P. 15-16 Flashcards by Eline Dockx

Q

Exemplum

A

Exemplī

Het voorbeeld

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Inferus

A

-a, -um

Laaggelegen

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Invītus

A

-a, -um

Tegen mijn zin, tegen jouw zin, …

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Superus

A

-a, -um

Hooggelegen

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Validus

A

-a, -um

Krachtig; sterk

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Dīves

A

-, -; dīvitis

Rijk

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Pauper

A

-, -; pauperis

Arm

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Potēns

A

-, -; potentis

Machtig

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Quis?, quid?; qui, quae, quod?

A

(Vragend vnw.)

(Z.) wie?, wat?;
(B.) welke?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Fierī, fīō

A

Factus sum

Worden; gebeuren; gemaakt worden

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Cottīdiē

A

(Bijwoord)

Dagelijks

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Cūr?

A

(Bijwoord)

Waarom?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Nōndum

A

(Bijwoord)

Nog niet

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Rūrsus

A

(Bijwoord)

Opnieuw

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Dum

A

(Ondersch. Voegw.)

Terwijl; zolang als; totdat

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Epistula

A

Epistulae

De brief

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Mēnsa

A

Mēnsae

De tafel

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Fātum

A

Fātī

Het lot

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Vitium

A

Vitiī

De ondeugd; het gebrek

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Alius

Study These Flashcards

A

-a, -ud; alterīus

Een andere

Q

Alter

Study These Flashcards

A

Altera, alterum; alterīus

De ander(e)

Q

Alter…, alter…

Study These Flashcards

A

De ene…, de andere…

Q

Honestus

Study These Flashcards

A

-a, -um

Geëerd; hoogstaand; eervol

Q

Tūtus

Study These Flashcards

A

-a, -um

Veilig

Honor

Honōris, m. De eer; het ereambt

Virtūs

Virtūtis, v. De kwaliteit; de dapperheid

Onus

Oneris, o. De last

Prior

-, prius; priōris Vroeger; vorig

Fidēs

Fideī De trouw; het vertrouwen

Aliquid, aliqua, aliquid

(Onbepaald vnw.) | Z,) iemand, iets; (b.) een; mv.: sommige(n

Quīdam, quaedam, quiddam

(Onbepaald vnw.) | Z,) iemand, iets; (b.) een; mv.: sommige(n

Cōgitāre, -ō

(Na)denken

Iactāre, -ō

Slingeren

Iūdicāre, -ō

Oordelen

Iuvāre, -ō

Iūvī, iūtum Helpen

Pertinēre, -eō

Pertinui, - Zich uitstrekken; betreffen

Premere, -ō

Pressī, pressum Drukken; neerdrukken

Parum

(Bijwoord) Onvoldoende

Satis

(Bijwoord) Genoeg; nogal

Cum + ind.

(Ondersch. Voegw.) Toen; wanneer

Lūdus

Lūdī Het spel; de school

Fortūna

Fortūnae Het lot; de toestand

Grātus

-a, -um Aangenaam; dankbaar

Maestus

-a, -um Treurig

Saevus

-a, -um Woest; wreed

Vīvus

-a, -um Levend

Potestās

Potestātis, v. De bevoegdheid; de macht

Lūdere, -ō

Lūsi, lūsum Spelen; bespotten

Ecce!

(Tussenwerpsel) Kijk!