Week 7 Flashcards

(29 cards)

1
Q

Noem 3 criteria uit DSM-5 passend bij verstandelijke beperking

A

A. Deficiënties in de intellectuele functies

B. Deficiënties in het adaptieve functioneren

C. De deficiënties in de verstandelijke functies en het aanpassingsvermogen beginnen gedurende de ontwikkelingsperiode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 rollen diagnosticus binnen gehandicaptenzorg

A
  • Diagnosticus & therapeut (consulteren/advies/behandelen)
  • Behandelcoordinator (medierende behandeling)
  • Gedrags(des)kundige (medierende behandeling)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verschill non- specifieke factoren VS specifieke factoren

A

non-specifiek –> voor iedereen (algemene ingrediënten, werkrelatie, structurering, adequaat uitvoeren, ervaren deskundigheid)

Specifiek –> behorend bij een methodiek, aangepast op doelgroep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem de 3 onderdelen piramide stepped care (boven –> onder)

A
  • Gericht op het individu
  • Gericht op de leefsituatie, de fysieke omgeving van het individu
  • Gericht op het leefklimaat, Rekening houdend met de dagelijkse ondersteuning, algemeen programma en eventuele huisgenoten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Persoonlijke alliantie

A

De kwaliteit van de persoonlijke band tussen patiënt en therapeut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Taakgerelateerde alliantie

A
  • Overeenstemming over doelen
  • Overeenstemming over taken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 4 (non)-verbale communicatieve aspecten

A
  1. Luisteren
  2. Vragen stellen
  3. Informatie/advies geven
  4. Non-verbale aspecten in het communiceren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Attachment Based Family Therapy (ABFT)

A

ABFT stelt dat wederkerige interactie de oorzaak is van relationele conflicten en wijst dus geen schuldige aan. Binnen ABFT wordt geprobeerd om de gehechtheidsbasis maximaal te herstellen.

Er zijn drie principes: doel, interventie en resultaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ABFT fases (5)

A
  1. Relationele herformulering
  2. Werkrelatie met de adolescent
  3. Werkrelatie met ouders
  4. Herstellen van gehechtheidsschema’s
  5. Herstel van competentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem een stoornis waarbij CGT en FT (farmacotherapie) inzetbaar is

A
  • Angststoornissen
  • Obsessieve-compulsieve stoornis
  • Eetstoornissen
  • Stemmingsstoornissen
  • Psychotische stoornissen
  • Autisme
  • ADHD
  • Gedragsstoornissen
  • Tic stoornissen

Conclusie: vaak start men met CGT als dit onvoldoende werkt, begint men met FT. Bij een ernstige depressie, ernstige ADHD, een gedragsstoornis samen met ADHD en psychoses wordt er gelijk begonnen met CGT en FT.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Veilige hechtingsrelatie komt voort uit mate van…

A

Een veilige hechtingsrelatie komt voort uit de mate van sensitiviteit. Dit gaat over het vermogen van
ouders om de stemmingen en de behoeftes van hun kind aan te voelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Mentalliseren

A

Mentaliseren houdt in dat er wordt gepraat met het kind over wat er gebeurd, wat er gaat gebeuren
of wat het kind of ouder beleeft of voelt. Het is belangrijk om te praten tegen een baby, omdat dit de
hersenen aanzet tot ontwikkeling en daarmee de drang om later zelf te gaan spreken. Het kind
luistert naar de felt sense; wat verwijst naar het gevoel dat het in zijn lichaam voelt wanneer daaraan
met woorden uitdrukking gegeven wordt. Door te praten met het kind vanuit zijn perspectief wordt
het kind ondersteund in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling en voelt het zich gezien en begrepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Comfortzone bepalend bij…

A

Bij de ontwikkeling van een veilige hechtingsrelatie speelt de comfortzone van zowel het kind als de
ouders een grote rol. De comfortzone verwijst naar de ruimte die men heeft om frustraties te
verdragen en daar correct op te regeren zonder uit balans te raken. Baby’s hebben een
stressregulatiesysteem dat nog niet volledig is ontwikkeld en ze hebben een kleine comfortzone. Alle
situaties kunnen een trigger zijn om hard te gaan huilen. Het is belangrijk dat ouders het kind dan
troosten. Zo ontwikkelen zij meer cortisolreceptoren. Zij kunnen dan op latere leeftijd beter omgaan
met cortisol en dus beter omgaan met stress.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Opvoedschijf (5)

A

Wat een kind nodig heeft op een dag, kind heeft iets nodig uit elk vakje om zich te kunnen ontwikkelen en te kunnen groeien.

Regels en redelijke grenzen
Structuur en regelmaat
Plezier en positieve aandacht
Stimulering van ontwikkeling
Zorg en bescherming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vaardigheden van ouders om een veilige gehechtheid tot stand te brengen (5)

A
  • Sensitiviteit
  • Afstemmen
  • Beschikbaarheid
  • Voorspelbaarheid
  • Mentaliseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Window of tolereance

A

Als je binnen de zwarte lijnen functioneert komt de informatie binnen en kun je dit goed verwerken, de spanning kun je goed reguleren. Bij stress verkleint het raam en schiet je er sneller uit. Deze stress reactie kan de vorm hebben van een hyper-arousal en hypo-arousal. Als je buiten je raam schiet is het moeilijker sensitief te reageren.

17
Q

Therapeutische relatie

A

Manier waarop individu (familieleden) en professional samenwerken om een samen overeengekomen doel te bereiken.

18
Q

Multi systeem therapie

A

Therapie richt zich op jongeren tussen de 10 en 18 jaar, duurt 6 maanden. De therapeut is 24/7 beschikbaar. Doelgroep jongeren met uiteenlopende gedragsproblemen van spijbelen van school tot betrokken zijn bij criminaliteit of middelenmisbruik. De therapie wordt geboden vanuit de thuissituatie van de jongere. Therapeut betrekt alle betrokken systemen bij de therapie namelijk gezin, school en buurt.

19
Q

De participatieladder maakt inzichtelijk op welk niveau ouders en kinderen invloed hebben op de besluitvorming. Participatie ladder: (5)

A
  • informeren
  • raadplegen
  • Adviseren
  • Coproduceren
  • Meebeslissen —> indicatiestelling in dialoog
20
Q

Vraaggericht vs oplossingsgericht werken

A

Vraaggericht werken: de hulpverlener gaat na wat ouders of kinderen als probleem ervaren en
hier de hulp zo goed mogelijk aan probeert te laten sluiten.

Oplossingsgericht werken: Uitgangspunt is de situatie zoals de client zich die wenst.

21
Q

Personen lopen verschillende stadia door voordat zij hun gedrag veranderen (6)

A
  • voorbeschouwing
  • Overpeinzing
  • Besluitvorming
  • actie
  • Onderhoud
  • terugval
22
Q

Dialectische gedragstherapie (DGT)

A

bestemd voor mensen die het nagenoeg hebben
opgegeven en die veel weerstand vertonen tegen enigerlei vorm van behandeling.

23
Q

Transfer of generalisatie

A

Een andere interventie die het therapeutisch proces ondersteunt is voldoende aandacht hebben voor de transfer van het aangeleerde naar de thuissituatie. De
client moet daarbij voldoende sociale steun ervaren.

24
Q

ROM

A

Routine outcome monitoring (ROM): gestandaardiseerde manier om meetinstrumenten in te zetten als hulpmiddel in de behandeling.

25
Noem de 5 perspectieven (Zie p. 76 samenvatting voor toelichting )
- Structureel perspectief Functie hulpverlener: herstructureren - Interactief perspectief Functie hulpverlener: Directief aansturen op veranderingen in interacties en cognities. - Narratief perspectief Functie hulpverlener: Voorwaarden scheppen, mee construeren en betekenisgeven. - Gezinsontwikkelingsperspectief Functie hulpverlener: Ontdekken, inzicht geven, met individu of gezinsleden samen balans versterken en perspectief ontwikkelen. - Oplossingsgericht perspectief Functie hulpverlener: Samen met gezinnen: Exploreren en versterken van oplossingsstrategieën.
26
Disharmonische ontwikkeling
De cognitieve ontwikkeling is hoger dan de emotionele ontwikkeling. Dit kan leiden tot overschatting en gedragsproblemen.
27
Triple C model
Client Coach Competentie > Een behandelmodel voor mensen met een verstandelijke beperking, met daarnaast gedragsproblemen of psychische problemen. Niet gericht op probleemgedraag maar op structuur en herstel.
28
Cultuur relativistische houding
Stel je open en onderzoekend op.
29