HC3 | Angststoornissen Flashcards

(15 cards)

1
Q

Definitie angst

A

Een toekomstgeoriënteerden emotie, gekarakteriseerd door percepties van oncontroleerbaarheid en onvoorspelbaarheid over mogelijke aversie gebeurtenissen en een snelle shift in aandacht naar de focus op mogelijke gevaarlijke gebeurtenissen of je eigen affectieve respons op deze gebeurtenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vrees

A

Er is sprake van een reële, onmiddellijke dreiging die bekend en voelbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Angst

A

Er is geen sprake van een reële dreiging waar de angst door zou kunnen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Drie soorten reacties bij angst

A
  1. Gedragsmatige reacties
  2. Cognitieve reacties
  3. Fysieke reacties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Specifieke fobieën

A

Zijn excessief (buitensporig), buiten de vrijwillige controle, leiden tot vermijding en beïnvloeden het functioneren. Het gaat hierbij om de angst voor een specifiek object of situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Algemene angststoornis

A

Er is sprake van een angst die niet specifiek is voor een bepaalde situatie of object. Het wordt gekenmerkt door piekeren over alles, rusteloosheid, slapeloosheid, snel moe zijn, moeite met concentratie, irriteerbaarheid en spierspanning. De intensiteit van de symptomen wordt erger naarmate je ouder wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Seperatie-angststoornis

A

Er is sprake van een angst om gescheiden te worden van de mensen waaraan je gehecht bent of je huiselijke omgeving. De meeste voorkomende kenmerken zijn excessieve angst over de ouders, externe heimwee, je slecht voelen als je ouders er niet zijn, huilen wanneer je alleen gelaten wordt, driftbuiten, aanhankelijkheid, hoofdpijn en nachtmerries.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

School refusal

A

Sommige kinderen en adolescenten hebben een excessieve angst om naar school te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sociale angststoornis

A

De angst om negatief beoordeeld te worden door anderen, de angst voor blootstelling aan de kritische blik van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Selectief mutisme

A

De angst om in bepaalde situaties te spreken. Komt alleen voor bij kinderen. Wanneer de kinderen zich veilig voelen in de situatie zullen ze wel praten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Paniekstoornis

A

Sprake van wederkerende paniekaanvallen. Een paniekaanval is een centraal component van de stoornis. Waarbij het gaat om onverwachte paniekaanvallen. Je bent bang om paniekaanvallen te krijgen of bang voor de gevolgen ervan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Obsessief-Compulsieve Stoornis (OCD)

A

Het obsessief gedrag over gedachten en impulsen. Bij compulsie spreekt met over dwanggedachten en -handelingen. De obsessies en/of compulsies zijn onredelijk, maar moeten toch herhaald blijven worden. Ze nemen veel tijd in beslag en verstoren de normale functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Reactieve hechtingsstoornis

A

Onstaat door een gebrek een responsieve en sentieve verzorgers/opvoeders. Het patroon ontstaat in het eerste levensjaar, wat kritisch is voor het rest van het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Post-Traumatische Stress Stoornis (PTSS)

A

Wordt gekenmerkt door nachtmerries, herbeleving, paniekaanvallen door specifieke triggers, vermijding, arousal en reactiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Twee belangrijke componenten die met elkaar interacteren

A

Biologische en omgevingscomponent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly