HIS2. Bindweefsels (1ste 2p) Flashcards

(37 cards)

1
Q

Hoofdfunctie van steuncellen

A

mechanische stabiliteit aan weefsels bieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Belangrijke materialen in de ECM

A
  • Glycosaminoglycanen
  • fibrillaire eiwitten
  • kleine hoeveelheden structureel glycoproteïne
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Algemene structuur van ECM

A

Verspreid netwerk van steuncellen die een georganiseerd extracellulair netwerk van fibrillaire eiwitten produceren gerangschikt in een gel van GAG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Eigenschappen van glycosaminoglycanen

A
  • grote, onvertakte polysachariden
  • negatief geladen
  • hydrofiel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Functies van glycosaminoglycanen

A
  • turgor van ECM => vervorming door drukkrachten voorkomen
  • de diffusie van de stoffen door ECM bepalen
  • binden aan andere eiwitten om proteoglycanen te vormen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe worden proteoglycanen gevormd

A

door glycosaminoglycanen die aan andere eiwitten gaan binden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

functie van proteoglycanen in de ECM

A
  • grote hydratatieruimte in de ECM behouden
  • poriegrootte van de matrixgel variëren => selectieve diffusie mogelijk maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

4 groepen glycosaminoglycanen

A
  • hyaluronzuur
  • chondroïtinesulfaat en dermatansulfaat
  • heparansulfaat en heparine
  • keratansulfaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

4 belangrijke eiwitten die fibrillen vormen in de ECM

A
  • collageen
  • fibrilline
  • elastine
  • fibronectine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

functie van fibrillaire eiwitten in de ECM

A
  • trekeigenschappen aan weefsels voorzien
  • verankering bieden aan andere cellulaire elementen in weefsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

collageen type I voorkomen

A

dermis, pees, been, dentine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

collageen type I functies

A

treksterkte aan weefsels voorzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

collageen type I kenmerken

A
  • collageenvezels
  • bestand tegen trekspanningen in weefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

collageen type II voorkomen

A

Hyalien en elastisch KB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kenmerk van collageen type II

A

fibril

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

voorkomen van collageen type III

A
  • onderdeel fibroreticulaire lamina
  • organen
  • endoneurium
  • foetus
17
Q

kenmerken van collageen type III

A
  • reticulaire vezels/reticuline
  • dunne vezels
  • vormen een los gaas
18
Q

functie van collageen type III

A

ondersteunend functie in basaal membraan als onderdeel van de fibroreticulaire lamina

19
Q

voorkomen collageen type IV

A

basaal membraan van epitheelcellen

20
Q

kenmerken collageen type IV

A
  • vormt een netwerk
  • vilt, korrelig
21
Q

voorkomen collageen type V

A
  • Basaal membraan van gladde spiercellen, Schwann-cellen
  • bevindt zich in de huid thv de dermo-epidermale overgang
  • placenta
22
Q

kenmerken van collageen type V

A

associatie met collageen type I

23
Q

voorkomen van collageen type VII

A

basale membranen

24
Q

kenmerk collageen type VII

A

verankerende fibrillen

25
voorkomen van collageen type VIII
Membraan van Descemet in hoornvlies oog
26
Kenmerk collageen type VIII
Hexagonaal rooster
27
Elastine
- hoofdbestanddeel elastische vezels - hydrofoob eiwit
28
vorming van elastine
- interactie van elastine en fibrilline - fibrilline-microfibrillen organiseren de elastine zodat het tussen de microfibrillen wordt afgezet en duidelijke elastische vezels vormt
29
functies van elastine
- elasticiteit verlenen aan weefsels - zorgen dat weefsel terugveren na uitrekken
30
fibrilline
- fibrilvormend glycoproteïne - hoofdbestanddeel van extracellulaire microfibrillen
31
microfibrillen
- bestanddeel van elastische vezels - in ECM van long- , huid- en bloedvaten
32
functie microfibrillen
adhesie tussen verschillende componenten van het ECM bemiddelen
33
voorbeelden van extracellulaire structurele glycoproteïnen
- fibronectines - laminine - perlecan - nidogens
34
functies van extracellulaire structurele glycoproteïnen
- interactie tussen cellen en de ECM bemiddelen - interageren met specifieke receptoren op het celoppervlak
35
3 vormen van fibronectine
- circulerend plasma-eiwit - eiwit tijdelijk aan celoppervlak gehecht - onoplosbare fibrillen die deel uitmaken van de ECM
36
Functioneel belang van fibronectine
kunnen aan verschillende weefselcomponenten hechten omdat het bindingsplaatsen voor collageen, heparine en celadhesiemoleculen bevat
37
voorbeeld van een fibronectinereceptor
integrine