Hoofdstuk 7_Belgische politiek. Flashcards

(42 cards)

1
Q

Begroting

A

Schatting van zowel de inkomsten als de uitgaven die de regering verwacht voor het volgende regeringsjaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Belangenconflict

A

Conflict tussen de verschillende entiteiten van het land, waarbij een van de entiteiten vindt dat haar belangen ernstig worden geschaad door beslissingen van een andere entiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bestendige deputatie

A

Orgaan van de uitvoerende macht op provinciaal niveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bevoegdheidsconflict

A

Onenigheid over de vraag wie bevoegd is om een bepaald maatschappelijk probleem aan te pakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Burgemeester

A

Hoofd van de gemeente en vertegenwoordiger van de regeringen van de hogere overheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Coalitie

A

Samenwerkingsverband tussen partijen die de meerderheid vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

College van burgemeester en schepenen

A

Orgaan van de uitvoerende macht op gemeentelijk niveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cordon sanitaire

A

Afspraak tussen de Belgische politieke partijen om het Vlaams Belang te weren uit het openbaar bestuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Decreet

A

Wet op regionaal niveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Federale overheidsdienst (FOD)

A

Administratieve dienst die het beleid van een minister voorbereidt en uitvoert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Formateur

A

Persoon die de regering vormt tijdens de regeringsonderhandelingen en daarna doorgaans eerste minister wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fractie

A

Leden van eenzelfde politieke partij die samen in een parlement zetelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gemeenteraad

A

Orgaan van de wetgevende macht op gemeentelijk niveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gemeenteraadsbesluit

A

Juridische norm op gemeentelijk niveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gouverneur

A

Vertegenwoordiger van de federale en de regionale overheid in de provincie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Grondwettelijk Hof

A

Rechtscollege dat erover waakt dat de wetgevers in België de Grondwet in acht nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Informateur

A

Persoon die bij de regeringsonderhandelingen nagaat met welke politieke partijen een meerderheid kan worden gevormd.

18
Q

Intercommunale

A

Samenwerkingsverband tussen twee of meer gemeenten bij taken van gemeenschappelijk belang.

19
Q

Interpellatie

A

Parlementair controlemiddel waarmee een Kamerlid één of meer federale ministers kan verzoeken zich te verantwoorden over een beleidsdaad, over een bepaalde situatie of over een algemene en specifieke aspecten van het regeringsbeleid.

20
Q

Kamercommissie

A

Groep volksvertegenwoordigers uit de verschillende politieke partijen die voorbereidend wetgevend werk doen.

21
Q

Kerncabinet

A

Informele vergadering van de eerste minister en de vice-eersteministers.

22
Q

Koninklijk besluit

A

Besluit van een regering over de uitvoering van een wet.

23
Q

Legislatuur

A

(regeerperiode), zittingsperiode van een parlement.

24
Q

Legislatuurparlement

A

Parlement dat niet kan worden ontbonden voordat de zittingsperiode voorbij is.

25
Meerderheid
Meer dan de helft van het totale aantal parlementsleden, die samen het beleid bepalen.
26
Minister
Lid van de regering.
27
Ministerieel besluit
Besluit van een regeringslid over de uitvoering van een wet.
28
Ministerraad
Vergadering van de regering.
29
Motie
Officiële tekst ingediend door een parlementslid.
30
Omzendbrief
Brief van een minister met richtlijnen voor de organen of instellingen waarover hij of zij het administratief of hiërarchisch gezag uitoefent.
31
Oppositie
Partijen in het parlement die niet in de meerderheid zitten.
32
Overlegcomité
Comité dat via overleg en onderhandelingen probeert om bevoegdheidsconflicten te voorkomen en belangenconflicten op te lossen.
33
Paritaire samenstelling
Principe waarbij een orgaan op voet van gelijkheid is samengesteld.
34
Parlementaire onderzoekscommissie
Commissie die is opgezet om een bepaald maatschappelijk probleem of een internationale kwestie te onderzoeken.
35
Provincieraad
Orgaan van de wetgevende macht op provinciaal niveau.
36
Provincieraadsbesluit
Juridische norm op provinciaal niveau.
37
Raad van State
Instelling waarmee burgers en rechtspersonen in beroep kunnen gaan tegen onwettige administratieve rechtshandelingen die hen hebben geschaad.
38
Regeerakkoord
Afspraken tussen de politieke partijen die samen een regering zullen vormen en waarin het beleid voor de komende regeerjaren in grote lijnen is uitgezet.
39
Staatssecretaris
Lid van de federale regering, toegevoegd aan een federale minister.
40
Vice-eersteminister
Ondervoorzitter van de regering, die indien nodig de eerste minister vervangt.
41
Wetsontwerp
Initiatief voor nieuwe wetgeving van een regeringslid.
42
Wetsvoorstel
Initiatief voor nieuwe wetgeving van een parlementslid.