hc 2.2 neuro imaging (GAST)

Question 1

soorten beeldvoorming

Answer 1

• Structurele beeldvoorming: geeft anatomische structuren en hun abnomalitieten weer. (beschadeging, breindegeneratie)
• Functionele beeldvoorming: bepaald de maten van activiteit (metabolisme) van hersenen tijdens (ab)normaal functioneren; wat gebeurt er, hoe lang duurt het, op welke plaatsen en wat is oorzaak-gevolg

Question 2

belangrijkste toepasbaarheid van een methode

Answer 2

• Spatiele resolutie: mate warain hersengebieden te onderschijden zijn (scherpte)
• Temporele resolutie: mate waarin snelle veranderingen in activiteit te onderschijden zijn (precisie tijdsklok

Question 3

Wat weet je over een Computed Tomography Scan (CT-scan)

Answer 3

Een ct werkt ook met rondgenstraling, divergente bundel van röntgenstraling (wordt geabsorbeerd) gecombineerd met injecteren van contrast. Krijgt een compleet 3D beeld van de hersenen.

• Werkt snel; ongeveer 10sec.
• Stralingsbelasting naar beneden gegaan.
• Contrastering van bloed en bloedvaten.
• Spatiële resolutie.
• Perfusie-imaging.

Question 3

Wat kun je zien op een Rontgen foto

Answer 3

Scherpe overgangen tussen type weefsels kunnen worden onderscheiden:

• Bot.
• Lucht.
• Weke delen.
• Vreemde lichamen. (corpora aliena)

Contrasten toevoegen  contrast in de hersenen zelf inspuiten; contrast in arteriën spuiten.
Intra-arterieel contrast: jodium injecteren waardoor vasulatuur weergegeven wordt (= cerebrale angiografie)

Question 3

Functionele MRI

Answer 3

Brengt hogere cognitieve functies en connectiviteit in beeld. Komt nog een apart college over!
fMRI –> verschil tussen zuurstofrijk en -arm bloed met betrekking tot artefacten die worden gegeven. Wordt gekeken naar het BOLD-signal –> geeft de activiteit van het brein weer.
Hoe zuurstofarmer –> meer paramagnetisch –> zwarter

fMRI gebruk je bij

• Bij onderzoek naar hersentumoren
• Bij herhaalde epileptische aanvallen
• Voor betrokkenheid van hersennetwerken bij hersenfuncties en pathologie
• Onderzoek en diagnostiek (effekten alzheilmer, of vóór een opratie brainmappen, tumoren)

Question 3

Wanneer gebruik je een CT

Answer 3

CT wordt gedaan bij:

• Elke acute verandering van neurologisch beeld,
• Bewustzijnsdaling, parese of paralyse, hoofdpijn of trauma,
• Veelal neurovasculair,
• Structuren rondom brein.

Question 3

Wat weet je van een MRI scan

Answer 3

MRI is met name voor neurologie een goede beeldvorming van het hersenweefsel. MRI is niet één scan. Er zijn meerdere sequenties mogelijk, waarbij verschillende effecten van het parenchym worden versterkt, afhankelijk van de klachten.

• T1 gewogen = vetplaatje; vet geeft veel signaal. Anatomie voor beoordelen van hersenen, type weefsels. Kan NIET zien of er afwijkingen in witte stof zijn.
• T2 gewogen = waterplaatje; water geeft veel signaal. Hersenafwijkingen of pathologische veranderingen (MS) in hersenweefsel.

Question 3

Wat is welke kleur op een CT

Answer 3

Zwartt–> water. vocht/ bloed
wi –> hogere dichtheid, bv bot of gestold bloed
grijs –> hersenweefsel

Question 3

Wat zijn Magnetische susceptibilitiet, paramagnetishc en diamagnetishc

Answer 3

MRI terminologie:

• Magnetische susceptibiliteit = mate waarin een substantie gemagnetiseerd wordt als het geplaatst wordt in een magnetisch veld.
• Elke substantie wordt gepolariseerd, tegenovergesteld of gelijk aan de richting van het magnetische veld.
• Paramagnetisch = wordt aangetrokken door het veld, cq. versterkt het veld.
• Diamagnetisch = wordt afgestoten door het veld, cq. verzwakt het veld.

Paramagnetisme is vaak een stuk sterker wanneer je het hebt over ijzerachtige moleculen.

Question 3

Saggitaal, coronaal/ frontaal en transcersaal/ axiaalsenkwabben

Answer 3

• Occipitaal: visueel.
• Parietaal: zintuiging.
• Temporaal: gehoor/geheugen.
• Frontaal: gedragsmatig.
• Cerebellum: fijne coördinatie.

Question 4

DTI (diffusion tensor imaging) = tractografie

Answer 4

Brengt zenuwbanen/ witte stof in beeld (verbinding tussen verschillende delen)
- Leasies in witte stof (verbindingen hersendelen/ afwijkingen zenuwbanen in beeld brengen
- Oedeem, trauma, infarct, tumor
- Psychiatrische stoornissen op groepsniveu
- Netweractivatie is zichtbaar bij hersenactivatie
- Gevoelig voor vroegrijdige veranderingen (je kunt op een DTI beter kleinere beroerte/ strokes zien dan op een MRI(
Toepassing DTI: vooral voor diagnostiek en wetenschappelijk onderzoek