HC06 - 'Functies van de lever gekoppeld aan symptomen van falen' Flashcards

1
Q

Wat zijn de functies van de lever?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Fysiologische anatomie van de lever (opfrissen)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom is er een hele grote filtratie van bloed in de lever?

A

Door de hoge bloedstroom en de lage vaatweerstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor verloopt de bloedflow door de leversinusoïden gemakkelijk?

A

Omdat er geen drukverschil is tussen de v. portae en de v. hepatica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doet levercirrhose met de vaatweerstand?

A

Levercirrhose vergroot de vaatweerstand enorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het gevolg van de vergrote vaatweerstand bij levercirrhose?

A

Je krijgt dan portale hypertensie.
De capillaire druk in het hele portale systeem van het MDK stijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke klachten zie je bij portale hypertensie door levercirrhose?

A

Koliek, diarree, ascites

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel bloed slaat de lever op?

A

Ong. 10% van al het bloedvolume bevindt zich in de lever (op ieder gegeven moment). De lever kan dit uitbreiden als het bloedvolume toeneemt (RHF)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De doorbloeding van de lever komt deels via veneus bloed (vena porta). Wat is hier het voordeel van?

A
  • Er zitten hepatotrope factoren in (HGF vanuit de darm)
  • Het bloed wordt gefilterd voor het naar de rest van het lichaam gaat (NH3, toxinen en bacteriën vanuit de darm)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De doorbloeding van de lever komt deels via veneus bloed (vena porta). Wat is hier het nadeel van?

A

Het is een kwetsbaar orgaan indien er zuurstoftekort ontstaat (anemie, slechte circulatie/shock). Dit levert levercelnecrose op in zone 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat krijg je bij chronisch zuurstoftekort in de lever?

A

Dan kan de lever zelf extramedullaire hematopoëse op gang brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er met de lymfedrainage in de lever bij een verhoogde bloeddruk?

A

De lever heeft een hele hoge lymfeafvoer.
Wanneer de bloeddruk in de hepatische venen iets stijgt, stijgt de lymfedrainage in de lever enorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat krijg je als de lymfedrainage in de lever tekort schiet?

A

Ascites

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar of niet waar?
De lever heeft een goed reticulo-endotheliaal systeem.

A

Waar
De v. porta bevat veel bacteriën vanuit het MDK, maar slechts <1% bereikt de systemische circulatie dankzij de Kupfferse cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er als het reticulo-endotheliaal systeem van de lever tekort schiet??

A

Dan krijg je schade aan de levercellen - systemische inflammatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het regeneratieve vermogen van de lever?

A

Een partiële hepatectomie tot 70% kan de lever zelf herstellen. Het kan dan de massa en functie volledig terug krijgen, o.a. door hepatocyte growth factor (mesenchymale cellen) die celdeling/groei stimuleert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke factor zorgt er voor dat de lever niet oneindig door blijft groeien bij regeneratie?

A

Transforming growth factor B, want die stopt de celdivisie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat gebeurt er met de regeneratie van de lever bij leveraandoeningen?

A

Dan wordt de regeneratie ernstig beperkt.
Dit is pas klinisch zichtbaar als functieverlies, als al meer dan 75% van het leverweefsel is aangetast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe speelt de lever een belangrijke rol in de regulatie van de plasmaconcentratie van nutriënten?

A

Nutriënten worden geabsorbeerd door de dunne darm en komen via de v. porta in de lever voor metabolisatie.
De lever converteert deze nutriënten in vormen die opgeslagen of gebruikt kunnen worden, en zorgt voor transport naar verschillende weefsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De belangrijkste rol van de lever is het bloedglucose op peil houden. Welke 4 dingen kan de lever doen m.b.t. koolhydraatmetabolisme?

A
  1. Opslag grote hoeveelheden glycogeen
  2. Conversie van galactose en fructose naar glucose
  3. Gluconeogenese
  4. Het verwerken van intermediaire producten van het koolhydraatmetabolisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het gevolg van leverfalen voor het koolhydraatmetabolisme?

A

Je krijgt dan hypoglycaemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke 3 dingen kan de lever doen m.b.t. het vetmetabolisme?

A
  1. Oxidatie van vetzuren als energiebron voor andere lichaamsfuncties
  2. Synthese van grote hoeveelheden cholesterol, fosfolipiden en lipoproteïnen
  3. Synthese van vet vanuit een overmaat eiwit en koolhydraten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bij welke dieren kan leververvetting een oorzaak zijn van leveraandoeningen?

A

Bij de kat en het paard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de functie van de lever bij het eiwitmetabolisme?

A

Het lichaam kan geen eiwitten opslaan, dus deze worden afgebroken bij overmaat. Hierbij ontstaat een amine groep die potentieel toxisch is.
De lever is verantwoordelijk voor de omzetting/afvoer van NH2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke 5 dingen kan de lever doen m.b.t. het eiwitmetabolisme?

A
  1. Deaminatie van aminozuren (afsplitsing NH2)
  2. Vorming van ureum, noodzakelijk voor afvoer van ammonia uit het lichaam
  3. Synthese van plasma eiwitten (o.a. stollingsfactoren/albumine)
  4. Synthese van niet-essentiële aminozuren (transaminatie)
  5. Vorming van intermediairen uit de eiwitsynthese die gebruikt worden elders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de consequentie van leverfalen voor het eiwitmetabolisme?

A

Je kunt dan hyperammoniëmie (HE), stollingstoornissen, en oedeem/ascites krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat wordt er met ammoniak (NH3) gedaan bij endogene afbraak van lichaamseiwitten?

A

Dan wordt het ingebouwd in glutamaat en glutamine in de cel

28
Q

Wat wordt er met ammoniak (NH3) gedaan bij exogene afbraak uit voeding?

A

Dan wordt het opgenomen in de lever via de portale circulatie en omgezet in ureum

29
Q

Wat is hepato-encephalopathie (HE)?

A

Disfunctioneren van het brein door disfunctioneren van de lever

30
Q

Welke drie belangrijke factoren spelen een rol bij HE?

A
  • Hyperammoniëmie
  • Systemische inflammatie
  • Oxidatieve stress
31
Q

Wat is het klinische beeld van HE?

A

Hersenverschijnselen: dringen, cirkelen depressie/coma of excitatie
Een compleet herstel is mogelijk

32
Q

NH3 is in balans met NH4+. In welke verhouding komt dit in ons lichaam voor bij een pH van 7.4?

A

Bij een pH van 7.4 is er 98% NH4+ en 2% NH3

33
Q

Wat gebeurt er in eerste instantie met de pH bij een hyperammoniëmie?

A

De intracellulaire pH stijgt in eerste instantie, omdat NH3 de celmembranen makkelijk kan passeren via diffusie. NH4+ daarentegen heeft transporters nodig (eigen transporters of het kan K+ vervangen in K+ transporters en zo de cel binnenkomen)

34
Q

Wat doet hoog ammonia met het membraan potentiaal?

A

Het verhoogt het membraanpotentiaal, waardoor depolarisatie makkelijker optreedt

35
Q

Wat doet hoog ammonia met het celmetabolisme?

A

Het verstoort het celmetabolisme, want ammonia is een substraat en/of product van meerdere enzymreacties zoals de omzetting van glutamaat in glutamine.

36
Q

Wat is het verschil tussen NH3 en NH4+?

A
37
Q

Waarop is de ammoniakbepaling in het bloed gebaseerd?

A

Dat maakt geen onderscheid tussen beide vormen, en dus spreek je van totaal ammoniak in het bloed

38
Q

Hoe verwerken de hersenen normaal gesproken NH3?

A
39
Q

Wat gebeurt er als er sprake is van een overmaat aan NH3?

A

Glutamine synthetase kan het niet allemaal meer aan en NH3 begint de astrocyt over te slaan. Daarna gaat NH3 glutaminase remmen waardoor je een ophoping van glutamine en een depletie van glutamaat krijgt. Glutamine is osmotisch actief, waardoor je hersenoedeem krijgt.

40
Q

Hoe kan de GABA activiteit verhogen bij HE, ondanks dat er minder glutamaat is?

A

Er kunnen dan stoffen uit het MDK komen die lijken op benzodiazepines (BZ) en die kunnen aangrijpen op de GABA receptor waardoor er een groter effect wordt afgegeven.

41
Q

Waar moet je op letten bij dieren met HE?

A

Dat je ze geen stoffen geeft die binden aan de GABA receptor (bijv. om ze onder narcose te brengen) omdat ze dan langer en dieper out gaan dan nodig, of dat ze misschien niet meer bij komen.

42
Q

Wat zijn aromatische aminozuren (tyrosine, phenylalanine en tryptofaan)?

A

Aminozuren die ontstaan bij de eiwitvertering in de darm, en waarvan vervolgens een klein deel de hersenen bereikt en wordt omgezet (door tyrosine-3-hydroxylase) in excitatoire neurotransmitters: dopa, dopamine en noradrenaline.
Het grootste deel verwijdert de lever echter uit de poortader

43
Q

Wat gebeurt er bij leverproblemen als er te veel aromatische aminozuren zijn?

A

Dan kan tyrosine hydroxylase het niet meer aan, en wordt het overige tyrosine omgezet in tyramine en octopamine. Dit is een valse neurotransmitter, dus die bindt wel op dezelfde receptoren, maar heeft geen effect

44
Q

Wat gebeurt er met de aanmaak van stollingsfactoren bij leverfalen?

A

Dan krijg je hemorrhagische diathese en stolsels

45
Q

Welke stolingsfactoren zijn snel afwijkend bij leverfalen?

A
  • Vit K afhankelijke stollingsfactoren (II, VII, IX, X, protein C)
  • Stollingsfactoren met een korte halfwaardetijd (uren, o.a. fibrinogeen)
46
Q

Welke vitaminen (en ijzersoort) slaat de lever op?

A

De lever is de opslagplek voor vitamine A, D en B12, en voor ijzer in de vorm van ferritine.
Een klein deel van dit ijzer komt van de afbraak van rode bloedcellen.

47
Q

Wat gebeurt er met de ijzer opslag bij leverfalen?

A

Er is geen gereguleerde excretie route voor ijzer. Bij overmatige inname via dieet van ijzer treedt er ijzerstapeling in de lever op, wat schade oplevert

48
Q

Wat excreteert de lever via de gal?

A
49
Q

Hoe komt bilirubine vrij?

A

Het is het afbraakproduct van haem (RBC, haembevattende enzymen/eiwitten).
Ongeconjugeerd bilirubine komt vrij vanuit het reticulo-endotheliale systeem (lever, milt, beenmerg).

50
Q

Wat gebeurt er met bilirubine?

A

Het is onoplosbaar in water, en is zwak gebonden aan albumine. Het wordt opgenomen in de lever door gefaciliteerde diffusie

51
Q

Wat gebeurt er in de lever met bilirubine?

A

De lever zorgt voor conjugatie met glucuronzuur.
Geconjugeerd bilirubine is wateroplosbaar, en kan worden geëxcreteerd via de gal tegen een hoge gradiënt.

52
Q

Welke verschillende kleuren gaat bilirubine door tijdens het metabolisme?

A
53
Q

Welke kleuren heeft een dier bij blokkade van de galwegen?

A

De ontlasting is dan wit, en het dier wordt geel

54
Q

Wat zijn pathofysiologische oorzaken voor icterus?

A
  1. Toename in haem-aanbod in lever
  2. Verminderde plasma klaring
  3. Verminderde galstroom (cholestase)
55
Q

Wat is de samenstelling van gal?

A
  • Water (85%)
  • Galzouten (geconjugeerde galzuren)
  • Cholesterol
  • Bilirubine
  • Eiwitten
  • Vetzuren
  • HCO3
  • Na
  • K
56
Q

Waaruit worden galzuren gevormd?

A

Uit cholesterol (het is ook de belangrijkste uitscheidingsroute voor cholesterol).
Het heeft een steroïde structuur (hormonale functie)

57
Q

Wat wordt er in de lever gedaan met de galzuren?

A

De primaire galzuren worden gevormd in de lever, wat ook geconjugeerd wordt in de lever. Hierdoor wordt het wateroplosbaar.

58
Q

Hoe worden geconjugeerde galzuren ook wel genoemd?

A

Galzouten

59
Q

Waar worden secundaire galzuren gevormd?

A

In het colon

60
Q

Waarvoor zorgt verhoogde secretie van galzuren?

A

Voor een verhoogde galstroom

61
Q

Waarvoor zijn galzuren in de darm van belang?

A

Voor vet-emulsificatie

62
Q

Hoe ziet de enterohepatische circulatie van galzuren er uit?

A
63
Q

Wat gebeurt er bij lekkage van gal door blokkade of schade?

A

Dan komen de galzuren in de systemische circulatie

64
Q

Wat is het verschil tussen leverschade en leverfalen?

A
65
Q

Welke parameter kun je per leverfunctie gebruiken om te kijken of er sprake is van schade/falen?

A