HC6 | Leerstoornissen (Dyslexie) Flashcards

(23 cards)

1
Q

Neural Recycling Hypothesis

A

Om geschreven woorden te herkennen rekruteren (gebruiken) we hersengebieden die voor andere doeleinden zijn geëvolueerd en recyclen we deze hersengebieden dus. Het VISUAL WORD FORM AREA is geëvalueerd met het doel om objecten en gezichten te herkennen, waar we nu dus mee lezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Orthografische systemen
1. Logografisch/morfologisch

A

Voor elk woord, grafeem of begrip wordt een apart symbool gebruikt. Een logogram of logograaf is een geschreven karakter dat een woord of morfeem vertegenwoordig (Chinees)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Orthografische systemen
2. Syllabisch

A

Bestaande uit een verzameling geschreven tekens die de lettergrepen vertegenwoordigen waaruit woorden bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Orthografische systemen
3. Alfabetisch

A

Voor elke klank wordt een teken uit het alfabet gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stappen i herkennen van geschreven woorden

A
  1. Visuele verwerking
  2. Prelexische orthografische verwerking = hoe het woord geanalyseerd woord/de tijd voordat men toegang hef tot de betekenis van het woord
  3. Lexicale orthografische verwerking = het moment van het woord herkennen (top-down)
  4. Semantische verwerking = toegang hebben tot de betekenis van een woord
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Alfabetisch principe

A

Het idee dat letters (of lettergrepen) de klanen van gesproken taal vertegenwoordigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fonemen

A

Hoeveel verschillende klanken/geluiden er zijn voordat alle bestaande woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Grafeem

A

De directe connectie tussen de klank en de geschreven taal, dus hoe de klanken zijn geschreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leren lezen

A

Het leren ‘decoderen’ van geschreven woorden door te begrijpen hoe grafemen zich tot fonemen verhouden (en omgekeerd bij spelling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Drie stadia van normale leesontwikkeling

A
  1. Logografisch stadium
  2. Alfabetisch stadium
  3. Orthografische stadium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Drie stadia van normale leesontwikkeling
1. Logografisch stadium

A

Saillante visuele kenmerken, niet in staat zijn om nieuwe woorden te lezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Drie stadia van normale leesontwikkeling
2. Alfabetisch stadium

A

Het decoderen door de toepassing van grafeem-tot-foneem correspondentieregels (hier hebben slechte lezers vooral moeite mee voorbij te komen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Drie stadia van normale leesontwikkeling
3. Orthografische stadium

A

De directe herkenning van woorden, zonder decodering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dual-route model van lezen (Coltheart)

A

Er zijn twee manieren van lezen:
1. Fonologisch/non-lexicale route = beginnende lezer, nieuwe woorden, niet-woorden
2. Lexicale route = expert lezen, bekende woorden, onregelmatige woorden > hier worden de woorden herkend omdat ze opgeslagen liggen in je mentale woordenboek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leren lezen - traditionele benadering:
Hele woordmethode

A

Kijk-en-zeg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leren lezen - traditionele benadering:
Fonische methode

A

Letters leren associëren met klanken > de structuur van individuele letters wordt aangeleerd, niet het hele woord, hierdoor erkennen kinderen losse letters en kunnen ze gemakkelijker alle woorden leren lezen

17
Q

Ontwikkelingsdyslexie

A

Er is sprake van problemen met het leren lezen tijdens de ontwikkeling. Er zijn problemen met het automatiseren van grafeem-foneem conversieregels (decoderen) en andersom bij het schrijven.

18
Q

Diepe orthografieën

A

Moeilijke niet-transparante orthografieën > een taal is niet transparant me the lezen en schrijven > klanken kunnen op meerder manieren geschreven of gelezen worden, waardoor het lastiger is om het juiste te lezen of te schrijven

19
Q

Ondiepe orthografieën

A

Makkelijke, transparante orthografieën > een taal is transparant in het leven en schrijven > klanken kunnen maar op één manier geschreven en gelezen worden, waardoor het makkelijk is om het juiste te lezen of te schrijven

20
Q

Oorzaken dyslexie
Magnocellulaire theorie (Stein)

A

De magnocellulaire neurale netwerken in het brein, die verantwoordelijk zijn voor het creëren van visuele en auditieve informatie zijn gebrekkig

21
Q

Oorzaken dyslexie
Cerebellaire theorie (Nicholson & Fawcett)

A

Bij dyslexie is er sprake van problemen met het cerebellum, waarin automatisatie een belangrijke rol speelt

22
Q

Oorzaken dyslexie
Fonologische theorie (Snowling)

A

Mensen met dyslexie hebben problemen met het voelen van de fonologische structuur van taal en dus ook moeite met de link tussen dysfonoloigsche structuur en een geschreven symbool te automatiseren. Niet gevoelig voor de geluidsstructuur van taal.

23
Q

Drie criteria voor dyslexie

A
  1. Ernst van de moeilijkheden (op woordspelling, woordloze, inversies, dyslexiekans, spoonerismen en tekstlezen)
  2. Persistentie/hardnekkigheid = moeilijk zijn om te verhelpen en diegenen moet resident zijn tot behandeling
  3. Exclusiviteit = geen andere oorzaak

Inversies = Er worden twee woorden gegeven en dan moet je zeggen of het hetzelfde woord is omgedraaid.
Spoonerismen = Er worden twee woorden gegeven en dan moet je de eerste letters van beide woorden omdraaien