probleem 6b: biases en fallacy's Flashcards

1
Q

Base-rate informatie

A

de frequentie van een gebeurtenis binnen in een gegeven populatie van gebeurtenis. Dergelijke info wordt soms echter genegeerd (vb: een arts maakt zich minder snel zorgen over een hartaanval voor iemand van 10 met pijn op de borst dan voor iemand 60 & vb casus B).
 Volgens theorie van Bayes moeten individuen tijdens het maken van oordelen hier rekening mee houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer maken mensen gebruik van base-rate info?

A

Mensen maken toch wel vaak gebruik van base-rate informatie. Krynski en Tenenbaum (2007) stelden dat we over waardevolle causale kennis beschikken die ons in staat stelt nauwkeurige beoordelingen te maken m.b.v. base-rate info in ons dagelijks leven. Echter gebruiken deelnemers deze kennis bij laboratorium experimenten over het algemeen niet.
 Veel mensen gebruiken base-rate info als ze de onderliggende oorzakelijke factoren begrijpen.

Mensen gebruiken ook base-rate info als ze sterk gemotiveerd zijn om dit te doen (vb: deelnemers die te horen kregen dat ze een gezondheidsprobleem hadden, gebruikten base-rate info over de ‘false-positives’ om te argumenteren dat ze test onnauwkeurig was). Motivatie verstoort ook informeel redeneren (vb: de neiging om overtuigings-consistente info te verkiezen boven info die inconsistent is).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ilusory correlation (bias)

A

mensen zijn vatbaar om te denken bepaalde gebeurtenissen of categorieën gerelateerd zijn aan elkaar, ook al is hier geen bewijs voor. Vb: het stereotype dat vrouwen niet goed zijn in wiskunde. Volgens de social cognitive approach beïnvloeden stereotypes onze cognitieve processen. Mensen zouden zich focussen op maar één deel van de info dat hun stereotype ondersteunt. Andere info, die het stereotype tegenspreekt, wordt vaak genegeerd.
-> Availability heuristic kan hieraan bijdragen.
-> Vorm van overconfidentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Overconfidence (bias)

A

 Als een individu zichzelf overschat op het gebied van vaardigheden, kennis of oordelen.
Verschillende factoren spelen hierbij een rol:
* Mensen realiseren zich wellicht niet hoe weinig ze weten.
* Mensen zijn vaak niet bewust van dat hun kennis is gebaseerd op onzekere assumpties en onbetrouwbare infobronnen.
* We zoeken voornamelijk naar bronnen die onze hypothesen ondersteunen i.p.v. dat we ook opzoek naar bronnen die onze hypothesen verwerpen.
* Mensen hebben vaak moeite om de andere mogelijke hypotheses te onthouden en het maken van keuzes hangt vaak af van ons geheugen.
* Wanneer mensen wel hun andere mogelijke hypotheses onthouden, nemen ze deze meestal niet serieus.
* Mensen kennen vaak niet het overconfidence probleem waardoor ze ook niet anders gaan denken om een goede rationele keuze te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe zie je overconfidence terug en hoe kan je het tegengaan

A

Overconfidence tegengaan  crystal-ball technique: de besluitmaker moet zich voorstellen dat door een glazen bal wordt gezegd dat hun beslissing compleet verkeerd is. Hierdoor moet de keuzemaker zoeken naar alternatieve verklaringen voor hun uitkomst.

Overconfidence is ook terug te zien in de politiek. Politici zijn bvb vaak overmoedig over de correctheid van hun data. Ook te zien bij studenten  planning fallacy: het onderschatten van de tijd die nodig is om een project te voltooien. Hierdoor leveren vele studenten vaak hun project te laat in. Studenten creëren vaak een te optimistisch scenario waarin het proces van het project ideaal verloopt, terwijl dit in werkelijkheid niet zo is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

my-side bias (overconfidence)

A

My-side bias: beschrijft dat alleen je eigen blik correct is in een confronterende situatie. Doordat je in een conflict bent, weiger je om te overwegen dat de ander mogelijk gelijk heeft en blijf je dus sterk bij je eigen standpunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hindsight bias

A

Als we achteraf naar een situatie kijken, denken we dat we met gemak alle redenen kunnen zien die leiden tot een bepaalde uitkomst (vb: individuen claimen soms dat de uitkomsten van experimenten voor de hand liggend waren en gemakkelijk van tevoren hadden kunnen worden voorspeld). Vaak reconstrueren we het verleden zodat het aansluit bij onze huidige kennis.  denk aan ‘dat zei ik toch’ of ‘ik wist het’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gambler’s Fallacy and the Hot Hand

A

Gambler’s fallacy: en veronderstelling dat de kans van een gebeurtenis wordt beïnvloed door een eerdere gebeurtenis. BV: wanneer je bij het tossen van een munt 5x kop hebt gegooid, heb je het gevoeld dat de kans bij de 6e x munt gooit, groter is.
Tegenovergestelde hiervan  Hot hand effect: je verwacht dat een bepaalde gebeurtenis door zal gaan. BV: winning streak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Conjunction fallacy

A

treedt op wanneer mensen denken dat de kans op combinatie van twee gebeurtenissen (A en B) groter is dan de kans op één gebeurtenis (A of B).  Denk aan VB van casus B over filosofiestudent die zich inzet tegen discriminatie en of ze bij de bank werkte of dat ze bij de bank werkte en feministisch was. Kans is kleiner dat dit alle twee zo zou zijn, maar toch werd dit vaker geschat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verklaringen voor conjunction fallacy

A

Verklaringen hiervoor:
* Waarschijnlijkheid verklaring: de CF treedt op vanwege de hoge waargenomen waarschijnlijkheid van de aanvullende info (vb: Linda is feministische activiste) gegeven de beschrijving.
* Hypothese verklaring: de hypothese dat Linda een feminist is, wordt sterk ondersteund door haar beschrijving. Het verschil met de waarschijnlijkheid verklaring is dat de aanvullende info waarschijnlijk kan zijn (vb: Linda is een bankier en draagt zwarte schoenen), maar volgens de hypothese benadering moet de hypothese ook worden ondersteund door de tekst (vb: omdat nergens in uit de tekst blijkt dat ze zwarte schoenen heeft, zullen mensen deze kans hier hoger schatten).
 Onderzoek ondersteunt deze benadering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Double conjunction fallacy

A

een sterkere vorm van de conjunction fallacy waarbij een combinatie van twee uitspraken waarschijnlijker wordt geacht dan elk van de uitspraken afzonderlijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sunk-cost fallacy

A

beweert dat mensen in een beslissing blijven investeren, simpelweg omdat men er al eerder in heeft geïnvesteerd en hoopt de investering terug te verdienen. Bv: wanneer je een nieuwe auto hebt gekocht en al een paar keer iets eraan hebt moeten laten repareren. Vervolgens gaat een groot onderdeel kapot  hoge reparatiekosten. Een nieuwe auto kopen is eigenlijk goedkoper, maar door de sunk-cost fallacy ga je toch de auto laten repareren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly