgestels via Activitis of Daily living (ADL) vragnelijsten
d. er mag geen dementie vastgesteld zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Drempels om gediagnostiseert te worden

A
  • mensen willen niet naar de docter gaat
  • de docter moet de klachte wel serieus nemen en opmerken
  • er moeten tests uitgevoerd worden en niet iedere docter heeft daar tijd en ervaring voor en mee
  • er moeten scans gemaakt worden daarna krijg je pas de diagnose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe worden abnormale scores geschijden van normale scores op tests

A
  • ~1,5 SD onder de norm voor een bepaalde leeftijdsgroep.
  • Gebruik van geschaalde scores.
  • Eerdere test.
  • Area under the curve, statistische modeling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

IADL (actvities of daily living)

A
  • koken
  • huis schoonmaken
  • medicatie nemen
  • was doen
  • boodscappen doen
  • eige financie regelen
  • communiceren oa via telefoon
  • zichzelf kunnen transporteren via auto of ov
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Basic ADL (actvities of daily living)

A
  • doucne/ in bad gaan
  • dental hygene
  • naar de wc gaan
  • eten
  • aankleden
  • van een locatie naar de andere gaan zoals slaapkamer naar woonkamer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn twee vormen van mild cognitive impairment

A
  • non-amnestische MCI (geen geheugenproblemen)
  • amnestische MCI (wel geheugenproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

amyloïde cascade hypothese van alzeilmer

A

stapeling van amyloïde-beta –> zorgt voor een keten van gebeurtenissen in de synapsen –> aanmaak van tau (eiwit). –> dit zorgt voor een structurele en functionele neurale verandering, gerelateerd aan cognitieve achteruitgang.

toch is hier ook kritiek op

  • medicijnen die amyloïd beta aanpakken werkte niet
  • gezonde ouderen kunnen ook stapeling van amyloïd hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Eerste tekenen van dementie

A
  • Klagen over geheugen of concentratieproblemen. Inzicht van de patiënt vermindert met de tijd.
  • Klagen over verlies van interesse.
  • Emotionele labiliteit.
  • Verhoogde sensitiviteit (prikkelbaarheid).
  • Familieleden die aangeven dat patiënt makkelijke moe is dan eerst, moeite heeft met routine, meet angstig/onzeker is en minder betrokken is bij dingen.
  • Moeite met woord-vinding, aarzelen en trage reactie op vragen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is de diagnostiek voor dementie volgens de dsm 4 en dsm5

A

DSM-IV criteria voor dementie

A. Geheugenverlies + minstens 1 van de volgende:

  • Afasie (moeite met taal)
  • Apraxie (moeite met doelgerichte bewegingen)
  • Agnosie (moeite met zintigverwerking)
  • Executief functioneren beperking.

B. Verstoort de onafhankelijkheid van de persoon in het dagelijks leven (sociaal / werk)
C. Capaciteit duidelijk minder dan voorheen (middels proxy)
D. Diagnose wordt niet gemaakt als patiënt een delirium heeft (eerst verhelpen

DSM-V criteria voor dementie:

A. Interfereren dagelijks functioneren
B. Duidelijk toegenomen klachten t.o.v. eerder functioneren
C. Niet verklaard door depressie / delier
D. Diagnose o.b.v. anamnese, heteroanamnese en geobjectiveerd met MMSE en Kloktekentest of RUDAS
E. Cognitieve beperkingen laten zich zien in ≥ 2 domeinen

  • Geheugen / nieuwe info opslaan (amnesie)
  • Redeneren / uitvoeren complexe taken, inschatten, EF (executief)
  • Visuospatiële functies (apraxie, agnosie)
  • Taalfuncties (afasie)
  • Gedrag / persoonlijkheid

Major neurocognitive disorder  nieuwe naam voor dementie in de DSM-V. Maar er wordt nog steeds gebruik gemaakt van ‘dementie’ door clinci.

18
Q

noem 4 verschillende soorten dementie

A

Alzheimerdementie:
Meest voorkomende vorm; begint vaak met geheugenverlies door schade aan hippocampus en entorinale cortex.

Vasculaire (en subcorticale) dementie:
Ontstaat door problemen in de bloedvaten van de hersenen; vaak een stapsgewijs verloop met vertraagd denken en aandachtstekort.

Lewy Body dementie:
Gekenmerkt door schommelingen in alertheid, visuele hallucinaties en parkinsonachtige symptomen (zoals stijfheid, traagheid).

Frontotemporale dementie (FTD):
Begint meestal op jongere leeftijd; veroorzaakt gedragsveranderingen, ontremming of taalproblemen door aantasting van frontale en temporale hersengebieden.

19
Q

karakterestieken van de meest algemene typen dementie

A
  • Alzheimer’s dementie: hevige episodisch geheugen problemen en problemen met taal.
  • Vasculaire dementie en subcorticale dementie: traag tempo, verminderde EF, aandachtsproblemen, geheugenproblemen lijken minder te zijn dan bij Alzheimer’s.
  • Lewy Body dementie: hevig geheugen syndroom, visuele constructie problemen. (en evt. fluctuerende cognitie, hallucinaties en parkingsom symptomen)
  • Fronto-temporale dementie: begint met gedragsveranderingen die volgen later door cognitieve problemen in taal en EF. Het geheugen blijft meestal goed langer dan bij andere vormen van dementie.
20
Q

wat staat er op de alzeimer assosiation list waarschuwingen

A
  1. Geheugenverlies
  2. Moeite uitvoeren bekende taken
  3. Problemen met taal
  4. Desoriëntatie tijd en ruimte
  5. Slecht / verminderd oordeelsvermogen
  6. Problemen abstract denken
  7. Dingen misplaatsen
  8. Veranderingen in gedrag / stemming
  9. Veranderingen in persoonlijkheid
  10. Verlies van initiatief
21
Q

tekenen van alzeilmer volgens kessels

A
  1. Vergeten van gebeurtenissen
  2. Primair probleem leren nieuwe feiten + episodisch geheugen verzwakt
  3. Draad verhaal kwijtraken (stoppen met lezen en films kijken)
  4. Woordvindproblemen
  5. Schrijffouten
  6. Problemen IADL voor ADL
  7. Voorwerpen in volle kast vinden is lastig (figuur achtergrond probleem)
  8. Verlies kritisch inzicht
22
Q

Neuropsychologische testing bij Alzheimer’s

A
  • Cognitieve assessement. (meest gebruikt MMSE)
  • Functionele assessment. (meest gebruikt Functional Assessment Questionnaire (FAQ))
  • Globale assessment.
  • Caregiver-based assessment. (meest gebruikt Neuropsychiatric Inventory (NPI))
23
Q

wat zijn emoties bij alzheimer en wanneer zijn ze er

A
  • Bij recente diagnose –> verdriet, verlies, boosheid, schok, angst, ongeloof, opluchting.
  • Individuele verschillen, ook in coping strategieën.
  • Emotie herkenning is vaak ook beperkt in Alzheimer’s, maar hangt af van hevigheid.
  • Neuropsychiatrische symptomen (NPS) zijn de kern van Alzheimer’s
    o Vroeg: depressie en apathie. Verbale en fysieke agitatie ook veel voorkomend.
    o Later: delusies, hallucinaties, en agressie. Apathie is persistent en frequenter.

Mensen met MCI vorderen vaak naar Alzheimer’s wanneer zij ook depressie hebben.

24
Q

Waardoor komt een vasculair cognitive impairment (VCI)

A

Cognitieve stoornis na..:

  • Beroerte/ stroke.
  • Meerdere corticale infarcten.
  • Stille infarcten.
  • Strategische infarcten.
  • Witte stof ziekten.
  • Lacunare infarcten.
25
criteria voor vasculaire dementie
1. cerebrovasculaire ziekte = aanwezigheid focal signs (tekorten in perceptie of gedrag) die passen bij beroerte, met of zonder voorgeschiedenis van beroerte en bewijs van relevante CAD via bran imaging 2. combi: beginnende dementie binnen 3 maanden na beroerte abrupte/ stapsgewijze achteruitgang cognitieve functies. niet gradueel, dus plotseling en in sprongen 3. zaken zoals hematoom, hydroscephalus of tumoren uitsluiten / bevestigen met ct of MRI
26
symptomen van vasculaire dementie
- vertraagd (psycho) motorisch en executief functioneren, aandachtstekort - over het algemeen motor impairment - vroege apathie, minder verbaal vloeiend en meer herhalingsfouten door vasthoudend gedrag - geheugen is vaak prima - realetief behouden van taal en herkening * Geheugenproblemen. * Slurred speech. * Taalproblemen. * Abnormaal gedrag. * Duizeligheid. * Been of arm zwakte. * Gebrek aan concentratie. * Wandering. * Beweging met snelle, schuivende bewegingen. * Verlies van controle over blaas en darmen. * Lachen of huilen op ongepaste momenten. * Moeite met volgen van instructie. * Problemen met geld gebruik.
27
Symptomen Lewy body dementie
Drie hoofdsymptomen: 1. Afwisselende alertheid en/of cognitie. 2. Herhaalde visuele hallucinaties. 3. Parkinson’s symptomen  traagheid, spierstijfheid, tremor, verlies van gezichtsuitdrukkingen, schuivend lopen, verandering en sterkte en toon van stem. Meer specifieke symptomen: * Vaardigheden fluctueren dagelijks, soms uurlijks. * Flauwvallen, vallen, ‘funny turns’. * Ervaren van gedetailleerde en overtuigende visuele hallucinaties, vaak mensen of dieren. * Makkelijk in slaap vallen overdag en rusteloze, gestoorde nachten met verwarring, nachtmerries en hallucinaties.
28
spectrum fronto-temporale dementie
* Fronto-temporal variant (FTD) --> gedragsmatige problemen meest duidelijk. * Taalstoornis varianten o Progressieve niet-vloeiende afasie (PA). o Semantische dementie (SD). * Motor stoornis varianten o FTD met amyotrofische laterale sclerose (ALS). o Cortico-basale degeneratie.
29
fronto-temporaal dementie
vooral gedragsproblemen, later cognitie, taal en executief functioneren.
30
wat zijn de symptomen die passe bij fronto-temporaal dementie
- ongeremd en sociaal ongepast gedrag - ongepast seksueel gedrag - verlies intresse persoonlijke verzorging en hygiene - compulsief eetgedrag en orale fizatie - apathie, gebrke aan motivatie, gebrek aan bezorgdheid over anderen - spraak en taalproblemen - geheugenverlies - minder inhibitie
31
wat zijn symptomen van MOGELIJK frontotemporale dementie bij patienten met dementie
- gemiddelde leeftijd is 60 jaar - verlies sociaal bewustzijn dwangmatiggedrag - afleidbaar en impulsief - verstoorde stemming - stereotype spraak - begin ontremd of crimineel gedrag - omgevingsafhankelijk (moeilijk van Andermans spullen afblijven)
32
mixed dementie
Frequentie wordt onderschat. Alzheimer patiënten hebben vaak ook vasculaire pathologie of Lewy Body presentaties. Mixed dementie symptomen kunnen verschillen, afhankelijk van type van hersenveranderingen die betrokken zijn en de hersengebieden die zijn geaffecteerd. Twee of meer typen dementie-gerelateerde hersenveranderingen kunnen een grotere impact hebben op de hersenen dan enkel één type.
33
wat houd de cognitieve reserve hypothese in
de cognitievereserve hypothese is een mogelijke rede voor individuele verschillen !!! 'weerstand van de geest tegen beschadegingen van de hersenen' jeugd cognitie, hoge educatie, volwassen beroep, beweging en een gezonde leefstijl kunnen zorgen voor compensatie van onderliggende breinschade dit gaat op twee manieren 1. hardware: brein reserve --> wat je hebt in je brein aan neuronen en synapsen 2: de software: cognitieve reserve --> hoe je breinreserve gebruikt hoger reserve --> vaak later gediagnostieseerd --> wel snellere achteruitgang
34
wat moet je doen bij de afronding van een diagnose
1. leg uit: welke vorm van dementie wordt verwacht na testafname en anamnese? 2. beschrijf: wat kunnen mensen nog wel en wat valt te compenseren 3. overleg: beloop van de ziekte en maak een zorgplan dat bij de persoon en het gezin past 4. leg uit: er is geen behandeling voor, maar wel symptoombestrijding
35
behandelingen van dementie
* Alzheimer 1. Medicatie zoals cholinesterase remmers (werken niet erg lang) of NMDA antagonisten (matig-ernstig) 2. Non-farmacologische behandeling: geheugen hulpmiddelen, taal en spraaktherapie, geheugen stimulatie, problem solving therapie, revalidatie, muziektherapie, E-health, etc… muziektherapie, problem solving therapy). * Vasculaire dementie --> voorkomen van nieuwe stroke, asprine verlaagt progressie, levensveranderingen. * Lewy Body dementie --> medicatie voor parkinson en psychiatrische symptomen. * Frontotemporale dementie --> medicatie waaronder SSRI’s en antipsychotica.
36
wat is de neuropathologie van alzheimer
- progressieve atrofie van hersenweefsel door vorming van amyloide-beta plaques en tau tangels - grote verschillen in hersenanatomie van MCI/ AD en een normaal brein - grotere ventrikels, kleinere hippocampus en mediale temporaal kwab - problemen frontale kwabben - procedureel geheugen nog redelijk intact, basale ganglia relatief prima Amyloide -beta vormt buiten cellen, en strings of protein tau vormt in de cel
37
wat zijn de kerneigenschappen van alzheimer
1. vroegtijdig: depressie, apathie, verbale en fysieke onrust 2. later: wanen, halluginaties, apatie meest grequent en persisterend
38
wat weet je allemaal over alzheimers dementie
- Geheugenverlies - Verslechterd episodisch geheugen (plaats, tijd) en oriëntatieproblemen. - Taalproblemen: word finding problems - Vroegtijdig apathie en verminderde interesse of depressie. - Progressieve atrofie hersenweefsel door neuronaal verlies en vorming plaques & tangles. → Amyloïde Cascade Hypothese
39
wat is een neodegeneratieve ziekte
een neodegeneratieve ziekte is een ziekte van het zenuwstelsel waarbij in de loop van de jaren zenuwcellen (neuronen) vroegtijdig afsterven in bepaalde gebieden van het CNS
40
wat weet je allemaal over preklinische dementie
- preklinische dementie is alleen vast te stellen via biomarkers - bij preklinische dementie zijn er geen klachten of verschil in testscores t.o.v. gezonde populatie - de meest bekende classificatie is A/T/N heb je alle 3 positief dan grootste kans op ontwikkelen van alzheilmer - amoyloide - tau (P-tau en T-tau) - neurodegeneratie - 20 jaar voor de diagnose zie je al amyloide verandering; daarna functionele/ metabolische markers, ethorinale cortex atrofie; hippocampuc atrofie, temporale neocortex atrofie en tot slot gehele brein atrofie
41
wat is anosognosie
Anosognosie is een neurologische aandoening waarbij iemand zich niet bewust is van zijn eigen ziekte of beperkingen, zoals geheugenverlies of verlamming. Het komt vaak voor bij aandoeningen zoals dementie, beroertes of hersenletsel.