Week 6 Flashcards

(28 cards)

1
Q

Noem 2 behandelingen voor depressie (meest evidence based)

A
  • CGT
  • interpersoonlijke therapie (IPT)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

CGT vormen behandeling (5)

A
  • Protocollair
  • Flexibel
  • Modulair
  • Transdiagnostisch
  • Eclectisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Protocollair

A

Stapsgewijze beschrijving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem enkele voordelen van gebruik protocollen

A
  • Duidelijk doel
  • Rationale
  • Theoretisch onderbouwd
  • Gestructureerd
  • Lineair (sessies in bepaalde volgorde)
  • Vast aantal sessies
  • Training –> iedereen kan het
  • Werkboeken
  • Voorbeelden/invuloefeningen
  • Voor specifieke stoornis
  • Vaak geëvalueerd –> vaak evidence based
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem nadelen van gebruik protocollen (6)

A
  • Heterogeniteit van caseload
  • Comorbiditeiten
  • Flux (verandering van klachten)
  • Lineair
  • Vast aantal sessies
  • Crisis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is heterogeniteit van caseload?

A

Nadeel gebruik protocollen

Heterogeniteit van caseload;
Voor alle specifieke diagnoses (en cliënten) zou je dan ander protocol moeten hebben.
CGT voor 1 stoornis = niet zo relevant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is flux?

A

Nadeel gebruik protocollen

Bij overloop van een stoornis in een andere.
CGT voor 1 stoornis = dan niet genoeg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem verschillen tussen Protocol VS klinische behandeling

A

DUS ONDERZOEK versus PRAKTIJK

Geworven casus (ernst minder) VS Doorverwezen (ernst)
Homogene groep VS Heterogene groep
Smalle focus VS Multi-problem focus
Lab/Uni setting VS kliniek/GGZ
Onderzoeker VS clinici
Kleine case load VS grote case load
Veel voorbereiding VS weinig voorbereiding
1 behandelmethode VS meerdere behandelmethodes

Oftewel; protocolen vaak onderzocht in onderzoekssetting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is transdiagnostisch?

A

Deze protocollen richten zich op niet op één stoornis, maar op onderliggende processen ervan. Transdiagnostische protocollen zijn dus breed toepasbaar. Bijv (negatief zelfbeeld, emotie regulatie, assertiviteit…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Transdiagnostisch perspectief

A

Een transdiagnostisch perspectief is een visie op psychopathologie waarbij ervan wordt uitgegaan dat dezelfde onderliggende mechanismen kunnen leiden tot verschillende stoornissen of deze stoornissen in stand houden. Hiermee kan de gelijktijdige of opvolgende comorbiditeit verklaard worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voorbeeld transdiagnostische behandeling

A

ACT (acceptance and commitment therapy)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is ACT?

A

3e generatie CGT

Aanleren van ACCEPTATIE van wat er op dat moment is, inclusief negatieve gedachten en gevoelens zodat actie kan worden ondernomen richting (COMMITED) doelen, in plaats van te proberen de negatieve gevoelens en gedachten zelf te beheersen of vermijden.

Dus niet symptoomreductie –> maar coping symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is psychologische inflexibiliteit?

A

Te veel verzet tegen of controle op onvermijdelijke emotionele pijn (negatieve gedachten en/of gevoelens) waardoor men vast komt te zitten in beperkt gedragsrepertoire.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem de ACT visie op verandering

A

Psychologische flexibiliteit
–> Acceptatie van onvermijdelijke gedachten en gevoelens, zodat je flexibel en effectief kan reageren: Doen wat er voor jou toe doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is modulaire behandeling?

A

Module = behandelelement
Welk deel van bijv. algemeen CGT past bij de patiënt?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is MATCH?

A

Modular Approach to Therapy for Children

Modulaire behandeling (for children with anxiety, depression, trauma, or conduct problems) bestaat uit 33 modulen uit evidence-based protocollen en kan aangepast worden aan de behoefte van de cliënt.

17
Q

Noem voorbeelden componenten interventies

A
  • Exposure
  • Cognitieve herstructurering
  • Beloningen
  • Probleem oplossen
  • Bekrachtingen
  • Modeling
  • Psycho-educatie kind
  • Psycho-educatie ouder
18
Q

Voordelen modulaire behandeling

A
  • Heterogeniteit mogelijk
  • Comorbiditeit mogelijk
  • Flux mogelijk
  • Crisis mogelijk
  • Geen vaste volgorde
  • Geen vast aantal sessies
  • Aan te passen aan client
19
Q

Nadeel modulaire behandeling (1)

A

Welke componenten kies je?

20
Q

Wat is eclectische behandeling?

A

‘Ik weet het beter variant’

Therapie stijl waarbij componenten of technieken van 2 of meer verschillende theoretische modellen worden gebruikt.
Niet 1 stijl (zoals CGT)

21
Q

Verschil tussen eclectische behandeling en protocollaire flexibiliteit.

A

Eclectische behandeling is BREDER behandelen dan protocol flexibel gebruiken.

22
Q

Voorbeelden eclectische behandeling

A
  • Combinatie van medicatie met CGT
  • Combinatie van Chinese kruiden en antidepressiva
  • Combinatie van mindfullness en CGT
23
Q

3 vormen eclectische behandeling

A
  • Simultaan
  • Sequentieel
  • Stage- oriented
24
Q

Voordeel eclectische behandeling

A

Aan te passen aan de client.

25
Nadelen eclectische behandeling
- Vaak niet theoretisch onderbouwd - Niet gestructureerd - Geen werkboeken
26
Destillatie en matchingsmodel (DMM) / Distillation and matching model
Deze tabel organiseert geselecteerde literatuur op basis van een aantal vooraf geselecteerde variabelen (stoornistype, leeftijd). Het model is ontworpen om een overzicht te krijgen van de behandelpraktijken die gunstige resultaten opleveren.
27
Dodo- effect
Alle interventies zijn uiteindelijk even effectief.
28
Types onderzoeken naar effectiviteit (4) (WOVS)
- Werkzaamheidsonderzoek: waar wordt gekeken naar het verband tussen het behandelresultaat en de therapeutische methode. - Overdraagbaarheidsonderzoek: zulk onderzoek moet uitwijzen of een bepaalde interventie ook in de klinische praktijk toegepast kan worden. - Verspreidingsonderzoek: Hierbij worden mensen als therapeut ingeschakeld die bij het systeem in dienst zijn. Er wordt gekeken naar het functioneren van het protocol. - Systeem-evaluerend onderzoek. Het systeem dat beoordeeld wordt en het onderzoeksteam zijn helemaal onafhankelijk.