MTE3 - Integratie MD-kanaal Flashcards

1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de pH in de lebmaag?

A

Tussen de 2 en 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de pH in het duodenum?

A

6,2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de pH in het jejunum?

A

6,9

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de pH in het ileum?

A

7,2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de pH in het colon ascendens?

A

6,9

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de pH in het colon descendens?

A

7,0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de pH in het caecum?

A

6,8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke stellingen over de pH van de segmenten is juist?

A
  • pH 4 is duizend maal zuurder dan pH 7
  • De secretie van H+ door de lebmaag kost ATP
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke stoffen kunnen de kleur veroorzaken van de maag-darm inhoud?

A
  • Bloed
  • Stercobiline
  • Bilirubine
  • Voedingscomponenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat heeft invloed op de vloeibaarheid van de maag-darminhoud?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is de inhoud van de dunne darm en het caecum relatief vloeibaar? Geef twee voordelen van een vloeibare consistentie in deze segmenten.

En waarom is de die van het colon descendens relatief vast?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe komt het dat de consistentie van de darminhoud vrij constant is, ondanks een groot verschil in vochtinname van een dier?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kun je de amylase activiteit bepalen in de inhoud van de maag-darm segmenten?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A

Jejunum-duodenum-caecum-ileum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke enzymen scheidt de pancreas uit naast amylase?

A

Pancreas lipase, trypsinogeen, elastase, fosfolipase

17
Q

Welke lengte hoort bij welk deel van het MDK?

A

23 meter: jejunum
5 meter: colon ascendens
0,9 meter: duodenum
0,5 meter: lebmaag

18
Q

Waarom is het jejunum zo lang? Bedenk wat er zou gebeuren als het jejunum maar 5 meter zou zijn.

A
19
Q

Wat zie je hier?

A
20
Q

Wat zie je hier?

A
21
Q

Wat zie je hier?

A
22
Q

Wat zie je hier?

A
23
Q

Wat zie je hier?

A
24
Q

Wat zie je hier?

A
25
Q

Wat zie je hier?

A
26
Q

Wat zie je hier?

A
27
Q

Wat zie je hier?

A
28
Q

Wat zie je hier?

A
29
Q

Wat zie je hier?

A
30
Q

Waarom heeft de pens een meerlagig plaveisel epitheel i.t.t. de andere maag-darmdelen, die een éénlagig cylindrisch epitheel hebben?

A

De inhoud van de pens is ruwer (takjes etc.) dan die in de andere delen en kan het oppervlak beschadigen.
Kennelijk weegt de bescherming die een meerlagig plaveisel epitheel biedt op tegen de verminderde absorptie die dit type epitheel heeft t.o.v. eenlagig cylindrisch epitheel.

31
Q
A

In de pens vindt fermentatie plaats door bacteriën en protozoa. Die maken hierbij de vluchtige vetzuren (van klein naar groot) acetaat, propionaat en butyraat en de gassen methaan en koolstofdioxide.

32
Q
A

In de lebmaag vindt het doden van bacteriën plaats en het denatureren van eiwit. De lebmaag scheidt hiertoe zoutzuur uit en het enzym pepsine en het enzym lysozym.

33
Q
A

In het duodenum wordt het maagsap geneutraliseerd door secretie van bicarbonaat. Daarna begint de vertering van de voedselcomponenten zodat ze geabsorbeerd kunnen worden. Hiertoe worden enzymen zoals amylase, lipase en trypsine uit de pancreas gesecreteerd en komt er uit de lever gal bij de chymus.

34
Q
A

In het jejunum wordt het voedsel verteerd en daarna geabsorbeerd. Uit zetmeel komt glucose en uit eiwit aminozuren in het bloed. Ook wordt er voor een goede vloeibaarheid water en zout uitgescheiden en geabsorbeerd. Als laatste worden in het ileum de galzouten geresorbeerd.

35
Q
A

In het caecum en begin van het colon ascendens vindt opnieuw fermentatie plaats. De gevormde vluchtige vetzuren worden geabsorbeerd. Om te zorgen dat de inhoud vloeibaar blijft wordt er constant water en zout uitgescheiden en geabsorbeerd.

36
Q
A

In het smalle gedeelte van het colon ascendens en het colon descendens vindt nog een beetje fermentatie plaats. De belangrijkste functie is hier om netto water en zout te absorberen.

37
Q
A