Lysias 20-28 Flashcards
(10 cards)
Ἐγὼ τοίνυν, ὦ βουλή, ἡγούμενος μὲν δεινὰ πάσχειν,
Ἐγὼ τοίνυν, ὦ βουλή, ἡγούμενος (= omdat ik meende, ptc pr M) μὲν δεινὰ πάσχειν (=lijden/dat ik leed inf pr A van AcI).
Welnu, leden van de jury, omdat ik weliswaar meende dat ik iets verschrikkelijks leed,
αἰσχυνόμενος δέ,
αἰσχυνόμενος (= zich schamend, ptc pr M) δέ
maar omdat ik me schaamde (voor wat er gebeurde),
ὅπερ ἤδη καὶ πρότερον εἶπον,
ὅπερ (= wat, betrekkelijk voornaamwoord) ἤδη (= reeds, bijwoord) καὶ (= ook) πρότερον (= eerder, bijwoord) εἶπον (= zei, aor 1e ev A).
wat ik ook al eerder heb gezegd,
τῇ συμφορᾷ, ἠνειχόμην,
τῇ (= dat ev vrl) συμφορᾷ (= tegenslag, dat ev vrl) ἠνειχόμην (= verdroeg, impf 1e ev M).
verdroeg ik het/de tegenslag,
καὶ μᾶλλον ᾑρούμην μὴ λαβεῖν τούτων τῶν ἁμαρτημάτων δίκην ἢ δόξαι τοῖς πολίταις ἀνόητος εἶναι,
καὶ (= en) μᾶλλον (= meer/liever) ᾑρούμην (= wilde, impf 1e ev M) μὴ (= niet) λαβεῖν (= te ontvangen, inf aor A) τούτων (= van deze, gen mv) τῶν (= van de) ἁμαρτημάτων (= fouten, gen mv) δίκην (= straf, acc ev) ἢ (= dan) δόξαι (= te schijnen, inf aor M) τοῖς (= aan de) πολίταις (= burgers, dat mv) ἀνόητος (= dom, nom ev) εἶναι (= te zijn, inf aor A).
en liever wilde ik geen genoegdoening krijgen voor deze misstappen dan aan de burgers toeschijnen dom te zijn,
εἰδὼς ὅτι τῇ μὲν τούτου πονηρίᾳ πρέποντα ἔσται τὰ πεπραγμένα,
εἰδὼς (= wetende, ptc aor A) ὅτι (= dat) τῇ (= dat ev vrl) μὲν (= aan de kant van, partikel) τούτου (= van deze, gen ev) πονηρίᾳ (= slechtheid, dat ev) πρέποντα (= passend, ptc pr N) ἔσται (= zal zijn, fut 3e ev M) τὰ (= de, nom mv) πεπραγμένα (= verrichtingen, nom mv).
omdat ik wist dat de daden in overeenstemming zouden zijn met de verdorvenheid van hem,
ἐμοῦ δὲ πολλοὶ καταγελάσονται τοιαῦτα πάσχοντος τῶν φθονεῖν εἰθισμένων,
ἐμοῦ (= van mij, gen ev) δὲ (= maar) πολλοὶ (= velen, nom mv) καταγελάσονται (= zullen bespotten, fut 3e ev A) τοιαῦτα (= dergelijke dingen, acc mv) πάσχοντος (= lijdend, ptc aor M) τῶν (= van de, gen mv) φθονεῖν (= afgunst, inf pres A) εἰθισμένων (= gewend, ptc perf M) .
en dat velen van degenen die gewend waren jaloers te zijn,
ἐάν τις ἐν τῇ πόλει προθυμῆται χρηστὸς εἶναι,
ἐάν (= als) τις (= iemand, nom ev) ἐν (= in) τῇ (= de, dat ev) πόλει (= stad, dat ev) προθυμῆται (= bereid is, pres 3e ev M) χρηστὸς (= goed, nom ev) εἶναι (= te zijn, inf pr A),
als iemand in de stad ernaar streefde fatsoenlijk te zijn,
Οὕτω δὲ σφόδρα ἠπορούμην ὅ τι χρησαίμην, ὦ βουλή, τῇ τούτου παρανομίᾳ,
Οὕτω (= zo, bijw) δὲ (= maar) σφόδρα (= zeer, bijw) ἠπορούμην (= was in de war, imperf 1e ev M) ὅ τι (= wat) χρησαίμην (= zou gebruiken, aor 1e ev M), ὦ (= o) βουλή (= raad, voc ev), τῇ (= aan de, dat ev) τούτου (= van deze, gen ev) παρανομίᾳ (= wetteloosheid, dat ev).
Ik was zo erg ten einde raad met hoe ik moest omgaan met het onwettige gedrag van hem, leden van de raad,
ὥστε ἔδοξέ μοι κράτιστον εἶναι ἀποδημῆσαι ἐκ της πολεως.
ὥστε (= zodat, bijw) ἔδοξέ (= het leek, aor 3e ev A) μοι (= aan mij, dat ev) κράτιστον (= het beste, acc ev) εἶναι (= te zijn, inf pr A) ἀποδημῆσαι (= te vertrekken, aor inf M) ἐκ (= uit, prepositie) της (= de, gen ev) πολεως (= stad, gen ev).
dat het voor mij het beste leek de stad te verlaten.