Les 4 Flashcards
(6 cards)
1
Q
einlagern/speichern/aufbewahren in; to save to
A
opslaan in - sloeg op - heb opgeslagen
2
Q
sich konzentrieren auf, sich … widmen; to target, to dedicate
A
zich richten op
3
Q
etw erforschen/untersuchen
A
een onderzoek doen naar
4
Q
beruflich, von Beruf
A
van beroep
5
Q
an jemanden zusprechen, jdm zuteilen
A
toewijzen aan - wijsde toe - heb toegewijsd
6
Q
durcharbeiten, nachwirken (auf)
A
doorwerken (in)