Lysias 28-37 Flashcards
(11 cards)
Λαβὼν δὴ τὸ μειράκιον (ἅπαντα γὰρ δεῖ τἀληθῆ λέγειν) ᾠχόμην ἐκ τῆς πόλεως.
a) bij welk Griekse woord hoort απαντα? Geef de vertaling van de woordgroep.
b) de woordgroep wordt onderbroken door δει. Waarom gebeurt dit? Hoe noem je dit?
Λαβὼν (= nemen, ptc aor A) δὴ (= inderdaad, bijw) τὸ (= het, acc ev) μειράκιον (= jongeman, acc ev) (ἅπαντα (= alles, acc mv) γὰρ (= want, bijw) δεῖ (= het is nodig, pres 3e ev A) τἀληθῆ (= de waarheid, acc mv) λέγειν (= te zeggen, inf aor A)) ᾠχόμην (= ik vertrok, imperf 1e ev M) ἐκ (= uit, prepositie) τῆς (= de, gen ev) πόλεως (= stad, gen ev).
Nadat ik de jongeman had gepakt/meegenomen (want het is nodig de hele waarheid te zeggen) ging ik weg uit de stad.
a) απαντα hoort bij ταληθη: de hele waarheid.
b) de woordgroep wordt onderbroken omdat απαντα voor aan staat in plaats van bij ταληθη. Op deze manier komt er nadruk op απαντα te liggen: dat noem je een Hyperbaton.
ἐπειδὴ δὲ ᾤμην ἱκανὸν εἶναι τὸν χρόνον Σίμωνι ἐπιλαθέσθαι μὲν τοῦ νεανίσκου,
ἐπειδὴ (= toen, omdat, voegwoord) δὲ (= maar, voegwoord) ᾤμην (= ik dacht, imperf 1e ev A) ἱκανὸν (= voldoende, acc ev) εἶναι (= te zijn, inf pr A) τὸν (= de, acc ev) χρόνον (= tijd, acc ev) Σίμωνι (= voor Simon, dat ev) ἐπιλαθέσθαι (= te vergeten, aor inf M) μὲν (= wel, maar) τοῦ (= van de, gen ev) νεανίσκου (= jongeman, gen ev),
En toen ik dacht dat de tijd voldoende was voor Simon de jongen te vergeten,
μεταμελῆσαι δὲ τῶν πρότερον ἡμαρτημένων, ἀφικνοῦμαι πάλιν.
μεταμελῆσαι (= berouw hebben, aor inf M) δὲ (= maar, voegwoord) τῶν (= van de, gen mv) πρότερον (= eerdere, gen mv) ἡμαρτημένων (= gemaakte fouten, gen mv, ptc aor M) ἀφικνοῦμαι (= ik kom, pr 1e ev M) πάλιν (= opnieuw, bijw).
en berouw te hebben over zijn eerdere misstappen, kwam ik weer terug [praes hist].
Κἀγὼ μὲν ᾠχόμην εἰς Πειραιᾶ,
Κἀγὼ (= en ik, samengestelde vorm van καί + ἐγώ, persoonlijk voornaamwoord) μὲν (= wel, partikel) ᾠχόμην (= ik vertrok, imperf 1e ev M) εἰς (= naar, prepositie) Πειραιᾶ (= Piraeus, acc ev).
Ik ging weg naar Peiraias,
οὗτος δ᾿ αἰσθόμενος εὐθέως ἥκοντα τὸν Θεόδοτον
οὗτος (= deze, nom ev) δ᾿ (= maar, voegwoord) αἰσθόμενος (= waarnemende, ptc pr M, nom ev) εὐθέως (= onmiddellijk, bijw) ἥκοντα (= aankomend, ptc pr A, acc ev) τὸν (= de, acc ev) Θεόδοτον (= Theodotus, acc ev).
en meteen nadat hij [= Simon] vernomen had dat Theodotos terug was gekomen
καὶ διατρίβοντα παρὰ Λυσιμάχῳ,
καὶ (= en, voegwoord) διατρίβοντα (= verblijvend, ptc pr A, acc ev) παρὰ (= bij, + dat) Λυσιμάχῳ (= Lysimachus, dat ev).
en dat hij verbleef bij Lysimachos,
ὃς ᾤκει πλησίον τῆς οἰκίας ἧς οὗτος ἐμεμίσθωτο,
a) wat voor vorm is εμεμισθωτο? Geef ook de vertaling.
ὃς (= die, betr. vnw, nom ev) ᾤκει (= woonde, imperf 3e ev A) πλησίον (= dichtbij, bijw) τῆς (= van de, gen ev) οἰκίας (= huis, gen ev) ἧς (= waarvan, betr. vnw, gen ev) οὗτος (= deze, nom ev) ἐμεμίσθωτο (= had gehuurd, plusqperf 3e ev M).
die dicht bij het huis woonde, dat hij [= Simon] had gehuurd,
a) εμεμισθωτο is een plusquamperfectum medium 3e enkelvoud: hij had gehuurd.
παρεκάλεσέ τινας τῶν τούτου ἐπιτηδείων.
παρεκάλεσέ (= hij/zij/het nodigde uit, aor 3e ev A) τινας (= enkele, acc mv) τῶν (= van de, gen mv) τούτου (= van hem, gen ev) ἐπιτηδείων (= vrienden, gen mv).
riep hij een paar van zijn vrienden bij elkaar.
Καὶ οὗτοι μὲν ἠρίστων καὶ ἔπινον,
a) wie is/zijn ουτοι?
Καὶ (= en, voegwoord) οὗτοι (= deze, nom mv) μὲν (= nu, partikel) ἠρίστων (= lunchten, imperf 3e mv A) καὶ (= en, voegwoord) ἔπινον (= dronken, imperf 3e mv A).
En zij aten en dronken,
a) ουτοι = Simon en zijn vrienden
φύλακας δὲ κατέστησαν ἐπὶ τοῦ τέγους,
ἵν᾿,
φύλακας (= bewakers, acc mv) δὲ (= maar, partikel) κατέστησαν (= zij stelden aan, aor 3e mv A) ἐπὶ (= op, + gen) τοῦ τέγους (= dak, gen ev), ἵν᾿ (= opdat, voegwoord)…
en ze zetten [mooier: ze hadden gezet] bewakers op het dak, opdat,
ὁπότε ἐξέλθοι τὸ μειράκιον, εἰσαρπάσειαν αὐτόν.
a) wat voor werkwoordsvorm heeft εισαρπασειαν? Voor welke werkwoordsvorm is dit een vervanging? Geef ook de vertaling.
ὁπότε (= wanneer, voegwoord) ἐξέλθοι (= naar buiten zou komen, conj aor 3e ev A) τὸ μειράκιον (= de jongen, nom ev), εἰσαρπάσειαν (= zouden grijpen, opt aor 3e mv A) αὐτόν (= hem, acc ev).
wanneer de jongen naar buiten zou komen, zij hem naar binnen konden sleuren.
a) εισαρπασειαν is een optativus aoristus 3e meervoud: “zij zouden hem naar binnen (kunnen) sleuren”. Het is een vervanging voor een conjunctivitis futuralis.