Hoofdstuk 8 - Purines Flashcards

1
Q

ATP en ADP

A

ATP:

  • Werkt als NT of co-transmitter t.h.v. perifere neuro-effector juncties en centraal zenuwweefsel
  • 2 types receptoren:
    1) P2X —> gekoppeld aan ionkanalen, 7 subtypes
    2) P2Y —> G-proteïne gekoppeld, 8 subtypes
  • Opslag in vesikels en vrijstelling via exocytose
  • ATP in cytoplasma kan vrijkomen in omgeving van beschadigde cellen:
    1) Functie als DAMP = damage associated molecular pattern en activeert ontstekingscellen
    2) Ook functie als intracellulaire mediator door inhibitie K+-kanalen in celmembraan —> depolarisatie + activatie voltage-afhankelijke Ca2+-kanalen
  • Vrijgesteld ATP snel omgezet tot ADP en adenosine

ADP:

  • Veroorzaakt BP-aggregatie
  • Clopidogrel = antagonist
  • Effecten op vasculaire en andere GSC en CZS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Adenosine

A
  • Geen klassieke NT, wordt gevormd door alle cellen en is belangrijk als lokaal hormoon bij ischemie
  • Werkt via 3 typen A-receptoren, gekoppeld aan inhibitie/stimulatie adenylaatcyclase –> kunnen geïnhibeerd worden door methylxanthines (theofylline, A1 en A2-receptoren)
  • Korte halfwaardetijd –> ofwel 1) wordt gemetaboliseerd of 2) wordt opgenomen (kan geïnhibeerd worden door dipyridamol -> werkt VD en anti-aggregerend)
  • Belangrijkste effecten:
    1) Hypotensie (A2)
    2) Inhibitie AV-geleiding (anti-ritmisch effect, A1) + contractiekracht
    3) Inhibitie BP-aggregatie (A2)
    4) Bronchoconstrictie: direct op gladde spiercellen (A1) of via activering mestcellen (A3)
    5) Inhibitie NT-vrijstelling (o.a. glutamaat in hersenen) —> neuroprotectief (A1)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly