Hoofdstuk 3_Basiselementen van de opvoeding. Flashcards

(28 cards)

1
Q

Aangeleerde hulpeloosheid

A

Verschijnsel waarbij mensen leren dat ze geen invloed kunnen uitoefenen op de gebeurtenissen die hen overkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Anti-autoritaire opvoeding

A

Opvoedingsstijl waarbij opvoeders het kind eigen keuzes laten maken vanuit de overtuiging dat vrijheid heel belangrijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Autoritaire opvoeding

A

Opvoedingsstijl die zich kenmerkt door strenge regels, hoge eisen en veel discipline en weinig warme in de omgang met het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Autoritatieve opvoeding

A

Ondersteunende of gezaghebbende opvoeding, opvoedingsstijl waarbij opvoeders aandacht hebben voor de behoeften en de positieve kwaliteiten van het kind en structuur bieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschermende factoren

A

(protectieve factoren), factoren die de kans op een goede ontwikkeling verhogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Democratische opvoeding

A

Opvoedingsstijl waarbij de nadruk ligt op overleg tussen opvoeders en kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Differentieel opvoeden

A

De opvoedingsstijl aanpassen aan de kenmerken van het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Digitale puberteit

A

Periode in de ontwikkeling waarin kinderen gebruik beginnen te maken van digitale toepassingen voor jongeren en volwassenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Draagkracht

A

Hoeveelheid moeilijkheden die een persoon kan verdragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Draaglast

A

Moeilijkheden die een mens te verdragen krijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gedragsmatige controle

A

Regulatie of structuur, de mate waarin opvoeders gedrag structureren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Halfopen/halfgesloten gezin

A

Gezin met een goede cohesie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kluwengezin

A

Gezin met een te hoge cohesie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Loszandgezin

A

Gezin met te weinig cohesie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Mensbeeld

A

Opvatting van wat het betekent mens te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Orthopedagogiek

A

Wetenschap die problematische opvoedingssituaties bestudeert.

17
Q

Opvoeding

A

Proces waarbij kinderen worden ondersteund in hun ontwikkeling tot ze zelfstandig kunnen meedraaien in de samenleving.

18
Q

Opvoedingsdimensie

A

Bepaald gedragskenmerk dat meer of minder voorkomt in een opvoedingsrelatie.

19
Q

Opvoedingsstijl

A

Algemene houding van de opvoeder ten opzichte van het kind.

20
Q

Pedagogiek

A

Opvoedkunde, de wetenschap van de begeleiding of opvoeding van kinderen.

21
Q

Pedagogisch optimisme

A

Overtuiging dat opvoeders ertoe doen.

22
Q

Pedagogisering

A

Tendens waarbij de (vrijetijds-) activiteiten van een kind meer vanuit de opvoedkundige waarde worden beoordeeld.

23
Q

Permissieve opvoeding

A

Toegeeflijke stijl, opvoedingsstijl waarbij opvoeders een warme omgang combineren met een grote beslissingsvrijheid voor de kinderen.

24
Q

Psychologische controle

A

Mate waarin opvoeders proberen het gedrag van het kind te beïnvloeden door in te spelen op hun emoties.

25
Responsiviteit
Mate van ondersteuning en liefde in de relatie tussen ouder en kind.
26
Risicofactoren
(bedreigende factoren), factoren die een risico vormen voor de verdere ontwikkeling van een kind.
27
Uitdoven
Gedrag laten verdwijnen door de bekrachtiging weg te nemen.
28
Verwaarlozende opvoeding
Afzijdige of onverschillige opvoeding, opvoedingsstijl waarbij opvoeders amper interesse tonen in hun kind.