Kennisclip Holistische theorie Flashcards

(15 cards)

1
Q

Holistische theorie

A

Theorie over de samenhang van de verschillende problemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voordelen van een HT

A
  • Nagaan of alle informatie compleet is
  • De client inzicht verschaffen over de problematiek
    Het helpt bij de probleemselectie
  • Transparant maken van communicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Basisschema van de HT

A

Invullen van staart –> kop

Kop: Structurele kwetsbaarheid of historie

Midden: Persoonlijke eigenschappen

Staart: Klachten en problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

VGCt invulformulier Holistische Theorie

A

Persoonlijkheid:
- Kernovertuigingen
- Zelfbeeld
- Leefregels
- Coping

Verder in VGCt invulformulier opgenomen:
Historie, Persoonlijkheid, klachten, gevolgen, stressoren en beschermende factoren.

Zie plaatje kennisclip.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom wordt de Hollistische Theorie vaak ingezet?

A

Om koppeling te maken tussen diagnostiek en behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat komt eerst, de HT of de analyses?

A

In sommige gevallen eerste analyses dan HT, soms eerst HT dan analyses.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Opmerking bb bij kennisclip

A

In praktijk: vaak eerst HT, omdat meerder problemen spelen en dan met client samen gekeken kan worden welke nader onderzocht kunnen worden adhv FA en BA.

bij onze opdracht (milde problematiek), juist andersom, door FA en BA meer info –> om vervolgens tot een meer volledige HT komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

6 Criteria beslisproces kiezen klacht

A
  1. Centraliteit
  2. Waarschijnlijkheidswaarde
  3. Problematische waarde
  4. Concretiseerbaarheid
  5. Behandelbaarheid
  6. De leeftijd van het kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Centraliteit

A

In hoeverre heeft een probleem een sleutelpositie en hoe sterk beïnvloed het andere problemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarschijnlijkheidswaarde

A

Hoe sterk zijn de therapeut, de ouders en het kind overtuigd van het bestaan van het probleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Problematische waarde

A

Hoe belastend is het probleem voor het cliëntsysteem. En zijn ouders en kind bereid om eraan te werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Concretiseerbaarheid

A

Hoe concreet kan het probleem worden geformuleerd. Hoe concreter het probleem geformuleerd kan worden, hoe meer aanknopingspunten dit biedt voor behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Behandelbaarheid

A

Hoe haalbaar is de nagestreefde gedragsverandering en zijn er voldoende middelen beschikbaar om op redelijker termijn resultaten te boeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De leeftijd van het kind

A

Heeft betrekking op degene die de grootste beslissingsbevoegdheid heeft.
<12 jaar –> ouders
12-15 –> ouders + kind (kind grootste inbreng)
>16 –> ouders wel gevraagd, maar jongere beslist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebruiken we voor nadere analyses van een specifiek probleem?

A

Functieanalyse (FA) en betekenisanalyse (BA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly