HC week 10 Flashcards

(194 cards)

1
Q

Wat zijn inborn errors of metabolism?

A

erfelijke aandoeningen van genen die coderen voor:
* Enzymen
* Membraan transporteiwitten
* “Cofactoren” > activatoren, chaperons, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kunnen inborn errors of metabolism worden ingedeeld op basis van substraten?

A

Stoornissen van de intermediaire stofwisseling (omzetting van voedingsstoffen)
Stoornissen van de neurotransmitterstofwisseling
Stoornissen van de biosynthese en afbraak van complexe moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem een aantal voorbeelden van stoornissen van de intermediaire stofwisseling

A
  • Aminozuurmetabolisme en – transport
  • Vetzuuroxidatie en ketogenese
  • Koolhydraatmetabolisme en -transport
  • Vitaminegerelateerd (cobalamine, foliumzuur) / mineraalmetabolisme
  • Peptidemetabolisme
  • Mitochondriale energiemetabolisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem een aantal voorbeelden van stoornissen van de neurotransmitterstofwisseling

A
  • Glycine- en serinemetabolisme
  • Pterine- en biogene amine-metabolsime
  • Gamma-aminoboterzuurmetabolisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem een aantal voorbeelden van stoornissen van de biosynthese en afbraak van complexe moleculen

A
  • Purine- en pyrimidinemetabolsime
  • Lysosomale opslag
  • Perixosomen
  • Isoprenoïde- en sterolmetabolisme
  • Galzuur en hememetabolisme
  • Glycosylering
  • Lipoproteïnemetabolisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf de indeling van inborn errors of metabolism op basis van biochemie en geef bij elke groep een voorbeeld

A
  • Aminozuurmetabolisme
    o Fenylketonurie (PKU)
    o Maple syrup urine disease (MSUD)
  • Koolhydraatmetabolisme
    o Galactosemie
    o Glycogeenstapelingsziekten
  • Vetzuurmetabolisme
    o Medium-chain acyl-CoA dehydrogenase deficiency (MCADD)
    o Carnitine-deficiënties
  • Lysosomale stapelingsziekten
    o Mucopolysacharidosis
    o Ziekte van Gaucher
    o Ziekte van Pompe
  • Mitochondriale stoornissen
    o Leigh syndroom
  • Peroxismale stoornissen
    o Ziekte van Zellweger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de symptomen van phenylketonurie (PKU)?

A
  • Verstandelijke beperking
  • Blond haar en lichte huid
  • Microcefalie
  • Epilepsie
  • Achteruitgang
  • Spasticiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de oorzaak van phenylketonurie?

A

biallelische mutatie van het PAH gen zorgt voor een deficiëntie van phenylalanine hydroxylase (autosomaal recessief)

PAH zet normaal gesproken phenylalanine om in tyrosine. Als dit niet gebeurt stapelt phenylalanine en toxische derivaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de behandeling van phenylketonurie (PKU)?

A

phenylalanine-arm dieet en tyrosine suppletie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat voor eiwit is tetrahydrobiopterine?

A

een cofactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar in de cel kunnen ziekten van biosynthese en afbraak van complexe moleculen optreden?

A

Endoplasmatisch reticulum
* Biosynthese van secretie-eiwitten
o Immunoglobulinen, insuline, hormonen

Plasma membraan
* Transport en signaaltransductie
o Ionen, suikers, aminozuren, vetzuren

Golgi-apparaat
* Glycosylering en post-translationele modificatie van eiwitten

Mitochondriën (energiehuishouding)
* ATP-synthese, vetzuren, zuurstofradicalen

Peroxisoom
* Afbraak en synthese van ZLKVZ, plasmalogenen, galzuren, H2O2

Lysosoom
* Afbraak van: complexe suikers, glycolipiden, sterolen, glycoproteïnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waardoor ontstaat mucopolysaccharidose?

A

intracellulaire stapeling van mucopolysacchariden binnen lysosomen (vacuolen)

symptomen zijn het gevolg van progressieve stapeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem een voorbeeld van een peroxismale ziekte

A

ziekte van Zellweger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de ziekte van Zellweger?

A

ziekte door een peroxisoom biogenese defect: er is een gebrek aan peroxisomen in cellen, waardoor stapeling van very long chain fatty acids in het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de symptomen van de ziekte van Zellweger?

A
  • Progressieve spierslapte
  • Vroeg begin (op jonge leeftijd): fontanel die niet sluit
  • Epilepsie
  • Niercysten
  • Skeletafwijkingen
  • Retinitis pigmentosa
  • Atrofie oogzenuw
  • Hepatomegalie
  • Doofheid
  • Hersenaanlegstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer moet je aan een stofwisselingsziekte denken?

A

1: problemen in groei en ontwikkeling (veel spugen, voedsel weigering, ernstig onbegrepen diarree, psychomotore achterstand, motorische klachten)
2: progressieve klachten of achteruitgang (knik in de ontwikkeling)
3: familie geschiedenis positief (meeste aandoeningen AR; consanguin?)
4: opvallende bevindingen bij lichamelijk onderzoek (geur, haar, huid)
5: acute ontregeling/bewustzijnsdaling bij een eerder gezonde patiënt (kind) bij intercurrente infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waardoor ontstaat Menkes ‘kinky hair’ disease?

A

X-gebonden recessieve afwijking van het kopermetabolisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn X-gebonden metabole ziekten waarbij er geen symptomen zijn bij draagsters?

A
  • Ziekte van Menkes
  • Ziekte van Hunter (mucopolysaccharidose II)
  • Ziekte van Lesch-Nyhan (HPRT def.)
  • X-linked ichthyose (steroïde sulfatase def.)
  • Glucose-6-P dehydrogenase (G6PD def.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn X-gebonden metabole ziekten waarbij er soms symptomen zijn bij draagsters?

A
  • Ziekte van Fabry
  • Creatine transporter defect
  • Adrenoleukodystrofie (X-ALD)
  • Ornithine Trans-Carbamylase deficiëntie (OTC)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar zitten de problemen vooral bij een mitochondriële aandoening?

A

in organen waar veel energie nodig is:
* Hart
* Hersenen
* Ogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn opvallende bevindingen bij lichamelijk onderzoek (wijzend richting een inborn error of metabolism)?

A
  • Uiterlijke kenmerken / dysmorfieën
  • Microcefalie of macrocefalie
  • Groeistoornis/skeletafwijkingen
  • Organomegalie
  • Verandering van uiterlijke kenmerken
  • Neurologische klachten
    o Achterstand in ontwikkelingsmijlpalen
    o Hypotonie, hypertonie
    o Ataxie, dystonie, andere bewegingsstoornissen
    o Epilepsie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke ongewone geur kan worden geroken bij phenylketonurie?

A

muf/muis-achtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke ongewone geur kan worden geroken bij Maple Syrup Urine Disease (MSUD)?

A

ahornsyroop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke ongewone geur kan worden geroken bij isovaleriaanacidurie?

A

zweetvoeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke ongewone geur kan worden geroken bij tyrosinemie type I?
kool, verzuurd boter
26
Welke ongewone geur kan worden geroken bij trymethylaminuria?
rottende vis
27
Wat zijn de kenmerken van mucopolysaccharidosen (type I t/m IX)?
* Dysmorfie * Verandering van uiterlijk * Overbeharing * Macrocefalie * Groei/skeletafwijkingen * Organomegalie * Neurologische klachten
28
Wat zijn de kenmerken van de Ziekte van Maroteaux – Lamy (MPS 6)?
* Skeletafwijkingen * Korte bovenarmen/benen * Huid doet mee (navelbreuk) * Macrocefalie * Contracturen van de vingers * Vergroving van het gelaat
29
Wat zijn de kenmerken van de ziekte van Hurler (MPS 1)?
* Verstandelijke achteruitgang * Hepatosplenomegalie * Skeletbetrokkenheid
30
Op welke leeftijd uit een inborn error of metabolism zich meestal?
na de geboorte of op kinderleeftijd
31
Wat is hydrops foetalis?
oedeem van minimaal 2 compartimenten: * Pleura * Pericardium * Abdomen * Huid
32
Wat is de prevalentie van hydrops foetalis?
1:2500/3500
33
Wat is de mortaliteit van hydrops foetalis voor of kort na de geboorte?
50%
34
Wat is de differentiaal diagnose van hydrops foetalis (genetisch)?
* Immuun o Bloedgroep incompatibiliteit (Rhesus factor) * Non-immuun o Hemolytische anemie  Thalassemieën / sikkelcelanemie o Erfelijke stofwisselingsziekten:  lysosomale stapelingsziekten  peroxisomale ziekten o Erfelijke hartziekten / cardiomyopathie o Chromosoomafwijkingen
35
Wat kan het gevolg van maternale PKU zijn?
Maternale ontregeling kan leiden tot aangeboren afwijkingen van de foetus * Ontwikkelingsachterstand * Breinaanleg stoornissen (microcefalie) * Hartdefecten Moeder 8 weken preconceptie lage Phe waarden Strenge controle via internist en begeleiding van diëtist
36
Wat is alkaptonurie?
autosomaal recessieve aandoening waarbij homogentisinezuur bij tyrosinemetabolisme niet wordt omgezet in water en koolstofdioxide
37
Wat zijn de symptomen van alkaptonurie?
- toenemende rugpijnklachten - artrose - verkalking van het oorkraakbeen - zwarte verkleuring van de huidplooien (oorschelpen) - donkere verkleuring van de urine in de lucht
38
Wat kunnen acute verschijnselen van een inborn error of metabolism zijn?
coma, sufheid, braken, motore stoornis (ataxie)
39
Wat zijn intermitterende verschijnselen van een inborn error of metabolism?
ontregeling i.v.m. intercurrerende ziekte, infectie, stress, voeding
40
Wat gebeurt er bij een acute ontregeling van MCADD?
er ontstaat een non-ketotische hypoglykemie doordat tijdens vasten de mitochondriële vetzuuroxidatie niet functioneert
41
Wat zijn 3 kenmerken van een patiënt met MCADD?
* Het jonge kind heeft fysiologisch weinig glycogeen reserves * Een MCADD patiënt kan vetzuren niet afbreken om ATP te maken * Urine stofwisselingsonderzoek: Hoge uitscheiding van (C6-C10) medium-chain vetzuren
42
Waardoor ontstaat glutaar acidurie type 1?
Defect Lysine en Tryptophaan metabolisme (Glutaryl-CoA-Dehydrogenase)
43
Wat zijn tekenen van glutaar acidurie type 1?
* Postnatale macrofefalie, nek hypotonie < 1 jaar * Aanvallen van bewegingsstoornis (dystonie) bij koorts * MRI: necrose van basale ganglia, degeneratie van de witte stof. * Urine en plasma: hoog glutaarzuur en C5-acylcarnitinen in ACUTE fase
44
Wat is de behandeling van glutaar acidurie type 1?
* Therapie: carnitine, glucose, lage eiwit/lysine, PREVENTIE van AANVAL * Zit in de hielprikscreening
45
Welke organen kunnen aangedaan zijn bij inborn errors of metabolism?
Afhankelijk van het metabolisme van de weefsels. * Hersenen en zenuwen (lipiden, neurotransmitters, mit. ATP synthese) * Hart en vaten (collageen, mitochondriële ATP synthese) * Spieren (mitochondriële ATP synthese) * Darm (transport van suikers, aminozuren, ionen) * Lever (ureum cyclus, aminozuren, ammoniak, cholesterol) * Bijnieren (lipiden, cholesterol, hormonen) * Nieren (elektrolyten, water, aminozuren, etc) * Skelet en bindweefsel (complexe suikers, aminozuren) * Huid en Haar (zwavelhoudende stoffen, aminozuren) * Ogen (lipiden, complexe suikers etc) * Oren (complexe lipiden, complexe suikers)
46
Waaruit bestaat de diagnostiek van inborn errors of metabolism?
- anamnese en LO - metabolietonderzoek (urine, plasma, liquor) - diagnose (evt. bevestigen met DNA-test voor erfelijkheidsadvies en evt. prenataalonderzoek)
47
Hoe kunnen inborn errors of metabolism worden behandeld?
1- Behandeling van acute metabole decompensatie >> op EHBO (glucose bij MCAD, correctie van melkzuur- en ketoacidose bij mitochondriële z., etc.) 2- Wegvangen van toxische stoffen >> Natrium benzoaat bij hyperammoniemie 3- Dieet aanpassing * Vermindering van substraten (voorkomen van toxische stoffen en/of stapeling) >> Phe-arm dieet bij PKU / Phe- en Tyr-arm dieet bij alkaptonurie * Suppletie van essentiële stoffen >> Tyrosine bij PKU * Vitaminen >> Biotine, VitB12, VitB6, VitB2 etc * Cofactoren >> tetrahydrobiopterine bij PKU 4- Enzymvervangende therapie * Enzym vervangende therapie >> Z. van Gaucher, Pompe, Hurler, Fabry etc 5- Gentherapie * Beenmergtransplantatie en (embryonale) stamceltherapie
48
Wat zit er in de hielprikscreening?
Sinds 1 juni 2022 zijn er 26 ziekten die de hielprik opspoort: * 18 stofwisselingsziekten; * 2 hormoonstoornissen: adrenogenitaal syndroom (AGS) en congenitale hypothyreoïdie; * 3 vormen van erfelijke bloedarmoede: alfa-thalassemie, bèta-thalassemie en sikkelcelziekte (hemoglobinopathie); * Spinale musculaire atrofie (SMA) * Cystic fibrosis (CF) * Severe combined immunodeficiency (SCID)
49
Welke preconceptionele dragertesten zijn er?
* Preconceptionele dragerschapstest voor risicogroepen AMC: 50 AR metabole ziekten * Preconceptionele dragerschapstest voor consanguine stellen MUMC: exoombreed naar gedeeld dragerschap voor AR aandoeningen
50
Wat is een major congenitale afwijking?
een afwijking die levensbedreigend is, uitgebreide chirurgie vereist, of een ernstig cosmetisch effect heeft
51
Wat is een minor congenitale afwijking?
een afwijking die geen ernstige medische of cosmetische consequenties heeft
52
Wat is de prevalentie van major congenitale afwijkingen?
3%
53
Wat is de prevalentie van minor congenitale afwijkingen?
7%
54
Hoe kunnen congenitale afwijkingen voor de geboorte gedetecteerd worden?
* Non-invasieve diagnostiek o 2D echoscopisch onderzoek o 3D echoscopisch onderzoek o MRI * Invasieve diagnostiek o Maternaal bloedonderzoek (NIPT; placenta-afwijkingen) o Vlokkentest o Vruchtwaterpunctie
55
Wat zijn onderzoeksmogelijkheden bij detectie van congenitale afwijkingen voor de geboorte?
* Infectie bij moeder * Infectie in het vruchtwater * Chromosoomafwijkingen * DNA afwijkingen * Stofwisselingsziekten * Mitochondriaal erfelijke afwijkingen (op indicatie)
56
Wat is de low risk bij screening op congenitale afwijkingen voor de geboorte?
de algemene populatie zonder factoren die het risico op congenitale afwijkingen verhogen
57
Wat is de high risk populatie bij screening/diagnostiek op congenitale afwijkingen voor de geboorte?
de populatie die op basis van factoren, zoals familie anamnese of intoxicatie, een verhoogd risico hebben op een bepaalde ziekte
58
Wanneer wordt de NIPT uitgevoerd?
11-14 weken
59
Wanneer wordt het 1e trimester SEO uitgevoerd?
12-13 weken
60
Wanneer wordt het tweede trimester SEO uitgevoerd?
18-22 weken
61
Wanneer wordt een GUO 1 (high risk) uitgevoerd?
18-22 weken
62
Wanneer wordt een GUO 2 uitgevoerd?
8-40 weken
63
Wanneer wordt een vlokkentest uitgevoerd?
10-14 weken
64
Wanneer wordt een vruchtwaterpunctie uitgevoerd?
15-17 weken
65
Welk deel van de major congenitale afwijkingen worden gedetecteerd?
ongeveer 50%
66
Bij wie worden kinderobducties uitgevoerd?
* Zwangerschapsafbrekingen (13-24 weken) * Intra-uteriene vruchtdood (meestal 3e trimester) * Neonaten (meestal prematuur) * Oudere kinderen (< 5/jaar)
67
Wat zijn de voorwaarden voor een kinderobductie?
* Natuurlijke dood * Toestemming door nabestaanden voor: o Lichaamsobductie o Schedelobductie o Gebruik van materiaal voor onderwijs en onderzoek
68
Welke handelingen worden uitgevoerd bij een kinderobductie?
* Uitwendige inspectie (Fotograferen, meten en wegen) * Inwendige inspectie (Openen lichaam en schedel) * Controleren anatomische verbindingen, meten en wegen * Uitnemen organen en weefsels voor microscopie * Afname weefsel voor aanvullend onderzoek (o.a. microbiologie, virologie, EM, DNA-diagnostiek) * Terugplaatsen organen (behalve hersenen) * Sluiten lichaam en schedel, aankleden
69
Waarom wordt bij een kinderobductie een röntgenfoto (babygram) gemaakt?
om afwijkingen van botten zichtbaar te maken
70
Wat is het nadeel van een babygram?
alleen verbeende skeletdelen zijn zichtbaar
71
Wat is het voordeel van MRI bij een kinderobductie?
alle structuren zichtbaar, vooral weke delen goed beoordeelbaar
72
Wat is het nadeel van een MRI bij een kinderobductie?
resolutie (1.5 Tesla) nog niet optimaal; niet altijd eenvoudig te interpreteren Postmortale veranderingen moeilijk te interpreteren
73
Wat is RAD?
rapid aneuploidy detection
74
Wat is de waarde van de kinderobductie?
* Obductie bevestigt in 68% de prenatale diagnose * 22% van de obducties is er toegevoegde informatie * 9% van de obducties wordt de prenatale bevinding niet bevestigd * De uiteindelijke diagnose verandert in 3,8% na obductie.
75
Hoe goed is de overeenstemming tussen echoscopie en obductie?
* Goede overeenstemming voor “major” bevindingen
76
Hoe vaak zijn er extra bevindingen bij obductie t.o.v. echo?
20-30%
77
Hoe vaak worden echoscopische bevindingen bij obductie niet bevestigd?
10%
78
Welke afwijkingen hebben een hoge concordantie tussen echoscopie en obductie?
Afwijkingen aan hersenen of centraal zenuwstelsel hebben een hoge concordantie, hartafwijkingen een lage concordantie.
79
Wat is de incidentie van CF?
1/3600
80
Wat is de CF-dragerschapsfrequentie?
1/30
81
Wat is de risico voor een gezonde sib van een aangedaan persoon (AR) om drager te zijn?
2/3
82
Wat is het verschil tussen primaire en secundaire telecanthus?
Bij een secundaire telecanthus is er én vergrote IPD en een indruk van scheelzien door het verminderde oogwit aan de mediale zijde door verschuiving van de binnenste ooghoek of een extra plooi. Bij een primaire telecanthus is de IPD normaal.
83
Waarom is de SNP-array niet geschikt voor gebalanceerde translocaties?
omdat deze alleen copy-number variaties kan opsporen
84
Hoe onderscheid je een deletie en region of homozygosity als je alleen de B-allel frequentie hebt?
Bij een deletie is het meestal op 1 plek in het genoom. Bij consanguïniteit zal je op meerdere plekken in het genoom een ROH vinden
85
Wat is de rol van moedermelk in het risico op NEC?
De incidentie van NEC neemt af bij het geven van moedermelk bij prematuren. Tegelijk, geven van enterale voeding vanaf de eerste dag is een risicofactor voor NEC voor prematuren. Laatste studies laten echter zien dat het misschien niet het moment van geven, maar de hoeveelheid voeding die gegeven wordt is.
86
Wat is de biologische beschikbaarheid?
De biologische beschikbaarheid geeft aan hoeveel van de toegediende werkzame stof uiteindelijk de algemene circulatie bereikt en voor werking beschikbaar komt t.o.v. de intraveneuze toediening van eenzelfde dosis van die stof. IV toediening heeft per definitie 100% biologische beschikbaarheid.
87
Wat weet je over vernix caseosa?
Wordt geproduceerd door talgklieren vanaf 20 weken * Prematuriteit en serotiniteit (dan minder vaak gezien) Bescherming tegen infecties * Antimicrobiële peptiden, zoals lysozym, lactoferrine, en defensines * Nooit in studieverband aangetoond Hydratatie en bescherming van de huid Thermoregulatie Glijmiddel tijdens de bevalling Laten zitten na geboorte!
88
Wat is het probleem bij vaatanomalieën en waardoor komt dit?
* Verkeerde diagnose 69% o Delay-patiënt en dokter o Monodisciplinaire kennis
89
Wat zijn de medische consequenties van het stellen van een verkeerde diagnose bij vaatanomalieën?
* Orgaan * Ulceratie * Bloeding * Deformaties * Cosmetisch * Geassocieerde afwijkingen Psycho-sociaal
90
Wat zijn de kenmerken van vasculaire tumoren?
* (90% tumor = hemangiomen) * Bij geboorte 50% hemangomen pre-cursor lesion * Na de geboorte ontstaan/groei * Hemangioom: groei-plateau-regressie * M:V = 1:3
91
Wat zijn de kenmerken van vaatmalformaties?
* (0,3-0,5% anomalieën -> veel zeldzamer) * Aanwezig bij geboorte * Proportionele groei * Geen spontane regressie * M:V = 1:1
92
Neem HC6 week 10 door (vooral voor de afbeeldingen ook)
Gedaan?
93
Wat is de incidentie van hemangiomen?
4-10%
94
Bij wie komen hemangiomen vaker voor?
meisjes prematuren (20-30%) tweelingen
95
Waar bevinden hemangiomen zich?
* Hoofd-nek: 60% * Romp: 25% * Extremiteiten (15%)
96
Wat is het normale beloop van een infantiel hemangioom?
* Start na de geboorte * Uniek groeipatroon  3 fasen 1. Groeifase, disproportionele groei (6 tot 9 m) 2. Stabiele fase 3. Involutie fase, spontane regressie
97
Wat zijn de verschillende patronen van een infantiel hemangioom?
- focaal - multifocaal - segmenteel - onbepaald
98
Welke typen infantiele hemangiomen worden onderscheiden?
- oppervlakkig - diep - mixed - reticulair / abortief / minimale groei - overig
99
Met welke twee syndromen kunnen infantiele hemangiomen geassocieerd zijn?
* PHACE syndroom * LUMBAR syndroom
100
Wat is meestal het beleid bij een hemangioom?
wait and see
101
Hoeveel procent van de kinderen met een hemangioom ontwikkelen complicaties?
25%
102
Wat zijn indicaties voor een behandeling van een hemangioom, en wat is de behandeling?
behandeling: betablokkers (timolol 0.5% druppels, atenolol, evt. propranolol) indicatie: complicaties -> * 1: ulceratie – bloeding – pijn * 2: functionele problemen: ogen, oren, neus, luchtweg (dan worden zintuigen in ontwikkeling belemmerd) * 3: cosmetisch (bijvoorbeeld als het op de neus zit, kan het de hele anatomie van de neus verdringen, en dat herstelt moeilijk; neus is grotendeels kraakbeen, en als daar druk op uitgeoefend wordt, wordt dit vervormd en verdrukt, en daarna verhard dat, en dan krijg je een vorm die je richting de toekomst nauwelijks nog kan veranderen) * (4: hart)
103
Waaruit bestaat het PHACE(S) syndroom?
* Posterior fossa malformatie * Hemangioom * Arteriële anomalie * Cardiovasculaire anomalieën * Oog anomalieën * Sternal clefting en/of supraumbilicale raphe
104
Waaruit bestaat het LUMBAR (SACRAL, PELVIS) syndroom?
* Lower body hemangioma * Urogenitale anomalieën * Ulceratie * Myelopathie * Botdeformiteiten * Anorectale malformaties * Arteriële anomalieën * Renale anomalieën
105
Wat is een RICH?
Rapidly Involuting Congenital Hemangioma Dit is een hemangioom met een livide kleur met een witte halo eromheen, die in utero al ontzettend hard groeit, en al voor/direct na de bevalling in regressie gaat. Er blijft hier een atrofische plek over
106
Wat is een kaposiform hemangioendothelioom?
een zeldzame vaattumor, veroorzaakt door progressieve angiogenese en lymfangiogenese, die voornamelijk gezien wordt op jonge leeftijd (bij neonaten). Een enkele keer wordt het op volwassen leeftijd gezien, meestal uitgelokt door een trauma of in de zwangerschap. Het wordt niet beschouwd als een echte maligniteit, maar het is wel een agressieve vaattumor die lokaal invasief kan zijn, druk kan uitoefenen op de omgeving, en schade kan aanrichten aan diepere structuren, en die niet weer snel in regressie gaat zoals een infantiel hemangioom. Verder kan een Kaposiform hemangioendothelioma (KHE), vooral de grotere (> 8 cm) een verbruiks-trombocytopenie, hypofibrinogenemie en coagulopathie veroorzaken met een soms levensbedreigende bloedingsneiging. Dit wordt het Kasabach-Merritt fenomeen of syndroom genoemd. https://www.huidziekten.nl/zakboek/dermatosen/ktxt/Kaposiform-hemangioendothelioma.htm
107
Hoe werkt lasertherapie bij naevus flammeus?
* Gerichte verhitting verkleuring gevende vaatjes * Vaatjes verschrompelen, dode cellen worden opgeruimd * Leeftijd is van invloed op succes van de behandeling * Jonge huid, vaatjes makkelijker te bereiken * Om de 2-4-8 weken behandelen totdat plateau is bereikt. * 5-8 behandelingen
108
Wat is het succes van lasertherapie bij naevus flammeus?
Succes bij > 50% patiënten wijnvlek oplichten o Hoe kleiner de laesie, hoe beter het resultaat
109
Wat is het risico van lasertherapie bij naevus flammeus?
depigmentatie en littekenvorming
110
Wat is de uitdaging van lasertherapie van naevus flammeus bij kinderen?
* Pijnlijk gevoel van afschieten van elastiek op huid * Op jonge leeftijd moeilijk zonder narcose
111
Wat is Cutis Marmorata Telangiectatica Congenita?
een zeldzame vasculaire malformatie die vanaf de geboorte aanwezig is Cutis marmorata (gemarmerde huid) is een reticulair vaatpatroon van rode of paarse doorschemerende vaten, vooral aan de benen. Het kan fysiologisch zijn, een reactie op koude, en dit wordt gezien bij pasgeborenen, maar ook bij jonge kinderen en adolescenten. De fysiologische cutis marmorata trekt weer weg, is soms alleen onder bepaalde omstandigheden zichtbaar, en is dubbelzijdig. Cutis marmorata telangiectatica congenita is blijvend. Het kan wel na verloop van een aantal jaren minder zichtbaar worden. CMTC is vanaf de geboorte aanwezig, meestal aan de benen, meestal eenzijdig. Soms ontstaan de afwijkingen later (tot 2 jr). Naast de vaattekening kan er atrofie of ulceratie optreden. Vaak ontstaat een beenlengte verschil: de aangedane extremiteit is langer (maar korter komt ook voor). De afwijkingen worden in de eerste 2 levensjaren minder zichtbaar. https://www.huidziekten.nl/zakboek/dermatosen/ctxt/cutis-marmorata-teleangiectatica-congenita.htm
112
Wat is de therapie van lymfatische malformatie?
* Onderscheid maken tussen macro en microcysteus * Macrocysteus: OK-432.24 = Picibanil * Microcysteus: bleomycine * Kinderen onder narcose * Radiologische evaluatie
113
Wat zijn kenmerken van veneuze malformaties?
* Klachten bij afhangen * Klachten bij sporten * Toename als het warm is * Fleboliet kan ontstaan * Geen trill
114
Wat is het Klippel-Trenaunay syndroom?
Het Klippel-Trenaunay syndroom (synoniemen: naevus varicosus osteohypertrophicus, angio-osteohypertrofie syndroom, capillary-lymphatic-venous malformation (CLVM), Klippel-Trenaunay-Parkes-Weber syndroom) is een zeldzame aangeboren aandoening gekenmerkt door 3 componenten: 1. Naevus flammeus (vaak vanaf de geboorte al zichtbaar). 2. Veneuze malformatie (varices, kluwen van gedilateerde venen, oppervlakkig en diep); soms lymfatische malformatie. 3. Hypertrofie van een ledemaat (toegenomen lengte of volume, soms atrofie).
115
Wat zijn de kenmerken van het Sturge Weber syndroom?
1. Glaucoom 2. Aangeboren wijnvlek 3. Epilepsie op jonge leeftijd
116
Wat zijn de kenmerken van het Proteus syndroom?
* Mozaïeken verspreiding (genetische mutatie) * Progressief beloop * Cerebriforme (hersen-achtig) bindweefsel nevus * Asymmetrische disproportionele overgroei * Specifieke tumoren voor 20ste jaar * Ontregeld vetweefsel * Long-cysten * Vasculaire malformatie (CLVM)
117
Welk aanvullend onderzoek kan worden gedaan bij vasculaire malformaties?
* Radiologie o Echo, MRI, en röntgen o CT, angiografie lymphoscintigrafie * Bloed: stolling mn * Pathologie * Genetica: vaat panels mn MRI met contrast met dynamische series is gouden standaard
118
Hoeveel kinderen krijgen per jaar kanker in NL?
ongeveer 600 kinderen per jaar
119
Welk typen tumoren komen vaker voor op de kinderleeftijd?
- Wilms tumor - Neuroblastoom - Sarcomen - Leukemie
120
Welke typen tumoren komen vaker voor op volwassen leeftijd?
- renal cell carcinoom - sarcomen - leukemie - coloncarcinoom - mammacarcinoom - prostaat carcinoom - longkankers - etc Vooral carcinomen
121
Hoe vaak ziet een algemeen kinderarts (perifere kliniek) een kind waarbij een maligniteit wordt vastgesteld?
Ongeveer 2x per jaar
122
Hoe vaak ziet een huisarts een kind waarbij een maligniteit wordt vastgesteld?
1 per 15 jaar
123
Welke vorm van kanker komt het vaakst voor op de kinderleeftijd?
ALL: acute lymfatische leukemie
124
Wat is de globale verdeling van voorkomende kankers op de kinderleeftijd?
1/3 solide tumoren 1/3 hersentumoren 1/3 hemato-oncologie
125
Bekijk de verdeling van de kindertumoren op pagina 4 van HC.5 week 10
Gedaan?
126
Hoe ontstaan (kinder)tumoren?
* Genetische afwijking (mutatie/deletie/amplificatie) * Multiple hit model (Knudsen) (vaak meerdere foutjes nodig) * Familiair (ong. 10% denken we) * Virale infecties (EBV b.v.) (rol van minder virale infecties tijdens corona wordt nu onderzocht) * Straling
127
Wat zijn de oorzaken van kanker bij kinderen?
* Onbekend * Infecties? * Straling * Erfelijkheid (<10%)
128
Wat zijn de oorzaken van kanker bij volwassenen?
* Roken * Alcohol * Straling * Erfelijkheid
129
Hoe hoog ligt het genezingspercentage bij kinderoncologie?
rond de 80-85%
130
Wat is de verdubbelingstijd bij een Burkitt lymfoom?
1 dag
131
Wat is de verdubbelingstijd van een chorioncarcinoom?
1,5 dagen
132
Wat is de verdubbelingstijd van ALL?
3 dagen
133
Wat is de verdubbelingstijd van hodgkin lymfoom?
4
134
Wat is de verdubbelingstijd van embryonaal testiscarcinoom?
5-6 dagen
135
Wat is de verdubbelingstijd van een coloncarcinoom?
80 dagen
136
Wat is de verdubbelingstijd van een longcarcinoom?
90 dagen
137
Wat is de verdubbelingstijd van een mammacarcinoom?
100 dagen
138
Hoeveel procent van de lymfeklierzwellingen bij kinderen zijn benigne?
> 95% (met name infecties)
139
Wanneer is verder onderzoek geïndiceerd bij lymfeklierzwellingen?
* (te) grote klier * Persisterend voor 4-6 weken * Progressief * Niet reagerend op antibiotica
140
Wat is de verdeling van lymfomen bij kinderen?
Hodgkin: 28% Burkitt: 28% T-cel NHL: 29% Grootcellig B: 8% LCAL: 7%
141
Hoeveel kinderen per jaar krijgen een NHL?
35
142
Wat zijn de symptomen van Non Hodgkin lymfoom bij kinderen?
* Afhankelijk van locatie * Bolle buik * Benauwdheid * Klieren * Obstructie * Snelgroeiend
143
Waaruit bestaat de diagnostiek bij Non-Hodgkin lymfoom bij kinderen?
* VBB, chemie * Beenmerg- en lumbaalpunctie * Pathologie * Beeldvorming
144
Waaruit bestaat de behandeling van Non Hodgkin Lymfoom bij kinderen?
* Afhankelijk van type: o 4-9 mnd (B-NHL) – 2 jaar (T-NHL) * Nauwelijks SCT
145
Wat zijn de complicaties van Non Hodgkin lymfoom?
Tumorlysis, infecties, alopecia, bloedingen, cardiotoxiciteit, mucositis ...
146
Hoeveel kinderen per jaar in NL krijgen een Hodgkin Lymfoom?
25 per jaar
147
Wat zijn de symptomen van een Hodgkin lymfoom bij kinderen?
* Lymfeklierzwelling * Nachtzweten * Afvallen * Jeuk * Koorts * Langzamer groeiend
148
Waaruit bestaat de diagnostiek van een Hodgkin Lymfoom bij kinderen?
* Lab * Beeldvorming * Pathologie
149
Waaruit bestaat de behandeling van een Hodgkin lymfoom bij kinderen?
* Euronet-PHL-C2 (klassiek HL) * Euronet-PHL-LP1 (niet klassiek)
150
Wat zijn de complicaties van een Hodgkin lymfoom bij kinderen?
Infertiliteit, secundaire maligniteiten, cardiotoxiciteit, vermoeidheid ...
151
Wat is de duur van behandeling bij NHL op kinderleeftijd?
4-6 maanden, vooral klinisch
152
Wat is de duur van behandeling bij HL op kinderleeftijd?
4-6 maanden, vooral poliklinisch
153
Wat zijn de bijwerkingen en complicaties van chemotherapie?
* Infecties o Bacterieel o Viraal o Schimmels * Gastro-intestinaal: o Voedingsproblemen o Gewichtsverlies/adipositas o Obstipatie o Pancreatitis * Endocrien: o Diabetes * Botten o Osteoporose/osteonecrose * Neurologisch o Neuropathie o Hersenbloeding/infarct o Convulsies * Hematologisch o Anemie o Trombopenie o Stollingsstoornissen * Cardiaal o Hypertensie o Hartfalen * Groeivertraging
154
Wat zijn de lange termijn effecten van chemotherapie?
* 5 jaar na diagnose over naar (SKION Later) Later poli * Bij ALL: o Nierfunctie o Leverfunctie o Cardiale functie o Bewegingsapparaat o Groei
155
Wanneer wordt iets geclassificeerd als een zeldzame ziekte?
< 5 / 10.000 inwoners
156
Hoeveel procent van de bevolking heeft een zeldzame ziekte?
6-8%
157
Hoeveel procent van de zeldzame ziektes heeft een genetische oorzaak?
80%
158
Hoeveel procent van kinderen met een zeldzame ziekte met ontwikkelingsachterstand blijven zonder diagnose zitten?
60%
159
Beschrijf de definitie van normaal en abnormaal gewicht op basis van de BMI
ondergewicht: BMI < 18.5 normaal gewicht: BMI 18.5-25 overgewicht: BMI >/= 25 obesitas: BMI >/= 30 ernstige obesitas: BMI >/= 35
160
Wie mag de diagnose overgewicht of obesitas vaststellen?
Daarvoor opgeleide BIG-professionals en andere in een kwaliteitsregister geregistreerde professionals: * Een jeugdverpleegkundige * Jeugdarts * Huisarts * Kinderarts * Diëtist * Fysio- of oefentherapeut
161
Wat is de nieuwe definitie van obesitas?
BMI-gebaseerd + excess vetmassa (bepaald door de buikomtrek)
162
Wat is de grootste oorzaak van de obesitas epidemie?
de obesogene omgeving
163
Waaruit bestaat de biomedische screening bij een kind met obesitas?
* Anamnese * Lichamelijk onderzoek * Groeicurve
164
Bekijk de flowchart diagnostiek secundaire obesitas
gedaan?
165
Benoem een aantal soort medicatie die kunnen leiden tot gewichtstoename
- corticosteroïden - anti-psychotica - anti-depressiva - anti-epileptica - insuline
166
Wat zijn multifactorieel leefstijlfactoren bij obesitas?
- leefstijl - voeding - eetgedrag - fysieke activiteit - stress - slaap - pedagogische vaardigheden - psychosociaal - cultureel - socio-economisch - gezondheidsvaardigheden
167
Wat is checkoorzakenovergewicht.nl?
een vragenlijst gebaseerd op richtlijnen, een screener op rode vlaggen (voor/bij overgewicht/obesitas)
168
Wat is de Nederlandse Norm gezond bewegen voor jeugd 4-18 jaar?
1 uur per dag matig intensief bewegen 3x per week spier- en botversterkende activiteiten
169
Wat is de Nederlandse norm gezond bewegen voor volwassenen en ouderen?
2,5 uur per week matig intensief bewegen 2x per week spier- en botversterkende activiteiten
170
Welke groepen oorzakelijke, bijdragende en/of in standhoudende factoren van overgewicht/obesitas worden onderscheiden?
1: leefstijl 2: sociaal economisch 3: psychisch 4: medicatie 5: hormonaal 6: hypothalaam 7: monogenetisch / syndromaal
171
Wat zijn voorbeelden van oorzakelijke, bijdragende en/of in standhoudende factoren van overgewicht/obesitas betreffende leefstijl?
- ongezond eetpatroon - te weinig beweging - chronisch slaaptekort - obstructief slaapapneusyndroom - nachtdiensten - timing van maaltijden - fors alcoholgebruik - stoppen met roken - culturele of sociaal-economische factoren
172
Wat zijn voorbeelden van oorzakelijke, bijdragende en/of in standhoudende factoren van overgewicht/obesitas betreffende sociaal economisch?
- financiële zorgen - eenzaamheid - niet meer (zelfstandig) kunnen deelnemen aan de samenleving - overlijden of ernstige ziekte partner/familie, verlies van werk, minimum inkomen, armoede - moeite met lezen, schrijven, rekenen, begrip (laaggeletterdheid, verminderde gezondheidsvaardigheden) - culturele gewoonten
173
Wat zijn voorbeelden van oorzakelijke, bijdragende en/of in standhoudende factoren van overgewicht/obesitas betreffende psychisch?
- depressie - chronische stress - psychotrauma - kindermishandeling (fysiek of emotioneel) in verleden - seksueel misbruik in het verleden - eetbuistoornis zoals Binge eating disorder en Boulimia Nervosa
174
Wat zijn voorbeelden van oorzakelijke, bijdragende en/of in standhoudende factoren van overgewicht/obesitas betreffende medicatie?
- antihypertensiva (betablokkers, alphablokkers) - pijnmedicatie (pregabaline, amitryptiline) - diabetes medicatie (insuline, glimepiride) - antidepressiva (mirtazapine, citalopram, paroxetine) - anti-epileptica (carbamazepine, valproïnezuur, gabapentine) - corticosteroïden (langdurig gebruik)
175
Wat zijn voorbeelden van oorzakelijke, bijdragende en/of in standhoudende factoren van overgewicht/obesitas betreffende hormonaal?
- hypothyreoïdie - PCOS - mannelijk hypogonadisme - behoud extra gewicht na zwangerschap - menopauze zeldzaam: - hypopituitarisme - (Cyclisch) Cushing's syndroom - GH tekort
176
Wat zijn voorbeelden van oorzakelijke, bijdragende en/of in standhoudende factoren van overgewicht/obesitas betreffende hypothalaam?
zeldzaam: - hypothalame schade na bestraling operatie of hoofdtrauma - hypothalame tumor - craniopharyngeoom - malformatie
177
Wat zijn voorbeelden van oorzakelijke, bijdragende en/of in standhoudende factoren van overgewicht/obesitas betreffende (mono)genetisch/syndromaal?
zeldzaam monogenetische obesitas: - op jonge leeftijd obesitas - extreme eetlust - opvallend gewichtsverschil met familieleden syndromale obesitas: - op jonge leeftijd obesitas - extreme eetlust - opvallend gewichtsverschil met familieleden - dysmorfe kenmerken of kenmerken of afwijkingen - autisme - ontwikkelingsachterstand
178
Wat is gemiddeld de erfelijkheid van de BMI?
70%
179
Wat zijn de comborbiditeiten van kinderen met obesitas?
* Laag zelfbeeld, pesten, somber, depressieve klachten * 50% hypertensie * Lever steatose: 50% * DM2 0,7% * Voorstadium diabetes 14% * Gewrichtsklachten: 50% * OSAS: 14% * Dyslipidemie: 50% * Bepaalde vormen van kanker * Vroege puberteit * PCOS
180
Hoeveel procent van de kinderen met obesitas op de poli hebben cardiovasculaire risicofactoren?
50-90%
181
Welk deel van de kinderen met obesitas heeft als volwassene ook obesitas?
70-90%
182
Welk onderzoek wordt gedaan naar het reeds bestaan van risicofactoren en co- en multimorbiditeit?
* Lipiden * Glucose * Lever * Slaap apneu * Verhoogde bloeddruk
183
Wanneer verwijzen we een kind met obesitas naar de kinderarts?
* Bij ‘afwijkende’ waarden * Waarden buiten het referentiegebied voor leeftijd en geslacht * Glucose > 5,6 mmol/l (nuchter)
184
Wat zijn de stappen in de behandeling van obesitas?
1: diagnostiek 2: gecombineerde leefstijlinterventie (gli) 3: farmacotherapie 4: bariatrische/metabole chirurgie
185
Wat is het effect van gecombineerde leefstijlinterventie bij obesitas?
wisselt enorm interindividueel gemiddeld genomen 5% afvallen
186
Wat is de definitie van succesvolle behandeling van obesitas bij kinderen?
Uitgegroeide kinderen: >5% gewichtsverlies Kinderen in de groei: gewicht stabilisatie
187
Hoe wordt gewicht geregeld?
- cognitieve functie, ratio - hedonisch systeem, emotie, beloning - homeostatisch systeem, thermostaat - hersenstam, reflex
188
Wat is normaal gesproken het effect van leptine?
eetlust omlaag verbranding omhoog
189
Wat is bij obesitas het effect van leptine?
weinig effect, door leptine resistentie
190
Welke behandeling van obesitas resulteert nu gemiddeld in de meeste gewichtsafname?
Roux-and-Y gastric bypass (voor overige, zie slide pg 22 PD.4)
191
Waar werkt farmacotherapie van obesitas op?
- beloningssysteem - hypothalamus: verzadiging - maaglediging - insuline sensitiviteit
192
Welke farmacologische behandelingen van obesitas zijn veilig en effectief bevonden voor kinderen?
- liraglutide (GLP1Ra kortwerkend); vanaf 12+ - semaglutide (GLP1Ra langwerkend) - nalrexon/bupropion - MC4R agonist setmelanotide; vanaf 2+, BBS, POMC of LEPR deficiëntie
193
Wat is het gemiddelde effect van behandeling met liraglutide op obesitas?
-5% gewicht
194
Hoeveel procent van de kinderen heeft een BMI reductie van > 10% bij behandeling met semaglutide bij obesitas?
62% bij een groot deel zelfs > 20% (40% van de kinderen)