ZO week 11 Flashcards
(85 cards)
Bij hoeveel procent van de algemene bevolking komt een psychomotore ontwikkelingsachterstand voor?
circa 1-3%
Wat zijn de belangrijkste gegevens die uit de anamnese van een kind met een psychomotore achterstand bekend moeten zijn om gericht onderzoek te kunnen verrichten?
- Zwangerschapanamnese
- Familiegeschiedenis
- Wanneer zijn de klachten ontstaan
- Is er sprake geweest van regressie
- Zijn er bijkomende problemen zoals epilepsie, motorische stoornissen, zintuigelijke stoornissen
- Hoe heeft het kind zijn ontwikkelingsmijlpalen doorlopen?
Welke gegevens uit de zwangerschap moeten worden verkregen ter informatie over de oorzaak van een psychomotore ontwikkelingsachterstand? Hoe belangrijk is dit?
Heel belangrijk. Gegevens over de zwangerschap helpen niet-erfelijke oorzaken (bijvoorbeeld een infectie tijdens de zwangerschap) en erfelijke oorzaken (bijvoorbeeld een polyhydramnion, structurele echographische afwijkingen, verdikte nekplooi zoals bij chromosoomafwijkingen of syndromen) op te sporen.
Noem de belangrijkste aanknopingspunten uit het lichamelijk onderzoek van een kind met een ontwikkelingsachterstand welke kunnen leiden tot het vinden van de oorzaak van de ontwikkelingsachterstand.
- Hoofdomvang: normaal, klein, groot, verandering in de tijd
- Ogen: afwijkende bewegingen, fundus onderzoek
- Gelaat: dysmorfieën, spierzwakte
- Haar: kleur en textuur
- Huid: pigmentatie, te veel of te weinig, overal of plaatselijk
- Ledematen: hypo- of hypertonie, dystonie, ataxie, bewegelijkheid van gewrichten
- Hart en longen: souffles, etc.
- Abdomen: hepatosplenomaglie, nefromegalie
- Genitaal: hypogonadisme, vergrote testes, puberteitstadia
Wanneer is het nuttig om stofwisselingsonderzoek te doen bij de moeder van een kind met een psychomotore ontwikkelingsachterstand?
Stofwisselingsonderzoek van moeder bij maternale PKU/hyperfenylalaninemie
Wanneer is het nuttig om DNA onderzoek te doen bij ouders van een kind met een psychomotore ontwikkelingsachterstand?
DNA onderzoek van ouders is zelden nodig, echter bij voorbereiding van prenatale diagnostiek meestal wel.
Wanneer is het nuttig om neurologisch onderzoek te doen bij ouders van een kind met een psychomotore ontwikkelingsachterstand?
Neurologisch onderzoek van ouders bij dominante aandoeningen waarbij het onderzoek van het kind soms onduidelijk resultaten geeft (voorbeeld EMG bij myotone dystrofie) of bij verdenking neurocutane syndromen met milde/variabele expressie bij kinderen.
Welke oorzaken van psychomotore ontwikkelingsachterstand zijn behandelbaar (met of zonder neonatale screening/hielprik)?
Stofwisselingsziektes zoals PKU, galactosemie, hypothyreoidie, sommige vetzuuroxidatie stoornissen (MCAD).
Noem een aantal erfelijke oorzaken van een psychomotore ontwikkelingsachterstand die beter herkend worden op oudere leeftijd (‘changing phenotype’).
Angelman syndroom, Rett syndroom en Prader-Willi syndroom zijn het meest bekend.
Wat zijn de ziektes waar een hersenscan (CT, MRI met of zonder MRS) helpt de oorzaak van de psychomotore ontwikkelingsachterstand op te sporen?
Perinatale asfyxie, hetgeen een beeld van PVL (periventriculaire leukomalacie) geeft. Voorts ontwikkelingsstoornissen zoals holoprosencefalie en migratie stoornissen van de hersenschors. MRS helpt sommige stofwisselingsziektes op te sporen zoals het syndroom van Canavan en het creatine transport defect.
Wat voor beeld geeft perinatale asfyxie op een hersenscan?
periventriculaire leukomalacie
Is het zinvol screenend onderzoek (niet de hielprik!) naar de oorzaak van een psychomotore ontwikkelingsachterstand in de loop der tijd te herhalen? Zo ja, in welke gevallen kan dit wenselijk zijn?
Als het onderzoek zoals chromosomen, stofwisselingscreening (en soms beeldvorming) tussen 10-20 jaar eerder is verricht en/of als een sib of andere naaste familieleden vragen naar herhalingsrisico en erfelijkheidsadvies.
Een meisje van vijf jaar met een ontwikkelingsachterstand heeft nooit leren praten. Zij heeft epilepsie, motorieke houterigheid en ataxie bij het lopen, een vriendelijk uiterlijk, speelt met puzzels, maar is gauw van streek bij het contact met vreemden.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?:
* syndroom van Williams
* syndroom van Rett
* syndroom van Angelman
* syndroom van Down
c, Angelman syndroom (Kinderen met Williams en Down syndroom leren praten, kinderen met het syndroom van Rett hebben geen doel-gericht hand gebruik)
Welk onderzoek is nodig om het syndroom van Angelman te diagnosticeren?
door middel van DNA onderzoek
Welk onderzoek is nodig om het syndroom van Williams te diagnosticeren?
FISH naar microdeletie op chromosoom 7q11
Welk onderzoek is nodig om het syndroom van Rett te diagnosticeren?
DNA onderzoek van het MECP2 gen.
Welk onderzoek is nodig om het syndroom van Down te diagnosticeren?
algemeen chromosomen onderzoek naar trisomie 21
Wanneer vindt de embryogenese van de ledematen plaats?
tussen week 4 en week 8 na conceptie
Langs welke assen verloopt de embryonale ontwikkeling van de ledematen?
1) de proximo-distale as
2) de dorso-ventrale as
3) de antero-posterior as
Wanneer worden de ledemaatknopjes gevormd?
4 weken na conceptie
het begint door activatie van een groepje mesenchymale cellen
deze groeien uit tot peddelvormige structuren
Wanneer zijn er duidelijke herkenbare armpjes en beentjes met vingers cq tenen gevormd?
rond week 8
Wat zijn mesenchymale cellen?
cellen die losjes aan elkaar zitten
Waar komen de mesenchymale cellen vandaan die beginnen met de vorming van de humane ledematen?
De ontwikkeling van de ledematen begint met de proliferatie van een groepje cellen binnen het pariëtale (somatische) blad van het zijplaat (lateraal) mesoderm. Hierdoor ontstaat een uitstulping: de ledemaatknop (limb bud)
Welke factoren spelen een rol bij het begin van ledemaatvorming? Zijn hierbij verschillen tussen arm en been?
De plaats waar de ledematen zich ontwikkelen wordt onder andere gedefinieerd door de Hox genen. Er worden twee ‘velden gedefinieerd voor respectievelijk de craniale (arm/voorpoot/vleugel) en caudale (been, achterpoot) ledemaatknopje door middel van de transcriptie factoren Tbx5 en Tbx4. In beide ledemaatvelden vindt synthese van FGF10 plaats, waardoor lokaal het ectoderm verdikt en de Apical Ectodermal Ridge (AER) wordt gevormd.