HC 5 | Verstandelijke beperking Flashcards
(18 cards)
IQ
Indicatie van je intelligentie in vergelijking met leeftijdgenoten. Het is een (tijdelijke, momentafhankelijke) numerieke weergave van een algemene indicatie van intelligentie.
Intelligentie
Een proces dat mensen gebruiken om de verschillende maten van adaptief succes in het menselijk gedrag te verklaren. Hierbij gaat het om:
1. Aanpassingsvermogen
2. Beoordelen
3. Begrijpen
4. Redeneren
5. Om te gaan ment anderen mensen, objecten en symbolen en deze te begrijpen
6. Doelgericht handelen, rationeel denken en efficiënt om te gaan met de omgeving
Drie-stratum theorie (Carroll)
Een theorie die stelt dat intelligentie erg complex is en met veel dingen te maken heeft. Het model model bestaat uit drie lagen van intelligentie. De algemene vorm bestaat uit verschillende soorten.
Drie-stratum theorie (Carroll)
1. Fluid intelligence
Inductie, kwantitatief redeneren, sequentiële redering
Drie-stratum theorie (Carroll)
2. Crystallized intelligence
Vocabulaire kennis, gedrukte taal (lezen), taalbegrip > aangeleerd
Drie-stratum theorie (Carroll)
3. General memory learning (algemene geheugencapaciteit)
Breedte van je (werk)geheugen, hoeveel je op korte termijn kan onthouden, associatief geheugen
Drie-stratum theorie (Carroll)
4. Broad visual perception
Visualisatie, spatiële relaties, sluitsnelheid
Drie-stratum theorie (Carroll)
5. Broad auditory perception
Gesproken geluiden discriminatie, algemene geluiden discriminatie
Drie-stratum theorie (Carroll)
6. Broad retrieval ability (geheugen oproepen)
Creativiteit, ideationele spreekvaardigheid, naamgevingsfaciliteit
Drie-stratum theorie (Carroll)
7. Broad cognitive speediness
Perceptuele snelheid, numerieke faciliteiten, snelheid van het afleggen van toetsen
Drie-stratum theorie (Carroll)
8. Processing speed (verwerkingssnelheid)
Simpele reactietijd, keuze reactietijd, semantische verweringssnelheid
Negen types van intelligentie (Gardner)
- Naturalistisch = het begrijpen van levende dingen en het lezen van de natuur
- Muzikaal = het onderscheiden van geluiden, toonhoogte, ritme enz.
- Logisch-mathematisch = het kwantificeren van dingen, hypothesen maken en deze bewijzen
- Existentieel = levensvragen als ‘waarom leven we?’ en “waarom gaan we dood?” aanpakken
- Interpersoonlijk (vergelijkbaar met emotionele intelligentie) = het aanvoelen van andermans gevoelens en motieven
- Lichaam-kinesthetisch = het coördineren van je geest met je lichaam
- Taalkundig = het vinden van de juiste woorden om te uiten wat je bedoelt
- Intrapersoonlijk = het begrijpen van jezelf, wat je voelt en wat je wilt
- Ruimtelijk - het visualiseren van de wereld in 3D
Drie criteria verstandelijke beperking
- Het moet vastgesteld zijn voor het 18e levensjaar
- Er moet sprake zijn van een intellectueel tekort (IQ < 70)
- Moet met adaptatie/levensvaardigheden (conceptueel, sociale en praktische vaardigheden)
Intellectueel functioneren
Mentale mogelijkheden als redeneren, probleemoplossing, plannen, abstract denken, oordelen, academisch leren en experimenteel leren.
Adaptief functioneren
Vaardigheden die nodig zijn om onafhankelijk en verantwoordelijk te kunnen leven.
Welke vaardigheden heb je nodig om zelfstandig te kunnen leven in het dagelijks leven?
- Communicatie
- Sociale vaardigheden
- Onafhankelijkheid (thuis of in de gemeenschap)
- Functioneren op school of werk
Vijf factoren die een rol spelen bij verstandelijke beperkingen
- Erfelijkheid
- Omgevingsfactoren
- Mentale stoornissen
- Zwangerschap en perinatale problemen
- Algemene medische condities (verworven in kindertijd)
Hoe betaal je iemand mentale leeftijd?
(mentale leeftijd : chronologische leeftijd) x 100