Hoofdstuk 2_Persoonlijkheidspsychologische theorieën. Flashcards
(36 cards)
Borderline
Persoonlijkheidsstoornis die zich kenmerkt door instabiliteit in emoties, gedrag, relaties, identiteit en gedachten.
Client-centered therapy
(Cliëntgerichte therapie), therapeutische methode waarbij cliënt als volwaardig persoon centraal staat.
Cross-sectioneel onderzoek
Onderzoeksmethode waarbij groepen van verschillende leeftijden op het zelfde moment onderzocht worden.
Emotionele stabiliteit
Mate waarin iemand rustig kan omgaan met emotionele problemen.
Eros
Seks- of levensdrift.
Es
(Id of het), deel van de persoonlijkheid dat onze driften en reflexen bevat.
Extraversie
Mate waarin iemand openstaat voor andere mensen en gemakkelijk nieuwe contacten legt.
Factoranalyse
Statistische techniek die een grote hoeveelheid data probeert te reduceren tot een beperkt aantal onderliggende factoren.
Fenomenale veld
Deel van de persoonlijkheid, het geel van al onze gevoelens en percepties.
Fixed mindset
Overtuiging dat eigenschappen van mensen vastliggen.
Gedragsgenetica
Wetenschap die de effecten van erfelijkheid op het gedrag onderzoekt.
Growth mindset
Overtuiging dat mensen kunnen veranderen.
HEXACO-model
Trekkentheorie die bestaat uit zes trekken.
Hoogsensitiviteit
Persoonlijkheidskenmerk waarbij iemand heel gevoelig is voor prikkels.
Ich
(Ego of ik), het bewust, rationele deel van onze persoonlijkheid.
Introversie
Mate waarin iemand in zichzelf gekeerd is en minder nood heeft aan sociale contacten.
Karakter
Persoonlijkheid, soms gebruikt om de morele kant van iemands persoonlijkheid te beschrijven.
Locus of control
Mate waarin een persoon gelooft dat gebeurtenissen het gevolg zijn van eigen gedrag of van externe factoren.
Longitudinaal onderzoek
Onderzoeksmethode waarbij dezelfde personen langdurig (gedurende meerdere jaren) gevolgd worden.
Neurobiologie
Onderdeel van de biologie dat de werking van het zenuwstelsel en de hersenen bestudeert.
Neuroticisme
Mate waarin iemand gevoelig is voor stress, snel zenuwacht, boos of verdrietig wordt.
Neurtransmitter
Overdrachtsstof in de hersenen die signalen doorgeeft.
Persoonlijkheidsstoornis
Psychische stoornis waarbij een bepaalde persoonlijkheidstrek in zo’n extreme mate aanwezig is dat hij het dagelijks functioneren verstoort.
Projectieve test
Test die de reacties van proefpersonen op onduidelijke/dubbelzinnige woorden of afbeeldingen gebruikt om bepaalde persoonlijkheidskenmerken aan hen toe te wijzen.