Hoofdstuk 2 - GM Dispositie En Farmacokinetiek Flashcards
(41 cards)
(Ultra-) filtratie
- Passief proces
- Transport van vloeistof met opgeloste stoffen door poriën of intercellulaire kanalen
- O.i.v. drukgradiënt
- Vooral van belang bij uitwisseling tussen plasma en weefsels
- Nierglomeruli –> grote vensters in endotheelcellen, enkel basaal membraan werkt als filter voor stoffen met MW > 30 kD
- Hersenen –> tight junctions (verbindingen tss endotheelcellen zijn volledig gesloten). Vormen BHB –> GM die weinig lipofiel zijn kunnen er niet doorheen; sterke zuren en basen kunnen er ook niet doorheen. Tight junctions gaan wel open bij ontstekingsreactie
Passieve diffusie
- Belangrijk proces voor passage van vele GM
- De wet van Fick is van toepassing, waarbij P (verdelingscoefficiënt) de snelheid van diffusie bepaalt voor vele farmaca
- Absorptie gebeurt meestal via eerste orde kinetiek
Ionisatietoestand van het geneesmiddel
- pH speelt een belangrijke rol bij passieve diffusie –> P is 1000-10000 maal kleiner bij geladen molecule
- pH en ionisatieconstante van zuurvorm bepalen de mate van ionisatie
Ion-trapping
- = ionensequestratie
- Als pH in 2 compartimenten verschilt, dan zal bij evenwicht de concentratie van de geïoniseerde vorm (en dus de totale concentratie van het GM) veel hoger zijn aan 1 zijde van het membraan
Overdosis aspirine
Bicarbonaat toedienen om pH te verhogen
Passage celmembranen
- Gefaciliteerd (verzadigbaar)
- Kan zowel passief als actief
- In darmmucosa, niertubuli (actief voor zuren en basen) en hersenen (actieve opname L-dopa)
Absorptie
- Overgang GM an buitenwereld of injectieplaats naar bloedplasma
- = resorptie
- Afhankelijk van stabliteit, vetoplosbaarheid en ionisatiegraad van het GM
- Niet van toepassing bij rechtstreekse inbrenging in bloedbaan
Biologische beschikbaarheid
Fractie toegediende dosis die onveranderd de algemene bloedsomloop bereikt
Eerste passage
Afbraak van farmacon in mucosa van maag of darm tijdens de absorptie, of tijdens de 1ste passage door de lever na absorptie
Voordelen en nadelen intraveneuze toediening
- Voordelen: 1) gereguleerde toediening (geen eerste passage), 2) plasmaconcentratie kan snel bereikt en gecontroleerd worden
- Nadelen: 1) kan vaatwand irriteren, 2) littekenvorming, 3) kans op massieve anafylactische reactie, 4) risico embolen
Voordelen en nadelen intramusculaire toediening
- Voordelen: 1) eerste passage degradatie wordt omzeild, 2) hoog molecualaire verbindingen bereiken circulatie via lymfe, 3) vertraagde absorptie mogelijk –> gelijktijdige toediening VC (adrenaline) of toediening van sepotpreparaat
- Nadelen: 1) absorptiesnelheid is afhankelijk van spierarbeid, 2) soms precipitatie van GM (diazepam)
Voordelen en nadelen subcutane toediening
- Voordelen: 1) geschikt voor verlengde werking (+ VC)
* Nadelen: 1) pijnlijker, soms meer irriterend dan intramusculair
Voordelen en nadelen pulmonale toediening
- Voordelen: 1) enorm absorptieoppervlak met hoge doorbloeding, 2) ideaal voor gassen, 3) aërosolen voor lokaal effect in luchtwegen bij astma (beta-mimetic, glucocorticoïden)
- Nadelen: 1) Groot deel aërosol kan in GIS terechtkomen –> systemische effecten, 2) allergische reacties, 3) onnauwkeurige toediening, 4) zelfmedicatie moeilijk door onjuiste inhalatietechniek
Voordelen en nadelen transdermale toediening
- Voordelen: 1) lokaal effect, 2) geen eerste passage (glyceryltrinitraat, hyoscine, sommige hormonen)
- Nadelen: 1) slecht voorspelbare absorptie
Transdermaal therapeutisch systeem (TTS)
Afgifte pleister lager dan diffusiecapaciteit van hoornlaag van de epidermis. Daardoor 0de orde absorptie met langdurige, constante plasmaspiegels
Voordelen en nadelen buccale en sublinguale toediening
- Voordelen: 1) Snelle absorptie, 2) Maag en lever worden deels vermeden
- Nadelen: 1) Alleen geschikt voor farmaca die bij pH 6 redelijk oplossen, 2) beperkt oppervlak, 3) Onzekere verblijfsduur in mondholte, 4) Fractie van dosis komt toch in maag terecht
Orale toediening: Absorptie vanuit maag en darm
Afhankelijk van:
1) Galenische vorm
2) Stabiliteit in mond en GIS
3) Variabele verblijftijd in maag en in dunne darm
4) Doorbloeding GIS
5) Fysicochemische eigenschappen farmacon
6) Interactie met voedsel
Orale toediening: voor- en nadelen
- Voordelen: 1) Natuurlijke absorptieweg, 2) Systemische circulatie wordt bereikt via vena porta en lever
- Nadelen: 1) Afbraak in darmmucosa of tijdens 1ste passage van lever –> sommige stoffen bereiken nauwelijks de algemene circulatie, 2) Ongeschikt voor farmaca met lage P, 3) Ongeschikt voor farmaca die niet pH of protease bestendig zijn
Voordelen en nadelen rectale toediening
- Voordelen: 1) maagmucosa wordt vermeden, 2) eerste passage door lever wordt deels vermeden, 3) alternatief bij misselijkheid
- Nadelen: 1) Klein absorptieoppervlak, 2) Onvoorspelbare contacttijd, 3) variabele biologische beschikbaarheid, 4) psychische afkeer
Verdeling/distributie
- Weefselconcentratie kan groter zijn dan plasmaconcentratie
* Farmaca met lage P kunnen niet doorheen BHB
Verdelingsvolume
- Definitie Vd –> plasmavolume dat nodig zou zijn om de totale hoeveelheid GM te bevatten in een concentratie die gelijk is een de plasmaconcentratie
- Maat voor weefselaffiniteit van GM, geeft informatie over de verdeling van het farmacon. Hoe groter Vd, hoe meer GM in weefsels
- Vd is voor een bepaalde patiënt onafhankelijk van de dosis van het GM –> stijging dosis bij lineaire kinetiek zorgt voor evenredige stijging van plasmaspiegel –> Dx/Cx verandert niet
Binding aan plasma-eiwitten
- Afhankelijk van affiniteit en eiwitconcentratie
- Vrije concentratie bepaalt de weefselconcentratie en het effect van GM. Binding is meestal reversibel en niet-specifiek
- Zuren –> 2 bindingsplaatsen per albumine (0,6 mM, lager bij lever- en nierziekten, zwangerschap en neonaat). Verdringing albumine door interactie (warfarine hoge dosis valproaat) en vrije vetzuren
- Basen –> alfa1-zuurglycoproteïne en beta-globuline
- Saturatie bindingsplaatsen –> geen lineair verband tussen dosis en vrije GM-concentratie
- Sterke eiwitbinding vertraagt de eliminatie
- Competitie tussen 2 GM –> zelden klinisch belangrijke interacties
Type A - GM
- Hele lage plasmaconcentratie –> klein percentage bindingsplaatsen bezet (diazepam en warfarine)
- Zullen nooit een ander GM verdringen, maar kunnen zelf wel verdrongen worden
Type B - GM
- Worden in hoge concentraties toegediend (valproaat, tolbutamide, hoge dosis aspirine) –> bezetten 50-60% van de bindingsplaatsen
- Zij kunnen andere farmaca van hun bindingsplaatsen verdringen