M6.1 Kan ik de afspraak verzetten? Flashcards
(24 cards)
le rendez-vous - les rendez-vous
de afspraak - de afspraken
J’ai rendez-vous chez le dentiste mardi.
Ik heb op dinsdag een afspraak bij de tandarts.
l’agenda - les agendas
de agenda - de agenda’s
Je vais mettre le rendez-vous dans mon agenda.
Ik zet de afspraak in mijn agenda.
la réservation - les réservations
de reservering - de reserveringen
Le restaurant a confirmé ma réservation.
Het restaurant heeft mijn reservering bevestigd.
réserver (je réserve)
reserveren (ik reserveer)
Tu dois faire une réservation dans ce restaurant.
In dat restaurant moet je reserveren.
notifier, signaler (je notifie)
verwittigen (ik verwittig)
Il prévient toujours s’il ne peut pas venir.
Hij verwittigt altijd als hij niet kan komen.
déplacer (je déplace)
verzetten (ik verzet)
Pouvons-nous reporter le rendez-vous ?
Kunnen we de afspraak verzetten?
prendre rendez-vous (je prends rendez-vous)
afspreken (ik spreek af )
Où allons-nous nous rencontrer ?
Waar spreken we af?
dépasser (je dépasse)
inhalen (ik haal in)
Vous pouvez passer le test la semaine prochaine.
Je kan de test volgende week inhalen.
ennuyeux
vervelend
Ne pas se présenter à un rendez-vous sans prévenir est ennuyeux.
Niet naar een afspraak komen zonder te verwittigen is vervelend.
Je prends rendez-vous avec le professeur.
Ik maak een afspraak met de leerkracht.
Je vais mettre le rendez-vous dans mon calendrier.
Ik zet de afspraak in mijn agenda.
Marco doit contacter le professeur.
Marco moet contact opnemen met de leerkracht.
Tu appelles pour déplacer un rendez-vous.
Je belt om een afspraak te verzetten.
C’est noté.
Dat is genoteerd.
immédiatement
onmiddellijk