Hoofdstuk 2_Persoonlijkheidspsychologische theorieën. Flashcards

(36 cards)

1
Q

Borderline

A

Persoonlijkheidsstoornis die zich kenmerkt door instabiliteit in emoties, gedrag, relaties, identiteit en gedachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Client-centered therapy

A

(Cliëntgerichte therapie), therapeutische methode waarbij cliënt als volwaardig persoon centraal staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cross-sectioneel onderzoek

A

Onderzoeksmethode waarbij groepen van verschillende leeftijden op het zelfde moment onderzocht worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Emotionele stabiliteit

A

Mate waarin iemand rustig kan omgaan met emotionele problemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Eros

A

Seks- of levensdrift.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Es

A

(Id of het), deel van de persoonlijkheid dat onze driften en reflexen bevat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Extraversie

A

Mate waarin iemand openstaat voor andere mensen en gemakkelijk nieuwe contacten legt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Factoranalyse

A

Statistische techniek die een grote hoeveelheid data probeert te reduceren tot een beperkt aantal onderliggende factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Fenomenale veld

A

Deel van de persoonlijkheid, het geel van al onze gevoelens en percepties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Fixed mindset

A

Overtuiging dat eigenschappen van mensen vastliggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gedragsgenetica

A

Wetenschap die de effecten van erfelijkheid op het gedrag onderzoekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Growth mindset

A

Overtuiging dat mensen kunnen veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

HEXACO-model

A

Trekkentheorie die bestaat uit zes trekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoogsensitiviteit

A

Persoonlijkheidskenmerk waarbij iemand heel gevoelig is voor prikkels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ich

A

(Ego of ik), het bewust, rationele deel van onze persoonlijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Introversie

A

Mate waarin iemand in zichzelf gekeerd is en minder nood heeft aan sociale contacten.

17
Q

Karakter

A

Persoonlijkheid, soms gebruikt om de morele kant van iemands persoonlijkheid te beschrijven.

18
Q

Locus of control

A

Mate waarin een persoon gelooft dat gebeurtenissen het gevolg zijn van eigen gedrag of van externe factoren.

19
Q

Longitudinaal onderzoek

A

Onderzoeksmethode waarbij dezelfde personen langdurig (gedurende meerdere jaren) gevolgd worden.

20
Q

Neurobiologie

A

Onderdeel van de biologie dat de werking van het zenuwstelsel en de hersenen bestudeert.

21
Q

Neuroticisme

A

Mate waarin iemand gevoelig is voor stress, snel zenuwacht, boos of verdrietig wordt.

22
Q

Neurtransmitter

A

Overdrachtsstof in de hersenen die signalen doorgeeft.

23
Q

Persoonlijkheidsstoornis

A

Psychische stoornis waarbij een bepaalde persoonlijkheidstrek in zo’n extreme mate aanwezig is dat hij het dagelijks functioneren verstoort.

24
Q

Projectieve test

A

Test die de reacties van proefpersonen op onduidelijke/dubbelzinnige woorden of afbeeldingen gebruikt om bepaalde persoonlijkheidskenmerken aan hen toe te wijzen.

25
Psychose
Ziekelijke gemoedstoestand waarbij iemand zijn grip op de realiteit kwijt is en last heeft van bijvoorbeeld hallucinaties of wanen.
26
Thanatos
Agressie- of doodsdrift.
27
Trek of dispositie
Stabiel, duurzaam, niet-lichamelijk kenmerk dat mensen van elkaar onderscheidt.
28
Type A-persoonlijkheid
Persoonlijkheidstype waarbij de persoon competitief, ongeduldig en opgejaagd is.Ty
29
Type B-persoonlijkheid
Persoonlijkheidstype waarbij de persoon rustig, eerder lui en minder ambitieus is.
30
Type C-persoonlijkheid
Persoonlijkheidstype waarbij de persoon perfectionistisch is en moeite heeft om emoties te uiten.
31
Type D-persoonlijkheid
Persoonlijkheidstype waarbij de persoon vaak negatieve gevoelen (zoals stress en irritatie) ervaart en sociaal geremd is.
32
Typologie
Theorie waarbij mensen in een aantal elkaar uitsluitende categorieën worden ingedeeld.
33
Über-Ich
(Superego of boven-ik), morele onderdeel van de persoonlijkheid.
34
Verdringing
Proces waarbij verontrustende of bedreigende ervaringen, motieven, drijfveren, angsten, verlangens ... niet worden toegelaten tot het bewuste.
35
Wederzijds determinisme
Theorie die stelt dat er een voortdurende interactie is tussen de cognities en eigenschappen van het individu, de omgeving en het gedrag.
36
Zelfeffectiviteit
(self-efficacy), vertrouwen van een individu in de eigen bekwaamheid.