Hoofdstuk 11 Flashcards

De juiste toets kiezen (45 cards)

1
Q

Stappen

De juiste toets bepalen

A
  1. Cases?
  2. AV & OV? Meetniveaus?
  3. Onderzoeksvraag (verband of verschil?)
  4. Populaties (hoeveelheid)?
  5. Afhankelijke of onafhankelijke steekproeven?
  6. Parametrisch of non-parametrisch?
  7. Eenzijdig (L/R) of tweezijdig?

p336-342

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Soorten

Parametrische toetsen

A
  • One-sample (t of z).
  • Onafhankelijk (t of z).
  • Afhankelijk t.
  • One-way ANOVA.
  • Two-way ANOVA (N-way ANOVA).
  • RM ANOVA.
  • Pearson correlatie.
  • Enkelvoudige regressie.
  • Meervoudige regressie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Soorten

Non-parametrische toetsen

A
  • χ² voor frequenties.
  • χ² voor independence.
  • Wilcoxon rank-sum/Mann-Whitney.
  • Wilcoxon signed-ranks.
  • Kruskal-Wallis.
  • Friedman’s ANOVA.
  • Spearman correlatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Soorten

Toetsen voor 1 populatie

A
  • One-sample t.
  • One sample z.
  • χ² voor frequenties.
  • Pearson correlatie (sorta).
  • Spearman correlatie (sorta).
  • Enkelvoudige regressie (sorta).
  • Meervoudige regressie (sorta).

Laatste 4 ben je niet echt bezig met populaties, meer een technicality

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Soorten

Toetsen voor twee populaties

A
  • Onafhankelijke t.
  • Afhankelijke t.
  • Wilcoxon rank-sum/Mann-Whitney.
  • Wilcoxon signed-ranks.
  • χ² voor independence.

Technisch gezien bestaat er ook een onafhankelijke z-toets maar die gebruiken we niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Soorten

Toetsen voor meer dan twee populaties

A
  • One-way ANOVA.
  • Two-way ANOVA.
  • N-way ANOVA.
  • RM ANOVA.
  • Friedman’s ANOVA.
  • Kruskal-Wallis.
  • χ² voor independence.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Soorten

Toetsen voor onafhankelijke steekproeven en/of populaties

A
  • Onafhankelijke t.
  • Wilcoxon rank-sum/Mann-Whitney.
  • One-way ANOVA.
  • Kruskal-Wallis.
  • Two-way ANOVA.
  • N-way ANOVA.
  • χ² voor frequenties.
  • χ² voor independence.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Soorten

Toetsen voor afhankelijke steekproeven en/of populaties

A
  • Afhankelijke t.
  • Wilcoxon signed-ranks.
  • RM ANOVA.
  • Friedman’s ANOVA.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke toets beantwoordt dit?

Verschilt het populatiegemiddelde significant van een vooropgestelde waarde?

A
  • z-toets voor het gemiddelde.
  • t-toets voor één gemiddelde.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke toets bij deze voorwaarden?

  • AV: interval.
  • AV normaal verdeeld OF n>100.
  • OV: 1, nominaal.
  • Populaties: 1.
A
  • z-toets voor het gemiddelde.
  • t-toets voor één gemiddelde ook mogelijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke toets bij deze voorwaarden?

  • AV: interval.
  • AV normaal verdeeld OF n>30.
  • OV: 1, nominaal.
  • Populaties: 1.
A

t-toets voor één gemiddelde

One-sample t-test.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke toets beantwoordt dit?

Komen de geobserveerde frequenties overeen met de verwachte frequenties?

A

χ²-toets voor frequencies

χ² goodness of fit test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke toets bij deze voorwaarden?

  • Variabelen: nominaal (reducering mogelijk).
  • Populaties: 1.
  • Mutueel exclusieve categorieën.
  • ≤20% van de categorieën heeft f(e)<5.
  • Geen enkele categorie heeft f(e)<1.
A

χ²-toets voor frequenties

χ² goodness of fit test.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke toets beantwoordt dit?

Verschilt het gemiddelde in een populatie significant van het gemiddelde in een andere populatie?

A
  • Een t-toets voor twee steekproeven.
  • Mann-Whitney toets.
  • Wilcoxon rank-sum toets.
  • Wilcoxon signed-ranks toets.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke toets beantwoordt dit?

Verschilt het gemiddelde in een populatie significant van het gemiddelde in een andere, onafhankelijke populatie?

A
  • t-toets voor twee onafhankelijke steekproeven.
  • Mann-Whitney toets.
  • Wilcoxon rank-sum toets.

Independent t-test. Laatste twee doen exact hetzelfde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke toets bij deze voorwaarden?

  • AV = interval.
  • AV normaal verdeeld in populatie OF n>30.
  • OV: 1, nominaal.
  • Populaties: 2, onafhankelijk.
  • Homogeniteit van varianties.
A

t-toets voor twee onafhankelijke steekproeven

Independent t-test.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke toets bij deze voorwaarden?

  • AV = ordinaal of hoger. Achterliggend interval of ratio.
  • OV: 1, nominaal.
  • Populaties: 2, onafhankelijk.
A
  • Mann-Whitney toets.
  • Wilcoxon rank-sum toets.

Eigenlijk exact hetzelfde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke toets bij deze voorwaarden?

  • AV = interval.
  • AV normaal verdeeld in populatie OF n>30.
  • OV: 1, nominaal.
  • Populaties: 2, afhankelijk.
  • Homogeniteit van varianties.
A

t-toets voor twee afhankelijke steekproeven

Paired samples t-test.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke toets beantwoordt dit?

Verschilt het gemiddelde in een populatie significant van het gemiddelde in een andere, afhankelijke populatie?

A
  • t-toets voor twee afhankelijke steekproeven.
  • Wilcoxon signed-ranks toets.

Paired samples t-test.

20
Q

Welke toets bij deze voorwaarden?

  • AV = ordinaal of hoger. Achterliggend interval of ratio.
  • OV: 1, nominaal.
  • Populaties: 2, afhankelijk.
A

Wilcoxon signed-ranks toets.

21
Q

Welke toets beantwoordt dit?

Zijn populatievarianties gelijk aan elkaar?

22
Q

Welke toets beantwoordt dit?

Is er een verschil in gemiddelde tussen meerdere groepen op een enkele AV? Indien er een effect is, tussen welke groepen/niveaus is er een verschil?

A
  • One-way ANOVA.
  • Kruskal-Wallis toets.

Eenwegs-variantieanalyse.

23
Q

Welke toets beantwoordt dit?

Is er een effect van een OV met meerdere niveaus op een enkele AV? Indien er een effect is, tussen welke groepen/niveaus is er een verschil?

A
  • One-way ANOVA.
  • Kruskal-Wallis toets.

Eenwegs-variantieanalyse.

24
Q

Welke toets bij deze voorwaarden?

  • AV = interval.
  • AV normaal verdeeld in populatie OF n>30.
  • OV: 1, nominaal (evt gereduceerd ordinaal).
  • Populaties: >2, onafhankelijk.
  • Homogeniteit van varianties.
A

One-way ANOVA

Eénwegs-variantieanalyse

25
# Welkle toets bij deze voorwaarden? * AV = ordinaal of hoger. Achterliggend interval of ratio. * OV: 1, nominaal (evt gereduceerd ordinaal). * Populaties: >2, onafhankelijk. * ≥ 5 cases per groep.
Kruskal-Wallis toets
26
# Welke toets beantwoordt dit? * Is er een hoofdeffect van (een van de) twee OV met meerdere niveaus op 1 enkele AV? Zo ja, tussen welke niveaus verschil?
Two-way ANOVA | Tweewegs-variantieanalyse
27
# Welkle toets bij deze voorwaarden? * AV = interval. * AV normaal verdeeld in populatie OF *n*>30. * OV: 2, nominaal (evt gereduceerd ordinaal). * Populaties: >2, onafhankelijk. * Homogeniteit van varianties.
Two-way ANOVA | Tweewegs-variantieanalyse
28
# Welkle toets bij deze voorwaarden? * AV = interval. * AV normaal verdeeld in populatie OF *n*>30. * OV: >2, nominaal (evt gereduceerd ordinaal). * Populaties: >2, onafhankelijk. * Homogeniteit van varianties.
N-way ANOVA
29
# Welke toets beantwoordt dit? * Is er een hoofdeffect van een of meerdere OV met meerdere niveaus op 1 enkele AV? Zo ja, tussen welke niveaus verschil?
N-way ANOVA
30
# Welke toets beantwoordt dit? Is er een verschil in gemiddelde van meerdere metingen op een bepaalde AV? Indien er een effect is, tussen welke metingen is er een verschil? -> post-hoc analyse.
* RM ANOVA. * Friedman's ANOVA. | Variantieanalyse voor herhaalde metingen.
31
# Welke toets beantwoordt dit? Is er een effect van een bepaalde OV met meerdere metingen op een bepaalde AV? Indien er een effect is, tussen welke metingen is er een verschil? -> post-hoc analyse.
RM ANOVA. | Variantieanalyse voor herhaalde metingen.
32
# Welke toets bij deze voorwaarden? * AV = interval. * AV normaal verdeeld in populatie OF *n*>30. * OV: >1, nominaal (evt gereduceerd ordinaal). * Populaties: >2, afhankelijk. * Homogeniteit van varianties. * Sfericiteit.
Repeated Measures ANOVA | Variantieanalyse voor herhaalde metingen
33
# Welke toets bij deze voorwaarden? * AV minstens ordinaal. * OV nominaal (evt gereduceerd ordinaal). * >2 populaties/steekproeven. * Afhankelijke steekproeven. * Metingen op dezelfde schaal (exact of gelijkaardig).
Friedman's ANOVA.
34
# Welke toets beantwoordt dit? Is er een lineair (rechtlijnig) verband tussen twee interval variabelen?
* Pearson correlatietoets. * Spearman rangcorrelatietoets.
35
# Welke toets bij deze voorwaarden? * Variabelen = intervalniveau. * Variabelen normaal verdeeld in de populatie OF *n*≥30. * De variabelen zijn bivariaat normaal verdeeld. * Homoscedasticiteit.
Pearson correlatietoets.
36
# Welke toets bij deze voorwaarden? Variabelen = minstens ordinaal.
Spearman rangcorrelatietoets.
37
# Welke toets beantwoordt dit? Is er een lineair (rechtlijnig) verband tussen twee ordinale variabelen?
Spearman rangcorrelatietoets.
38
# Welke toets beantwoordt dit? Is er een lineair (rechtlijnig) verband tussen een ordinale variabele en een interval of ratiovariabele?
Spearman rangcorrelatietoets.
39
# Welke toets beantwoordt dit? Zijn twee nominale variabelen afhankelijk van elkaar?
*χ²*-toets voor kruistabellen | Aka *χ²*-test for independence, of Pearson *χ²*-toets.
40
# Welke toets bij deze voorwaarden? * Variabelen = nominaal * Mutueel exclusieve categorieën. * ≤20% van de categorieën heeft *f(e)*<5. * Geen enkele categorie heeft *f(e)*<1. * Frequentiegegevens, niet percentages. * Geen herhaalde metingen.
*χ²*-toets voor kruistabellen | Aka *χ²*-test for independence, of Pearson *χ²*-toets.
41
# Welke toets beantwoordt dit? Wat is de invloed van 1 OV op 1 AV?
Enkelvoudige regressieanalyse.
42
# Welke toets bij deze voorwaarden? * AV = intervalniveau. * Observaties van AV zijn onafhankelijk van elkaar. * OV = interval of dichotoom (nominaal buiten beschouwing). * Residuen = normaal verdeeld. * Residuen gemiddelde = 0. * Residuen correleren niet onderling. * Lineair verband tussen X en Y. * Homoscedasticiteit
Enkelvoudige regressieanalyse.
43
# Welke toets beantwoordt dit? Wat is de invloed van meerdere OV op 1 AV?
Meervoudige regressieanalyse | Multiple regression.
44
# Welke toets bij deze voorwaarden? * AV = intervalniveau. * Observaties van AV zijn onafhankelijk van elkaar. * OV = interval of dichotoom (nominaal buiten beschouwing). * Residuen = normaal verdeeld. * Residuen gemiddelde = 0. * Residuen correleren niet onderling. * Lineair verband tussen X en Y. * Homoscedasticiteit * Geen (multi)collineariteit
Meervoudige regressieanalyse. | Multiple regression.
45
# Leg uit Homogeniteit van varianties VS sfericiteit VS homoscedasticiteit | Allen betreffen gelijke varianties in verschillende...
* **Homogeniteit van varianties:** populaties. * **Sfericiteit:** verschilscores tussen meetmomenten. * **Homoscedasticiteit:** residuen van verschillende waarden van een of meerdere OV.