Tentamen moeilijk algemeen Flashcards

(647 cards)

1
Q

behandeling anti-GBM nefritis

A
  • cyclophosphamide zodat antistofproductie weggaat
  • plasmawisseling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

behandeling IgA-nefropathie

A
  • ACE-inhibitors op proteïnurie te verlagen
  • prednison eventueel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

behandeling membraneuze glomerulopathie

A

rituximab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem twee mogelijke oorzaken van onvoldoende Treg activiteit.

A
  1. De ontwikkeling van Treg kan verstoord worden door genetische defecten (FOXP3 mutatie bij IPEX syndroom) (1p)
  2. De hoeveelheid Treg kan afnemen door T-cel depleterende geneesmiddelen (biologicals, chemotherapie) (1p)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem drie factoren die bepalend zijn voor de accommodatie.

A
  • musculus ciliares,
  • zonula vezels
  • rigiditeit van de ooglens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het essentiële verschil tussen een auto-inflammatoire en een auto-immuun aandoening?

A

Een auto-inflammatoire aandoening wordt veroorzaakt door een aangeboren / innate respons (1p) tegen lichaamseigen moleculen, terwijl
een auto-immuun aandoening wordt veroorzaakt door een adaptieve respons (1p).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Benoem de drie belangrijkste afweercellen en hun actiemechanisme die van belang zijn bij het ontstaan van een
endocriene autoimmuunziekte.

A
  1. Auto-reactieve B-cellen – productie auto-antistoffen (1p)
  2. Auto-reactieve cytotoxische T-cellen: directe aanval op doelwitcellen (1p)
  3. Auto-reactieve T-helper cellen: productie van cytokines met activatie van macrofagen (ook juist: productie INF-gamma) (1p)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke immuunsuppressiva vormen anno 2022 de hoeksteen van de behandeling?

A

tacrolimus en mycofenolaat mofetil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

cryptokok

A

gist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

acute rejectie TCMR (tcel) karakteristieke afwijkingen in nierbiopt

A

interstitieel infiltraat
tubulitis
vasculitis/arteritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

acute rejectie ABMR (antistof) karakteristieke afwijkingen in nierbiopt

A

glomerulitis
peritubulaire capillaritis
vasculitis/arteritis
C4d depostitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

IL-17

A

speelt een cruciale rol in de afweer tegen extracellulaire pathogenen, met name schimmels zoals Candida albicans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

XLA kliniek

A
  • jongen
  • recidiverende infecties,
  • antibiotica werkt
  • otitis
  • afbuigende groeicurve
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

aanvullende onderzoeken verdenking XLA

A

Immuunglobulines (1p)
Totaal aantal B-lymfocyten (1p)
Genetisch onderzoek (BTK-gen) (1p)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

behandeling XLA

A

Immuunglobuline suppletie therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

AMBU score

A

voorspelt mortaliteit aan long

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

AMBU>2

A

opnemen ziekenhuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

AMBU >4

A

opname IC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

chronische granulomateuze ziekte (CGD)

A
  • functiestoornis van granulocyten
  • granulomen ontwikkeling zeer negatief voor prognose
  • mutatie in 1 vd 5 genen die de subunits coderen van fagocyt NADPH-oxigenase
  • door deze mutatie kunnen pt geen H2O2 aanmaken, terwijl dit nodig is om bacteriën af te breken na fagocytose. veel bacterien produceren H2O2 bij groei, zodat granulocyten alsnog reactieve oxidanten uit H2O2 kunnen vormen om de bacterien af te breken. sommige bacterien produceren echter catalase, dat H2O2 afbreekt.
  • dus extra gevoelig voor catalase positieve bacteriën
  • grote problemen die kunnen optreden zijn leverabcessen of aspergillus haarden in de hersenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

catalase positieve verwekkers

A

acroniem: SPACE)
- s. aureus
- pseudomonas
- aspergillus
- candida
- enterobacteriaceae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

catalse-positieve micro-organismen

A

breken H2O2 van zichzelf af en ook dat van de gastheer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

catalse-negatieve
micro-organismen

A

maken H2O2 maar breken het niet af. doneren hun H2O2 aan gastheer. de CGD fagocyt killt deze. maar de positieve niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

bacterien en schimmels die bij CGD voorkomen zijn

A
  • s.aureus
  • burkholderia cepacia
  • serratia marcescens
  • nocardia spp
  • aspergillus spp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

CGD behandeling

A

onderhoudsdosering intracellulair werkende antibiotica, of stamcel transplantatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
De volgende afwijkingen geven dus risico op een infectie met een gekapselde pathogeen
1. Immuunglobuline tekort * aangeboren * verworven 2. Complement deficiëntie 3. Splenectomie / afunctionele milt (Hodgkin, SLE) 4. HIV (leidt tot inadequate immuunglobuline respons), maar overweeg je altijd bij iemand met een pneumocokken pneumonie, zeker als deze recidiveert 5. Kahler / CCL
26
eerste maand na orgaantransplantatie
- nosocomiale bacteriële infecties - schimmelinfecties - geen oppertunistische pathogenen
27
CMV-infectie
er is aantoonbare CMV-replicatie (virale kweek of PCR)
28
CMV-ziekte
de CMV-infectie gaat gepaard met klinische verschijnselen
29
hoe wordt de CMV infectie die optreedt bij orgaantransplantatie pt verkregen?
- vanuit donor - door reactivatie van een eerder doorgemaakt CMV-infectie van de ontvanger
30
klinische verschijnselen CMV
- koorts - trombopenie - leverenzymstijging
31
wratten zijn de klinische uiting van
HPV
32
welke afweer belangrijk bij het bestrijden van wratten
cellulaire immmuniteit
33
onderzoek bij knobbeltjes/bultjes
- gramkleuring - kweek - PA
34
onderzoek bij verdenking op immuundeficiëntie met verhoogd risico op infectie door gekapselde bacteriën
immunoglobulines bepalen
35
primaire diagnostische test van een AID
immunofluorescentie
36
labonderzoek bij AID
- IF - immunoblotting - immunoprecipitatie - agglutinatie
37
waarnaar kijk je met IF
weefsel of cellen
38
waarnaar kijk je bij ELISA
gezuiverde eiwitten, peptiden of een mengsel
39
waarvan wordt bij IF gebruik gemaakt?
ANA's; antinucleaire antistoffen
40
agglutinatie
door antistoffen met elkaar verbinden of crosslinken van cellen, bacterien of grotere deeltjes.
41
titerwaarde
de laagste concentratie waarbij antistoffen nog meetbaar zijn
42
uitzakking
wanneer er geen agglutinatie optreedt
43
hoe kan een titer het therapeutisch effect vd behandeling bepalen?
door het aantonen van auto-antistoffen in het serum vd pt
44
hoe hoger de titer
hoe meer auto-antistoffen
45
kwalitatieve agglutinatiereactie
bloedgroepbepaling
46
bloedgroep A heetf
anti B
47
bloedgroep B heeft
anti-A
48
A en B-allelen maken
transferases
49
anti-A en anti-B zijn ...
IgM moleculen
50
acute fase eiwitten
- CRP - BSE - SAA
51
CRP
- door lever - oiv IL-6 - betrokken bij het verwijderen van pathogenen en apoptotische cellen
52
negatieve acute fase eiwitten
eiwitten waarvan de concentratie omlaag gaat bij een bestaande infectie, vnmlk bij een langer bestaande infectie (albumine)
53
kenmerken auto-inflammatoire ziekten (zoals FMF)
- koorts - rash - artralgie - verhoogde infectie parameters
54
al bij een lichte ontsteking wordt de productie van ... gestimuleerd
IL-1beta
55
FMF overerving
rec
56
welke mutatie FMF
MEFV
57
MEFV
betrokkenb bij werkingen van inflammasoom: bij mutatie => inflammasoom constant aan waardoor al het pro-IL-1beta wordt omgezet in actieve IL-1beta
58
klachten FMF
- aanvallen van koorts (niet altijd) - aanvallen van ontstekingsverschijnselen en gewrichtsklachten - endocard, pericard of buikvlies ontsteking - huidafwijkingen
59
behandeling FMF
1. colchicicne 2. evt anti-IL1 of diclofenac bijgeven
60
proteasoom
breekt IL-1beta weer af
61
VEXAS-syndroom mutatie
UBA-1; hierdoor worden eiwitten die door het proteasoom zijn afgebroken niet meer door ubiquitine gemarkeerd waardoor het proteasoom de eiwitten niet goed kan vernietigen
62
VEXAS overerving
X
63
kenmerken VEXAS
- hoge ontstekingsparameters - macrocytaire anemie - vacuolisatie van het beenmerg' - huid - kraakbeen
64
VEXAS behandeling
prednison, chemo of stramceltransplantatie
65
in het HIV virus bevindt zich de capside, dat bestaat uit
p24
66
serologische onderzoek/test van HIV
Ig tegen HIV en Ig tegen p24
67
HIV combo testen
testen voor Ig tegen HIV en Ig tegen p24
68
HIV stadia
1. incubatieperiode: 1-6 weken 2. primaire HIV-infectie: koorts, malaise, keelpijn, abdominaal discomfort en spierpijn. eventueel uitslag op romp. dit allemaal: acuut retroviraal syndroom. maar het kan ook asymptomatisch 3. chronische HIV-infectie
69
wat is bij HIV in het bloed aan te tonen wanneer er nog geen antistofproductie aantoonbaar is?
p24
70
welke onderzoek kan worden ingezet om onderscheid te maken tussen HIV-1 en -2?
HIV-immunoblot assay
71
Betrouwbare HIV-test tijdens de windowfase
HIV RNA (PCR) test of HIV-1 p24 antigeentest: Een HIV RNA PCR-test kan het virus detecteren binnen 1-2 weken na infectie en is de meest betrouwbare test in de vroege windowfase. De p24-antigeentest kan ook vroeg een infectie aantonen, meestal binnen 2-4 weken na blootstelling.
72
Niet-betrouwbare HIV-test tijdens de windowfase
HIV-antistoftest (ELISA/sneltest): Deze test detecteert antilichamen tegen HIV, maar die worden meestal pas na 3-12 weken geproduceerd. Tijdens de windowfase kunnen de antilichamen nog niet op een detecteerbaar niveau aanwezig zijn, waardoor een vals-negatieve uitslag mogelijk is.
73
waaruit bestaat de uvea?
- iris - corpus ciliare - choroidea
74
oogdruppel behandeling uveitis
wel geschikt indien anterieur, maar niet bij posterieur
75
toxoplasmose uveitis
vrijwel alleen posterieur
76
klachten anterieure uveitis
- pijn - fotofobie - verminderde visus
77
symptomen psoterieure en intermdiaire uveitis
- verlies visus - pijnloos
78
infectieuze uveitis
-bacterie =treponema =borrelia viraal =HSV =VaricellaZV -parasitair =toxoplasma -fungi =candida =aspergillus
79
onderzoek uveitis
- bloedbeeld - fluorescentie angiogram: contrastvloeistof - OCT: foto van laagjes van netvlies - thoraxfoto om TBC en sarcoidose uit te sluiten
80
behandeling uveitis
- oogdruppels (steroiden) - injectie bij het oog (steroiden) - oraal prednison !!!! ofzo
81
veelvoorkomende complicatie uveitis
0 oogdrukstijging 0 cataract
82
2 vormen van scleritis
epi normaal
83
episcleritis
ontsteking van het oppervlak van de oogrok (sclera)
84
scleritis
ontsteking inde diepte van de sclerae.
85
scleritis symptomen
- visusdaling - pijn - afbraak oogrok
86
T-sign
scleritis
87
Axiale spondyloartritis
uit zich vooral in rugklachten (chronische lage rugpijn, ochtendstijfheid)
88
non-MHC invloeden op AID
- FOXP3; Treg - AIRE: verminderde klonale deletie tbv centrale tolerantie inductie - CTLA4: verlaagde Treg suppressie - C1q: gestoorde opruiming apoptotische cellen
89
Treg kan op verschillende manieren het immuunsysteem onderdrukken:
- ze kunnen IL-2 wegvangen zodat de Tcel geen groeifactor meer heeft - ze kunnen immuunsuppressieve cytokinen produceren (TGF-beta en IL-10) - ze kunnen CTLA-4 tot expressie brengen zodat deze met hogere affiniteit bindt aan CD80/-86 dan CD28 - ze kunnen cytotoxische enzymen uitscheiden zoals granzymen die apoptose veroorzaken
90
how are biosimilars different from the innovator?
eiwitten zijn hetzelfde, maar glycanen zijn anders; andere cellijn ook
91
hoe behandel je membraneuze glomerulopathie?
rituximab
92
hoe behandel je IgA nefropathie?
ACE-remming om proteinurie te verlagen en evt prednison
93
lupus nefritis antistoffen
tegen nucleaire Ag
94
hoe ontstaat bij lupus nefritis schade aan de glomeruli?
De schade aan de glomeruli ontstaat door immuuncomplexvorming en niet door directe aanval op de basaalmembraan
95
De neergeslagen immuuncomplexen bij lupus nefritis bevatten vooral
IgG, vaak in combinatie met complementfactoren
96
ANCA heeft antistoffen tegen
cytoplasma leukocyten
97
onderzoek bij verdenking ANCA
in bloed kijken; geen fluorescentie
98
levamisole in cocaine
ANCA
99
membraneuze glomerulopathie antistoffen tegen
PLA2-receptor
100
membraneuze glomerulopathie neerslag
IgG en complement tegen de podocyt aan de buitenkant van de glomerulaire capillair
101
nefrotisch syndroom
- proteinurie > 3,5g /dag - oedeem - hypoalbuminemie - hypercholesterolemie
102
nefritisch syndroom
- proteinuie < 3g/dag - hypertensie - hematurie - oligurie/nierinsufficientie - oedeem
103
behandeling anti-GBM nefritis
cyclophosphamide zodat antistofproductie weg gaat. en de al geproduceerde antistoffen moeten eruit dmv plasmawisseling
104
motorische innervatie oogspieren
- rectus medialis: oculomotorius - rectus lateralis: abducens - rectus inferior: oculomotorius - rectus superior: oculomotorius - obliques superior: trochlearis - obliques inferior: oculomotorius
105
sluiting van oog
m. orbicularis oculi
106
benige orbita belangrijke doorgangen
- canalis opticus - fissure orbitale superior - fissure orbitale inferior - canalis nasolacrimalis
107
canalis opticus
- n. opticus - a. opthalmica
108
fissure orbitale superior
alles dat van belang is voor oogbeweging
109
canalis nasolacrimalis
traanafvoer
110
lens gevoed door
kamerwater
111
oog open spier
m. levator palpebrae
112
klieren van meibom produceren
oliefilm
113
pars plana
tussen corpus ciliare en retina
114
wat produceert het kamerwater?
corpus ciliare
115
sensorische innervatie van het oog
trigeminus tak 1; n. opthalmicus
116
uvea
iris+ corpus ciliare + choroïdea
117
Hoe weet je welke bacteriën gekapseld zijn?
"Some Nasty Killers Have Serious Protection" Dit staat voor: - S. pneumoniae - N. meningitidis - Klebsiella pneumoniae - H. influenzae - Salmonella - Pseudomonas
118
complement heb je nodig voor de afweer tegen
gekapselde bacteriën
119
tekort aan fagocyten maakt je gevoelig voor:
- s. aureus - k. pneumoniae - candida - aspergillus
120
waaraan moet worden voldaan voor een CVID diagnose?
recidiverende infecties hypogammaglobulinemie met een: =verlaagd IgG =verlaagd IgM en/of IgA leeftijd > 4jaar afwezige en/of slechte vaccinatieresponsen of verlaagde switched memory B-cellen andere oorzaken van hypogammaglobulinemie zijn uitgesloten
121
CVID verhoogt de kans op
- lymfoom - maagkanker
122
bijwerkingen glucocoricosteroiden
- DM - osteoporose - psychische klachten - cushing - huidbloedingen - infectie
123
cyclosporine bijwerkingen
- nierinsufficiëntie - EBV lymfomen
124
cyclosporine indicaties
transplantatie
125
indicaties hydroxychloroquine
lupus om orgaan schade te voorkomen
126
purine synthese inhibitors bijwerkingen
- ery aplasie - lever tox - beenmerg tox
127
hoe werkt mycofenolaat
- remt IMPDH - remt dmv remmen DNA-synthese lymfocyten (!)
128
methotrexaat bijwerkingen
- teratogeen - beenmerg tox - lever tox - longafwijkingen
129
werking methotrexaat
remt DNA synthese door in te grijpen op het foliumzuurmetabolisme
130
cyclosporine werking
blokkeert calcineurine, waardoor het DNA voor minder pro-cytokines codeert
131
MPA bijwerkingen
- diarree - leucopenie - infecties
132
wat doen glucocorticoiden?
- inhibitie van inflammatoire mediatoren - inhibitie van celmigratie en -adhesie - inductie van apoptose van leukocyten (!)
133
indicaties JAK inhibitors
- RA - psoriasis
134
methotrexaat indicaties
- chemo - reuma - granulomateuze inflammatie
135
3 verschillende grote groepen binnen beta-lactam antibiotica die qua structuurformule op elkaar lijken maar op detail qua zijketens verschillen
penicillinen cefalosporinen carbapenems
136
nu antibiotica leren!!!
kom op meid
137
resistentie mechanismen
bacterie sluit porines af (gram neg) bacterie gebruikt porines om antibioticum weer heel snel de cel uit te pompen bacterie maakt enzymen aan die antibiotica kapot knippen (gram neg vooral). deze enzymen heten beta-lactamase bacterie verandert het aangrijpingspunt van antibioticum waardoor het antibioticum er niet meer op kan aangrijpen (gram pos)
138
belangrijkste uropathogenen
enterobacteriaceae; - e. coli - klebsiella spp. - proteus spp.
139
enterobacteriaceae
gramnegatieve staven (!) die normaal in de darm voorkomen
140
waarom vaker bij vrouwen dan bij mannen?
kortere urether en kortere afstand tussen darm en blaas
141
residuvorming redenen
- obstructie (door bv vergrote prostaat, zwangerschap) - neurogene blaasfunctiestoornissen - te geringe mictiefrequentie - niet-volledig ledigen van de blaas
142
verder bij de UWI pathogenese spelen een rol:
postmenopauzale atrofie tractus urogenitalis slijmvlies tgv hormoonveranderingen, waardoor bacteriën makkelijker kunnen aanhechten blaas-/nierstenen verblijfskatheters (als mechanisch verstopt en bij inbrengen wondjes die voedingsbodem vormen) verminderde weerstand (DM, bestraling, immuunsuppressiva) genetische factoren (non-secretor van Ag door mucosa) anatomische afwijkingen
143
klachten bij cystitis
afwezigheid van nieuwe ontstane of veranderde vaginale afscheiding (!)
144
valkuilen bij dipstick
leuko’s negatief: kans op UWI klein, maar weinig specifiek nitriet fout-negatief bij >bacteriën die geen nitraatreductase bezitten >korte verblijfsduur urine in de blaas niet bruikbaar bij aanwezige urinekatheter alleen positief sediment en geen klachten duidt op bacteriurie postief zegt niet meteen dat het UWI is, denk aan verblijfskatheter kunststof
145
empirische therapie cystitis (!)
nitrofurantoïne per os gedurende 5 dagen oraal; komt alleen in urine (!), niet in weefsels!!!
146
behandeling UWI met tekenen van weefselinvasie
voldoende penetratie weefsel nodig, daarom GEEN nitrofurantoine (!), maar chinolonen, augmentin oraal
147
dacrycystitis verwekkers
acuut =s.aureus =soms streptococcen
148
chronische conjunctivitis therapie
azithromycine
149
opthalmia neonatorum verwekkers
=s. aureus, s. pneumoniae. beide binnen 24 uur na geboorte =n. gonorrhoeae kan infecteren tijdens geboorte door moeder: ernstiger beloop. 1-2 dagen na geboorte =chlamydia trachomatis: door moeder tijdens bevalling. duurt 5-19 dagen. kan pneumonie geven bij neonaat.
150
conjunctivitis acuut bacterieel verwekkers
S.aureus Str. pneumoniae
151
dendritisch boompje
herpes
152
chronische blepharo-conjunctivitis verwekker
s. aureus
153
verwekkers keratitis
- bacterieel =staphylococcen =streptococcen =pseudomonas =enterobacteriaceae - viraal = herpes simplex/zoster
154
keratitis klachten
pijn fotofobie roodheid conjunctiva verminderde visus lokale vertroebeling (ulcus) cornea door migratie van ontstekingscellen
155
chronische conjunctivitis verwekker
chalmydia
156
normaal is cornea beschermd door
intact epitheel verversing tranen en knipperen lysozyme, Ig in traanvocht, microbioom
157
endopththalmus is meestal
exogene oorzaak
158
acute dacrycystitis complicaties
abces, cellulitis
159
wat voor ziektes kan je hebben om de kans op pneumokokken-infectie te vergroten?
tekort aan Ig: =CVID =MM tekort aan complement door te hoog verbruik: =SLE miltproblemen =splenectomie =sikkelcelanemie
160
onderzoek bij bij verdenking pneumokokken pneumonie
sputum -gram preparaat: gram pos diplokken -kweek met groei pneumokokken bloedkweek urine-Ag
161
behandeling van pneumokokken infecties
peni
162
BTK
hangt onder pre B-cel receptor als BTK niet goed functioneert, geeft geen signalen door en dus geen ontwikkeling B-cel X-chromosomaal dus vooral jongetjes
163
rol van flowcytometrie in PID diagnostiek
analyse van aantallen lymfocyten (T/B/NK) analyse van eiwitexpressie en/of activiteit analyse voorloper B-celdifferentiatie/perifere B-cel subsets
164
je kan voor de activiteit kijken naar de
hoeveelheid gefosforyleerde STAT moleculen; STATs zetten bij activatie transcriptie in gang
165
relevantie identificatie genetisch defect in PID pt
geeft exacte (moleculaire) diagnose legt basis voor adequate behandeling en prognose biedt mogelijkheid voor lange-termijn preventiestrategie, ter beperking van complicaties en irreversibele orgaanschade draagt bij aan therapietrouw en biedt mogelijkheden voor genetic counseling is vereiste voor gentherapie
166
FMF behandeling
- colchicine (anti-IL1) - diclofenac
167
IgG dal
dan is het moederlijke IgG al afgebroken, maar je eigen nog niet op gang gekomen. rond 3-6 maanden.
168
aspecten van Ig productie op jonge leeftijd
- neonaat in staat tot IgM, IgG, IgA productie, maar beperkt! - serum IgG concentratie bereikt niveau van volwassenen op leeftijd 4-8 jaar. serum IgA pas in puberteit - dalspiegel serum IgG op ongeveer 6 maanden (transiente hypogammaglobuminemie) - Ig tegen T-cel afhankelijke antigenen: vanaf 4e maand zwangerschap - pre-natale infecties met rubella of CMV => relatief hoge concentraties IgM antistoffen in navelstrengbloed
169
immuunrespons op zeer jonge leeftijd
- verminderde afweer tegen intracellulaire pathogenen - goede afweer tegen extracellulaire pathogenen - Treg zijn prominent aanwezig - shift van Th2 naar Th1 profiel naarmate ouder
170
hoe ontstaat immune senescense?
- continue antigene druk - pro-inflammatoire cytokinen stijgen - “low grade” chronische ontsteking ==> schade (atherosclerose, alzheimer, DM2)
171
hoe meet je het risicoprofiel van immune senescence?
innate: =activiteit neutro en NK-cellen verminderd =TLR disregulatie mono en macro adaptief: =CD4/Cd8 ratio <1 =veel pro cytokinen =CD8 klonen en heel veel CD28 null =CMV seropositiviteit
172
combinaties van antibiotica doel
- verbreden van het spectrum =empirische therapie - synergie (1+1=3) =behandeling van ernstige infecties tgv verminderde weerstand pt, infecties slecht doorbloed weefsel (endocarditis) - beperken of voorkomen van selectie van resistentie =TBC behandeling
173
MBC
de minimale concentratie van het antibiotucum die de bacterie doodt (niet alleen dat hij niet meer deelt)
174
MIC
de concentratie van het antibioticum waarbij de verwekker zich niet meer kan delen
175
aspecten die een rol spelen bij kans op afstoting
status van orgaan (levende of dode donor) immuunsysteem doorbloeding orgaan
176
transplantatieantigenen
MHC-antigenen non-MHC-antigenen (minor antigenen): zitten in je HLA AB0 bloedgroep-antigenen
177
factoren van immunogeniciteit
- hoeveelheid APC’s (DC’s mn) - MHC expressieniveau
178
signalen T-cel activatie
binding Ag-MHC-complex aan TCR costimulatoire moleculen cytokinen van APC
179
antistoffen kunnen geïnduceerd worden tijdens transplantatie, maar die kunnen ook al vooraf aanwezig zijn. bij welke situaties kan dat?
zwangerschap eerdere transplantatie bloedtransfusie
180
type afstotingsreacties
-hyperacuut, humoraal; Door gepreformeerde allo-antistoffen tegen donor MHC en AB0 bloedgroep - acuut, cellulair en/of acuut humoraal; Door inductie adaptieve allo-immuunrespons tegen donor MHC (anti-HLA, anti-minor T-lymfocyten) - chronisch; Vaatschade speelt een belangrijke rol; Door zowel allo-immuunresponsen als niet-immunologische oorzaken: -hypertensie -hyperlipidemie -geneesmiddelentoxicitieit -virale infecties -late effecten van ischemie-/reperfusieschade -terugkeer oorspronkelijke (auto-immuun)ziekte
181
kruisproef humoraal
serum ontvanger + cellen donor + complement dan kijk je of er cellysis is (bij herkenning Ag door Ig) of niet (geen herkenning Ag door Ig
182
kruisproef cellulair
APC (donor)+ T-cel (ontvanger). als HLA niet identiek zijn, zal de T-cel afgaan.
183
directe en indirecte T-cel alloreactie
- directe route: directe herkenning van vreemd, intact donor MHC door TCR van ontvanger - indirecte route: herkenning door TCR van ontvanger van vreemde donor MHC peptiden, gepresenteerd door eigen MHC
184
Welke geneesmiddelen behoren tot de standaard immuunsuppressie de eerste 3 maanden?
prednison tacrolimus mycofenolaat mofetil
185
behandeling tegen afstoting
1stelijns: prednison (lymfolytisch): 3 dagen 1000 mg 2delijns: anti-Tcel therapie =polyklonaal antilichaam anti T-cel globuline (ATG) =monoklonaal antilochaam (alemtuzumab) behandeling bij AMBR is niet duidelijk =bij aantoonbare antistoffen: plasmawisseling + IVIG
186
ATG
werkzaam tegen T-cellen, maar ook tegen andere cellen van het immuunsysteem behandeling voor rejectie via infuus, liefst CVL, toedienen
187
graft vs host
T-cellen uit stamceltransplantaat gaan gezonde weefsels van pt aanvallen
188
wanneer kan GVHD ontstaan?
als wordt voldaan aan 3 voorwaarden: 1. transplantaat bevat immunocompetente T-cellen 2. donor en ontvanger zijn HLA-incompatibel (allogeen) 3. ontvanger is immunodeficiënt
189
MiHC
- non-MHC antigenen - polymorfe eiwitten die kunnen verschillen tussen donor en ontvanger (alloantigenen) - veroorzaken T-cel respons bij mismatch donor-ontvanger - spelen daardoor ook een rol bij afstotingsreacties en GVHD - bekendste voorbeeld: H-Y antigeen (verschil tussen mannen en vrouwen) (vrouwen herkennen Y niet) (vrouw naar man dus liever niet)
190
acute GVHD pathogenese
1. weefselschade door de conditionering (voorbehandeling) met vrijkomende microbiele producten en cytokines 2. activatie van APCs van de pt 3. presentatie van Ag door APCs aan donor T-lymfocyten 4. activatie van donor T-lymfocyten met als gevolg cytokineproductie 5. toename van weefselschade door oa cytotoxische T-cellen, NK en inflammatoire cytokines
191
acute GVHD behandeling
acute GVHD grade I =topicale steroiden acute GVHD grade II-IV =high dose systemic steroids
192
voor de ontwikkeling en ernst van RA zijn welke factoren het meest voorspellend?
reumafactor anti-CCP Ig
193
Wat zijn de drie belangrijkste targetorganen voor acute GVHD?
Huid (1p) Darm - maag wordt ook goed gerekend en maagdarmstelsel/tractus digestivus wordt ook goed gerekend (1p) Lever. (1p)
194
Voor de monitoring van inflammatoire ziekten wordt vaak het CRP gehalte gemeten. Bij welke therapie is deze inflammatiemarker niet goed meer bruikbaar om het ziekteproces te volgen?
anti-IL6
195
Met welke middelen moet een steroïden-resistente rejectie (dus een rejectie die niet reageert op methylprednisolon) worden behandeld?
ATG en alemtuzimab
196
Th2
tegen parasitaire wormen en werkt allergisch
197
Th1
tegen intra patho
198
Th17
tegen extra patho, en zorgt voor AID
199
schimmelinfectie kan komen door
- anti-IL17 - antibiotica gebruik - steroidgebruik
200
auto-inflam/koortssyndroom gekenmerkt door
- verhoogde IL-1 ; KOORTS - rash - gewrichtsklachten - hoge CRP (behalve bij gebruik anti-IL6)
201
omalizumab
tegen IgE dus allergie
202
beste behandeling auto-inflam/koortssyndroom
anti-IL1
203
anti-TNF kan veroorzaken
- TBC - psoriasis - verergering MS
204
TNF gewicht
afname
205
auto-inflammatoire ziekten betreffen meestal
neutrofiele granulocyten
206
cortisol wordt in de ... gevormd oiv ... uit de ....
bijnieren, ACTH, hypofyse
207
de hypofyse wordt gestimuleerd door ... (uit de ....)
CRH, hypothalamus
208
genomisch effect van glucocorticoid
door binden aan een steroid receptor. hierdoor worden genen aan- en uitgezet in de kern
209
niet-genomische effecten van glucocorticoiden
treden pas op bij hele hoge doseringen. dit werkt op de membraanreceptor en in het cytoplasma
210
glucocorticoïden belangrijkste effect
werken tegen T-cellen. bij hele hoge doseringen: directe T-cel apoptose
211
glucocorticoïden sterkte oplopende volgorde
1. prednisolon 2. prednison 3. dexamethason (minder natriumretentie, passeert placenta) 4. solumedrol
212
welke glucocorticoïd kan door placenta transporteren?
dexamethasom
213
glucocorticoïd voor pt met HT
dexamethason
214
kenmerken cushing
- atrofie spieren - romp adipositas - buffalo hump - vollemaansgezicht - striae
215
anti-metabolieten
interfereren met de DNA-aanmaak, waardoor immuuncellen niet kunnen ontstaan. deze medicijnen werken dus alleen bij delende cellen. een veelvoorkomende bijwerking van deze middelen is beenmergsuppressie, doordat ook andere delende cellen worden geremd
216
azathioprine is een... dat valt onder ...
purine synthese remmer. anti-metabolieten
217
azathioprine werkt alleen op...
delende cellen
218
purine syntheseremmers/azathioprine bijwerkingen
- beenmergtoxiciteit - hepatotoxiciteit - ery aplasie
219
mycofenolzuur (MPA) is een ...
anti-metaboliet
220
mycofenolzuur werkt door:
IMPDH te remmen, zodat de novo synthese van purines niet kan plaatsvinden. hierdoor geen lymfocycten. andere cellen hebben nog een salvage pathway.
221
indicaties MPA
- SLE - uveïtis - transplantatie
222
bijwerkingen MPA
- diarree - leukopenie - infecties
223
alkylerende middelen vallen onder
anti-metabolieten
224
alkylerende middelen werking
remt DNA en remt zowel T als B.
225
alkylerende middelen indicaties
orgaan- en levensbedreigende siutaties
226
bijwerkingen alkylerende middelen
- secundaire maligniteiten - steriliteit - infectie- hemorragische cystitis
227
methotrexaat valt oner
anti-metabolieten
228
methotrexaat indicaties
- hematologische maligniteiten - RA - granulomateuze ontstekingen
229
methotrexaat werkingsmechanisme
blokkeert de foliumzuurafhankelijke DNA-synthese routes
230
calcineurine blokkerende middelen
- cyclosporine - tacrolimus
231
calcineurine blokkerende middelen werking
remmen via het DNA de productie van cytokinen , specifiek IL-2, dus T-cellen
232
calcineurine blokkerende middelen bijwerkingen
- infecites - EBV lymfomen - nierinsufficientie
233
indicaties tacrolimus
- transplantatie - uveitis - SLE
234
klinisch beeld dat als meest voorkomende oorzaak een SOA heeft bij mannen
urethritis
235
urethritis mannen verwekkers
- n. gonorrhoeae - chlamydia trachomatis - m. genitalium - HSV
236
symptomen urethritis bij mannen
- dysurie - irritatie van urethra of jeuk - icm afscheiding uit de urethra
237
AO urethritis bij mannen
- dipstick - evt uitstrijkje
238
behandeling urethritis bij mannen
1 gift azitromycine
239
verwekkers fluorklachten
- candida - trichomoniasis vaginalis - groep A streptokokken - chlamydia - n.gonorrhoeae
240
bacteriële verwekkers SOA
-n. gonorrhoeae -treponema pallidum -chlamydia trachomatis -mycoplasma genitalum
241
wat infecteren gonokokken
mucosa in de keel en genitalien
242
eigenschappen neisseria (gonorrhoeae of meningitidis)
- gramnegatieve diplokokken - pili - kapsel - intracellulaire vermenigvuldiging
243
symptomen gonorroe
- urethritis - cervicitis - endometritis - epididymitis - PID - fitz-hugh-curtis syndroom - proctitis - faryngitis - gedissemineerde infecites (koorts, polyartritis, en tenosynodermatitis) - septische artritis
244
LO gonorroe
romige, gelige afscheiding uit de urethra
245
diagnostiek gonorroe
- PCR ! - evt kweek + gevoeligheidsbepaling (omdat resistentie voorkomt)
246
waardoor wordt syfilis/lues veroorzaakt?
treponema pallidum
247
treponema pallidum
spirocheet die syfilis/lues veroorzaakt
248
typisch bij syfilis/lues
ulcus durum
249
eerste stadium syfilis
klinisch niet altijd zichtbaar, maar begint vaak met een genitaal ulcus. de bacterie kan alleen in het ulcus worden aangetoond
250
secundaire syfilis
systemische verspreiding; - koorts - huiduitslag (handen en voetzolen) - neurologische symptomen
251
tertiaire syfilis/lues
bacterie infecteert organen; -vasculitis -chronische ontstekingen -aneurysma aortae -gumma -huidafwijkingen -neuro!
252
diagnostische test syfilis/lues
serologie
253
screeningstest syfilis/lues
ELISA IgG
254
confirmatietest syfilis/lues
immunoblot
255
test activiteit syfilis/lues
VDRL-test
256
VDRL
bij chronische ontsteking of syfilis worden er veel antistoffen tegen VDRL of RPR gemaakt. het is niet specifiek, maar er kan wel vastgesteld worden of de behandeling aanslaat
257
testen voor de screening op syfilis
treponemale testen
258
treponemale testen zijn positief bij
- latente syfilis - actieve syfilis
259
non-treponemale testen zijn positief bij
actieve syfilis
260
chlamydia trachomatis heeft 2 vormen
-elementary body: infectieus;kunnen buiten cel overleven -reticulate body: intracellulair metabool actief, maar wel instabiel
261
chlamydia typen
- ABC: trachoom - Dt/mK: urogenitale infecties - L: lymphogranuloma venereum
262
trachoom
ontsteking van oog die gepaard gaat met beschadiging van cornea
263
complicaties chlamydia
- ascenderende infecties =epididymitis =endometritis =salpingitis =PID =fitz-hugh-curtis syndroom - buitenbaarmoederlijke zwangerschap - infertiliteit - conjunctivitis of pneumonitis bij neonaten
264
chlamydia behandeling
- azitromycine - of doxycycline
265
lymphogranuloma venereum (LGV)
- lymfeklierzwelling in de lies - evt anale klachten - ernstiger beloop
266
mycoplasma genitalium
seksueel overdraagbaar, maar het is nog niet duidelijk of het een klassieke soa betreft.
267
diagnostiek mycoplasma genitalium
PCR
268
behandeling mycoplasma genitalium
azitromycine
269
virale SOA's
- HIV - HSV - HPV - HBV - HCV
270
iemand met rood plekje op penis DD
- herpes genitalis - ulcus durum (syfilis)
271
herpes genitalis begint met
blaasjes die kapot kunnen gaan en nattend en pijnlijk zijn, kunnen ulcereren
272
welke SOA's veroorzaken opstijgende genitale infecties?
chlamydia en gonorroe
273
trichomoniasis veroorzakt een
riekende vaginale uitscheiding
274
welke test wordt vaak gebruikt bij het aantonen van een actieve SOA?
PCR
275
waarbij wordt PCR vooral veel gebruikt qua SOA's?
- chlamydia trachomatis - gonorrie
276
typisch voor erythema multiforme
schietschijflaesies
277
DD bij laesies op voetzolen en handpalmen
- secundaire syfilis - erythema multiforme
278
secundaire stadium syfilis
actief replicerende treponema bacteriën; zeer besmettelijk omdat de huid- en slijmvliezen dit bevatten
279
om een positieve syfilis diagnose te stellen is nodig...
(donkerveld)microscopie van een direct preparaat of serologie
280
agglutinatietesten bij syfilis
oa VDRL en RPR
281
VDRL en RPR maken gebruik van
cardiolipine Ag= non-treponemale test
282
alle testen die gebruik maken van treponemale antigenen zijn ... specifiek dan de testen die gebruik maken van cardiolipine Ag
meer
283
waarvoor worden non-treponemale testen RPR en VDRL vooral gebruikt?
klinische status van de infectie
284
een significante daling van de VDRL titer, is indicatief voor
een succesvolle therapie
285
test bij 12 weken zwanger
- HIV - rubella - hepB - syfilis
286
behandeling syfilis
peniciline
287
AO bij blaasjes met virale SOA verdenking
- urethrale wat voor detectie van chlamydia en gonorroe - watje van blaasjes en ulcus voor virologie (PCR en kweek) - venapunctie voor serologie (HIV en syfilis) allemaal verder onderzocht met PCR
288
om het soort virus te identificeren dat is waargenomen, kan er gebruikgemaakt worden van
virus specifieke monoklonale fluorescerende antilichamen
289
HSV-1
- 90% - bovenste delen van lichaam: gezicht en rond mond
290
HSV-2
- 10-30% - SOA - genitale gebied
291
alle herpesvirussen blijven ... aanwezig in de ...
latent, neurale ganglia
292
als herpes wordt gereactiveerd,
wordt het virus geproduceerd in de regio die geïnnerveerd wordt door de ganglion waarin het virus zit
293
stel de diagnose van herpes mbv
monsters van de blaasjes en die te gebruiken voor PCR en serologie IgG en IgM
294
TORCHES screening
- toxoplasma gondii - overig (hiv, mazelen) - rubella - CMV - HSV - syfilis
295
hoe verspreidt rubella zich?
aerogeen
296
wie lopen het meeste risico op een rubella-infectie?
ongevaccineerde jonge vrouwen
297
rubella symptomen bij moeder
- vaak subklinisch - malaise, lichte verhoging, lymfadenopathie, keelpijn, hoesten en conjunctivitis - later huiduitslag beginnend in gezicht, verspreiding naar romp en armen - complicaties: artralgie
298
prenatale symptomen rubella
- intra-uteriene groeiachterstand - spontane abortus
299
neonatale symptomen rubella
- huiduitslag - trombocytopenie - hepatits - meningo-encephalitis - botafwijkingen - oogafwijkingen - CV afwijkingen
300
vroege kinderleeftijd symptomen rubella
- oogafwijkingen - doofheid - CV afwijkingen
301
hoe eerder in de zwangerschap de infectie,
hoe groter de complicaties
302
diagnostiek congenitale rubella
- moeder: serologie: IgM, IgG en eventueel een keeluitstrijkje PCR - foetus: vruchtwaterpunctie PCR - kind: IgM of uitstrijk PCR
303
wanneer kan moeder een kind met CMV infecteren?
bij een primo-infectie of opvlamming
304
kliniek kind CMV
- hepatosplenomegalie - trombocytopenie - neurologische schade
305
therapie rubella
geen
306
therapie CMV
valganciclovir om de gehoorschade te beperken
307
mogelijke manifestaties HSV perinatale infectie
- huid, oog en mond - CZS - gedissemineerde infectie: visceraal (hep)
308
hoe kan HSV aan kind worden doorgegeven?
- perinataal: genitaal - postnataal: koortslip
309
diagnostiek bij moeder HSV
HSV-kweek/PCR van vocht uit blaasje
310
diagnostiek baby HSV
- HSV-kweek/PCR van keelwat, conjunctiva, huid, liquor, serum/plasma of laesies
311
is syfilis te kweken?
nee, dus bij de diagnostiek is voornamelijk serologie van belang
312
lues kliniek bij foetus
- spontane abortus of intra-uteriene dood - intra-uteriene groeiachterstand - vroeggeboorte - hydrops foetalis
313
waarbij hydrops foetalis?
- lues/syfilis - parvo
314
kliniek syfilis pasgeborenen
- asymptomatisch - vroege symptomen: =rash =geelzucht =lymfadenopathie =hepatosplenomegalie =nefrotisch syndroom =meningitis =rhinitis -late symptomen: =zadelneus =skeletafwijkingen =doofheid =mentale retardie =interstitiële keratitis
315
kliniek syfilis oudere kinderen
chronische rhinitis, zadelneus en doofheid
316
transmissie syfilis
plancenta
317
TPHA
treponema pallidum hemagglutinatie; treponemale detectie van antilichamen, die specifiek gericht zijn tegen treponema pallidum. deze test is heel specifiek tegen syfilis.
318
non-treponemale testen zijn
aspecifiek voor treponema pallidum. de VDRL test wordt gedaan na een positieve treponemale test om te kijken of het een doorgemaakt of een actieve infectie is
319
waartegen zijn non-treponemale antilichamen gericht?
cardiolipinen
320
wanneer een kind een passend bij syfilis beeld laat zien en de moeder positieve serologie heeft,
kan een IgM-immunoblot bij het kind uitgevoerd worden. vervolgens kan nog een VDRL-titer van de moeder bepaald worden, die vergeleken kan worden met die van het kind
321
wat is een aanwijzing voor congenitale syfilis?
een viermaal hogere titer
322
HBeAg
het Ag dat gemaakt wordt als het HepB virus actief aan het repliceren is, en dus is het een teken voor een actieve infectie
323
hepB dragerschap
HBsAg postief
324
in de meeste HepB geinfecteerde neonaten ontstaat
een HBsAg-dragerschap, indien onbehandeld kan dit leiden tot levercirrose en HCC
325
exanthemateus
koorts en vlekjes
326
oorzaken exanthemateus
- mazelen - parvovirus - rubella
327
symptomen parvovirus
- koorts - huiduitslag - slapped cheeks
328
parvovirus intra uterien
- aplastische anemie - hydrops foetalis - intra uteriene vruchtdood
329
diagnostiek bij moeder verdenking parvo
serum IgG en IgM.
330
IgM postieif
acute infectie
331
IgG
of er beschermende antistoffen zijn
332
worden er afwijkingen gezien bij kinderen die een intra-uteriene infectie met parvo overleven?
nee
333
parvovirus infecteert
reticulocyten; voorlopers van ery
334
welke congenitale infecties geven lymfadenopathie?
- toxoplasmose - rubella
335
hoe maak je dan onderscheid tussen rubella en toxoplasmose?
rubella heeft vlekjes
336
transmissie toxoplasmose
later in de zwangerschap meer
337
diagnostiek /testen bij verdenking toxoplasmose moeder
serologisch: IgM en IgG parasiet is kort in het bloed dus PCR is niet betrouwbaar
338
diagnostiek toxoplasmose foetus primair
bloed en vruchtwater kan niet zonder risico worden afgenomen en is daarom nog niet geïndiceerd
339
aviditeit
maat van bindingskracht in immuuncomplex
340
als moeder bij toxoplasmose IgG en IgM postief is
- aviditeit van IgG - PCR vruchtwater
341
aviditeit IgG hoog
moment van infecties is 3-4 maanden geleden
342
aviditeit laag
aanwijzing voor recente infectie, maar geen bewijs
343
PCR vruchtwater heeft een ... positief voorspellende waarde en een ... negatief voorspellende waarde
hoge, lage
344
diagnostiek verdenking CMV moeder
IgM en IgG
345
als je onderscheid wil maken tussen een primaire infectie en reactivatie van CMV
IgG aviditeit laag=primo
346
indien verdenking op congenitale CMV infectie door moeder positief
vruchtwaterpunctie PCR
347
mono-artritis DD
septische artritis jicht pseudojicht
348
spondylartropathieën
asymmetrie grote gewrichten knie, voet en rug
349
wat kan je doen met een gewrichtspunctie?
gram-kleuring: kan negatief zijn kweek celgetal van leuko in synoviaalvocht beoordelen op kristallen
350
polyartritis DD
- artritis - RA - viraal
351
MRI/CT gewricht
sensitief in vroegere fase ook aankleuren oedeem geschikt voor wrvelkolom en bekken
352
acute hematogene osteomyelitis patho
-bacterie bereikt bloedbaan door bv trauma, infectie met bv s. aureus of streptococcen tonsilitis -via bloedvaatjes vooral naar de METAfyse -uitgroei van bacteriën -release bacteriële producten => algehele malaise en koorts occlusie vd bloedvaten => afsterven botweefsel/sekwestervorming -influx van neutro’s, pus ontstaat => toename van druk in bot => pijn -pus wordt via haverse systeem en kanalen naar volkmann naar subperiostaal geperst => zwelling en roodheid en PIJN
353
hoe herken je een septische artritis?
acuut ontstaan vaak monoarticulair ziek koorts verhoogde ontstekingswaarden
354
oligoartritis DD
spondylatropathiën
355
anatomisch anterieure uveitis
- oogkamer - iris - corpus ciliare
356
anatomisch intermediaire uveitis
- perifere retina - glasachtig lichaam
357
anatomisch posterieure uveitis
- netvlies - choroid
358
anatomisch panuveitis
2 of meerdere gedeelten van het oog zijn gedaan
359
granulomateuze uveitis
sarcoidose
360
non-granulomateuze uveitis
HLA-B27+
361
klachten anterieure uveitis
- pijn - fotofobie - soms verminderde visus
362
klachten posterieure en intermediaire uveitis
- meestal pijnloos - verlies van de visus
363
rubellavirus oog
uveitis; zorgt in de iris voor atrofie van het regenboogvlies => verschil in oogklier ook CMV en HSV kunnen dit
364
een infectieziekte in het oog is meestal ...zijds
enkel
365
juveniele idiopathische artritis uveitis
kan een pijnloze uveitis anterior geven
366
waarom zitten er normaal op de conjunctiva weinig bacteriën?
- lysozym - IgA
367
klachten conjunctivitis
- rood oog - irritatie - pus of waterige afscheiding - geen visusdaling
368
welke verwekkers kunnen ophthalmia neonatorum veroorzaken binnen 24 uur?
- s. aureus - s. pneumoniae - h. influenza
369
welke verwekker veroorzaakt opthalmia neonatorum binnen 1 tot 2 dagen?
n. gonorrhoeae
370
n. gonorrhoe ophthalmia neonatorum beloop
ernstig
371
welke verwekker zorgt binnen 5-19 dagen voor ophthalmia neonatorum?
chlamydia trachomatis
372
waardoor wordt acute bacteriële conjunctivitis veroorzaakt?
- s.aureus - s. pneumoniae - h. influenzae
373
beloop acute bacteriele conjunctivitis
uni=>bilateraal
374
chlamydia trachomatis oog
chronische conjunctivitis. door serotypen ABC => verlittekening en blindheid.
375
keratitis symptomen
- pijn - visusdaling - geen pus of secretie - vertroebeling door ontstekingscellen - fotofobie
376
behandeling keratitis
1. kweek 2. snel starten met frequent topische antibiotica 3. evt corticosteroiden
377
preseptale cellulitis orbitae
alleen oppervlakkige oogleden; geen roodheid conjunctivae
378
postseptale cellulitis orbitae
ontsteking van de orbita inhoud; - roodheid - proptosis - visusdaling - motiliteitsbeperking
379
dacryocytstisi symptome
- pijn - evt abces/cellulitis
380
endophthalmitis acute postoperatief
- rode conjunctiva - pijn - visusdaling - hypopnyon
381
verwekkers acute postoperatieve endophthalmis
- CNS - s. aureus - pseudomonas
382
late onset postoperatieve endophthalmisitis
chronisch laaggradig
383
endogene endophtahmlmititis
- door endocarditis, osteomyelitis
384
verwekkers virale conjunctivitis
- adeno - entero
385
welke cellen zijn aangedaan bij SCID?
iig T-cellen. hierdoor kunnen eventueel NK-cellen en B-cellen ook aangedaan zijn
386
SCID pt kunnen alleen behandeld worden met
beenmerg- of stamceltransplantatie
387
SCID begint
eerste levensmaanden
388
symptomen SCID
- binnen 6 maanden ontdekt - nauwelijks reactie op antibiotica - diarree - gewichtsverlies - chronische huidlaesies
389
volgorde zelf produceren van antistoffen na de geboorte
IgM, IgG, IgA
390
serum IgG bereikt het niveau van volwassen leeftijd op een leeftijd van
4-8 jaar
391
serum IgA is op volwassen niveau vanaf
pubertijd
392
respons intra
Th2
393
respons extra
Th2 en Th17
394
kindren IL-10
veel
395
immune senescene innate
- minder activiteit neutro en NK - TLR disregulatie van mono en macro
396
immune senescence B-cellen
de aanmaak van cellen vanuit het beenmerg neemt af; verschuiving BCR repertoire en meer auto-antistoffen
397
immune senescence T-cellen
- thymus involutie - lagere output T-cellen - minder CD28 - minder IL-2 - kortere telomeren - uitputting en minder deling
398
meten aan T-cellen immune senescence
- meten telomeerlengte - meten van TCR-reperoitre
399
innate immuunrisicoprofiel
- verminderde activiteit neutro en NK - TLR disregulatie van monocyten en macrofagen
400
adaptief immuunrisicoprofiel bij
- CD4/CD8 ratio <1: veel CD8 (dus meer effectorcellen) - verhoging aantal pro - verhoging CD8+ CD28- Tcellen - CMV seropositiviteit
401
clostridium difficile enterocolitis
normaal is drager zijn van clostridium difficile niet erg, maar door selectie door antimicrobiele middelen kan de bacterie overgroeien. deze bacterie produceert toxinen, waardoor er ontsteking van de darm met pseudomembraanvorming ontstaat.
402
clostridium difficile enterocolitis klachten
- waterige diarree met bloed - koorts - zelden: toxisch megacolon
403
EBV doorbreekt tolerantie dmv
polyklonale activatie
404
polyclonale acticatie
Ag en T-cel onafhankelijke activatie van B-lymfocyten
405
hoe doorbreekt s. aureus de tolerantie?
activatie door superantigenen
406
superantigenen
kunnen TcR-MHC interactie crosslinken: Ag-onafhankelijke activatie van T-cellen
407
guillain barre syndroom hoe doorbreekt tolerantie
molecular mimicry
408
IPEX syndroom
mutatie FOXP3 gen; transcirptiefactor Treg
409
ankyloserende spondylitis (HLA B27+) geeft welke uveitis?
anterieur
410
biologische beschikbaarheid is afhankelijk van
- vrijkomen uit toedieningsvorm - oplosbaarheid - afbraak door maagzuur of darmbacterien - first pass effect
411
de verdeling van antibioticum over weefsel wordt bepaald door
*antibioticum eigenschappen: -oplosbaarheid in vet -binding aan plasma-eiwitten en weefselcomponenten *gastheerfactoren -vascularisatie -natuurlijke barrières (BBB) -mate van ontsteking
412
Bij een goed gevormd abces zijn antibiotica ... werkzaam
niet goed
413
waarom Bij een goed gevormd abces zijn antibiotica niet goed werkzaam?
– weinig O2 (anaëroob milieu) – lage pH in het abces
414
abces
docu
415
EUCAST
bepaalt welk micro-organisme bij welke MIC nog gevoelig genoemd kan worden
416
bij ernstig zieke pt geef je antibiotica vrijwel altijd ... , en je switcht naar ... als
iv. oraal. -klinisch verbeterd -orale toediening is mogelijk -resistentie onwaarschijnlijk
417
anders bij kinderen
- presenteren zich met een probleem en niet met een diagnose - andere normaalwaarden - aspecifiee presentaties - beoordeling is momentopname
418
alarmsymptomen kind
- cyanose - tachypneu - slechte perifere circulatie - petechien - ongerustheid van ouders ! - niet pluis gevoel van arts !
419
PCT
geeft na infectie sneller afwijkende waarden dan CRP en is specifieker
420
safety netting vragen
- als ik het juist heb, wat verwacht ik dat er nu gebeurt? - hoe weet ik dat i het onjuist heb? - wat moet ik dan doen?
421
zieke indruk kinderen
- stil liggen - langs mensen heen kijken - geen contact - niet drinken
422
trias van reactieve artritis
- urethritis - artritis - conjunctivitis
423
acute hematogene osteomyelitis diagnostiek
stap 1: bloed prikken (CRP, kweek, leuco aantal en differentiatie) stap 2: kweken: bloed, biopsie, pus en gewrichtvloeistof. gouden standaard: biopt voor microbiologische diagnostiek en PA stap 3: rontgen en echo
424
behandeling RA
1. NSAID en glucocorticoid 2. csDMARDs 3. bDMARDs en tsDMARDs
425
extramedullaire manifestaties spondylatropathie
- psoriasis - anterieure uveïtis - inflammatie van de darmen
426
3 kenmerken spondylartropathie
- enthesitis - dactylitis - spondylitis
427
spondylartropathieën eigenschappen
asymmetrie grote gewrichten knie, voet en rug
428
behandeling reactieve artritis
NSAID
429
HLA-B27 positief
spondylartropathie
430
kenmerken van spondylartropathie echt alles
-afwezigheid reumafactor -artritis grote gewrichten -HLA-B27 postieif -asymmetrisch van ondrste extremiteiten -ziekte van Crohn -psoriasis -uveitis -conjunctivitis -dactylitis
431
wat zijn de verwekkers van een bacteriele artritisis?
s. aureus overige mn gram negatieve staven
432
artritis psoriatica (PsA) symptomen
psoriasis en artritis asymmetrisch vaak grote gewrichten
433
peri-articulair
-vaak groter gebied, verloop pees bursa of spier -vaak alleen pijn in een bepaalde bewegingsrichting -actief maar niet passief -isometrisch testen -bij bursitis meeste pijn in buigstand
434
articulair
-zwelling/pijn beperkt tot gebied van gewrichtskapsel -bewegingen in alle richtingen beperkt -actief en passief pijnlijk -pijnlijk, mn in volledige strekstand
435
artritis roodheid?
alleen in acute gevallen
436
uveitis orozaken
docu
437
juveniele idiopathische artritis uveitis
ANA + is hier een risicofactor voor
438
CMV oog
uveitis met verhoogde oogdruk
439
syfilis oog
keratits
440
onderscheid scelritis en episcleritis
epi: oog wordt wit na toediening van vasoconstrictieve druppels en scleritis zorgt voor verlaagde visus
441
therapie scleritis
- oogdruppels (steroiden, NSAID) - NSAIDs - prednison
442
NLRP3 functies
enzymatisch splitsen van pro-IL-1b
443
reumafactoren
IgM of IgA tegen het Fc van IgG
444
negatieve controle wordt gebruikt om
de drempelwaarde te bepalen
445
de postieve controle geeft aan
of de test wel werkt
446
wat voor test is agglutinatie
diagnostisch
447
genotypen bloedgroepen
A= AA of AO B=BB of BO AB=AB O=OO
448
anti-A/anti-B antistoffen zijn meestal ... antistoffen
IgM
449
wanneer komt IgG-anti-A/B voor?
in het bloed van emnsen die met A- of B- ery's zijn geimmunisserrd dmv transfusies of vaccinaties
450
van het rhesus stelsel is ... het sterkste Ag
D
451
risicofactoren pneumokokken
docu
452
het meest voorkomende reumatologische ziektebeeld bij kinderen
JIA
453
oligo-articulaire JIA
ANA+
454
ANA+
verhoogd risico op uveitis anterior
455
trias van reactieve artritis
- artritis - uretritis - conjunctivitis
456
plek reacieve artritis
mono of oligo, onderste extremiteiten
457
extra-articulaire manifestaties van reactieve artritis
- conjunctiva - uveitis - urethritis - prostatitis - cystitis - keratoderma blennorhagica (huid) - pericarditis - klepafwijkingen
458
reactieve artritis ontstaat vaak na
UWI of darminfecties
459
verwekkers reactieve artritis
- salmonella - shigella - yersinia - campylobacter - clostridium difficile - chlamydia trachomatis
460
behandeling reactieve artritis
NSAID + antibiotica (evt oraal prednison)
461
Dit is een veelgebruikt eerste-keus immunosuppressivum bij niet-infectieuze uveïtis, inclusief die veroorzaakt door sarcoïdose. Het is effectief, goed onderzocht en vaak de voorkeurskeuze bij internisten en oogartsen in deze context.
methotrexaat
462
Bij welke vorm van uveitis komt de klacht fotofobie percentueel gezien het vaakste voor?
anterior
463
kind-specifieke kenmerken die belangrijk zijn mee te nemen in jouw spoedeisende beoordelingen van acuut zieke kinderen
Kinderen kunnen klacht niet goed aangeven/ verwoorden Tijdens 1e presentatie kan beeld en / of klacht aspecifiek zijn Beoordeling is een momentopname en het ziektebeloop van kinderen kan snel veranderen Kinderen hebben andere normaalwaarden van vitale parameters zoals hartfrequentie ademhalingsfrequentie en bloeddruk Kinderen hebben andere verhoudingen en veranderend gewicht naar leeftijd (bv voor medicatie uitrekenen)
464
verwekkers infectieuze uveïtis
bacterieel: -treponema (syfilis) -borrelia -TBC viraal: -HSV -VZV -CMV -rubella -EBV parasitair: -toxoplasma fungi: -candida -aspergillus
465
2 doelen van inflammasoom
- actief IL-1beta maken - IL18 maken, wat Th1-cellen stimuleert
466
CRP
acute fase eiwit dat geproduceerd wordt door de lever oiv IL-6. niet alleen verhoogd bij een infectie, maar ook bij weefselschade.
467
SAA
acute fase eiwit dat geproduceerd wordt in de lever oiv IL-6.
468
bij anti IL-6 opletten
geen CRP of SAA meten
469
IL-1RA
kan vrij IL-1beta in het bloed binden en dus remmen
470
als gevolg van pyroptose komt de inhoud van de cel vrij, waaronder
grote hoeveelheden IL-1beta
471
VEXAS kenmerkend
uit zich pas bij een leeftijd > 50 jaar. komt alleen bij mannen voor
472
verminderde K+efflux =>
minder actief IL-1beta => reductie in IL-1beta
473
welk eiwit wordt door het MEFV gen gecodeerd?
pyrine
474
wat doet pyrine?
activeert het inflammasoom
475
waar is het inflammasoom?
neutrofiele granulocyt
476
welke cel moet getriggerd worden door pro-IL1beta voordat het inflammasoom actief wordt?
neutro
477
syndroom van reiter
bijzonde vorm van een reactieve artritis, gekenmerkt door: -artritis -urethritis -conjunctivitis
478
Th1
proinflammatoir (intracellulair_
479
Th2
beschermend
480
Th17
pro-inflammatoir en destructief
481
ziekteverwekkers verantwoordelijk voor oppertunistische infecties na het toedienen van immuunsuppressiva bij transplantaaat pt
- EBV - aspergillus - cryptococcus - candida - pneumocystis
482
welke ontstekingscellen zijn het meest aanwezig in een abces?
neutrofiele granulocyten
483
werkingsmechanisme JAK-inhibitors
remming van JAK1,2,3
484
rhesus antistoffen (anti-D, IgG) komen niet van nature voor in het bloed van rhesus .... mensen, maar kunnen worden gevormd na immunisatie van RhD-... bloed
negatieve, positief
485
zonder profylaxe kunnen anti-D antistoffen ook worden gevormd na een zwangerschap waarbij
de moeder negatief is en het kind positief
486
een antistofdeficiëntie geeft verhoogde kans op
luchtweginfecties met gekapselde bacteriën (zoals pneumokokken)
487
monocytosis
laboratiumbevinding, geen immuundeficiëntie
488
wat gaat er mis bij CGD?
fagocyten (zoals neutrofielen en macrofagen) maken geen reactieve zuurstofradicalen door een defect in het NADPH-oxidasecomplex
489
complement deficiente maakt kwetsbaar voor
gekapselde bacteriën, zoals n. meningitidis, s, pneumoniae en h. influenzae
490
fagocyten verzorgen de afweer tegen
bacteriën en schimmels
491
fagocyt deficiente
CGD
492
bij een fagocyten deficientie ben je extra gevoelig voor
- catalase positieve bacteriën - schimmels
493
T-cel deficienties geven een verhoogde kwetsbaarheid vooer
virussen -CMV -EBV -HSV -VZV intra bacteriën -m. tuberculosis -salmonella schimmels en oppertunistische infecties -pneumocystis -candida -cryptococcus
494
te weinig Ig
-agammagobulinemie -CVID -allogene SCT
495
slechte kwaliteit Ig
-MM -CLL -HIV
496
tekort IgA
darminfecties
497
tekort IgG
luchtweginfecties
498
slechte kwaliteit T-cellen
-corticosteroiden -transplantatie
499
te weinig T-cellen
HIV
500
oppertunistische virusinfecties
-HSV -VZV -CMV -EBV
501
oppertunistische bacteriele infecties
-legionella -salmonella -listeria -m.tuberculosis
502
oppertunistische infiecties gsten/schimmels
-candida -cryptococcus -pneumocystis
503
Welke twee soorten medicatie zijn de pijlers voor de behandeling van acuut reuma?
NSAID en antibiotica
504
Ig's kind
docu
505
hoe krijg je granulocytopenie?
- chemo - aangeboren afwijking zoals CGD
506
geen granulocyten betekent:
verstoorde afweer tegen bact en schimmel slijmvliezen en huid
507
welke mutaties kunnen leiden tot SCID?
- ILRG - RAG1
508
immunoblot bij HIV antistoffen
maakt onderscheid tussen antistoffen tegen verschillende HIV antigenen
509
<1 maand na transplantatie
- donor-derived - nosocomiaal - recipient derived
510
1-12 maanden na transplantatie
- reactivatie latente infectie - oppertunistische infectie
511
>12 maanden na transplantatie
- community acquired - late intracellulaire - kanker
512
donor derived infecties (dus <1 maand na)
-CMV -EBV -HIV -HepA,B,C -syphilis -toxoplasma gondii
513
algemene nosocomiale infecties
-pneumonie -wondinfectie -flebitis infuus -centrale lijn -clostridium difficile
514
recipient derived infections
ziek van eigen flora
515
reactivatie van parasitaire infecties
- leishmaniasis - strongyloides - tryanosoma - toxoplasma
516
oppertunistische infecties na transplantatie
- PJP (PCP) - adenovirus
517
welke infecties kunnen vaak gevonden worden bij CVID pt?
- meningitis - infecties GI - LWI
518
ziekte van bruton
XLA
519
SCID pt kunnen alleen worden behandeld met
beenmerg- of stamceltransplantatie
520
symptomen SCID
- huidlaesies - gewichtsverlies - diarree
521
selectieve IgA-deficiëntie is geassocieerd met
coeliakie en RA
522
NK
virus
523
fagocyten
bacteriele en schimmel
524
niet-infectieuze klachten bij CVID pt
- bronchiectasien - granulomen - lymfadenopathie - splenomegalie - allergie - maligniteit - groeiachterstand - vermoeidheid
525
soorten autoantistoffen
-natuurlijke -pathofysiologische =direct pathogeen =secundair door weefselbeschadiging door het ontstekingsproces
526
wanneer wordt een bacterie gevoelig genoemd voor een antibioticum?
wanneer de MIC-waarde onder de helft ligt van de gemiddelde bloedconcentratie die met het betreffende antibiotica in het lichaam te bereiken is
527
waarop heeft de klasse aminoglycosiden invloed?
de eiwitsynthese in het ribosoom
528
gentamicine killingssnelheid
hoger dan cefuroxim
529
endophthalmitis door:
- na sepsis op IC - auto-immuun in oog - door oogoperatie of injectie in oog
530
waarop grijpen chinolonen in?
bacteriële nucleinzuursynthese
531
waarop grijpen cotrimoxazol en trimethoprim in?
blokkeren aanmaak foliumzuur
532
waarop grijpen de -mycines en -cyclines in?
ribosoom
533
preseptale cellulitis symptomen
- diffuus rode zwelling oogleden - pijnlijk - onbeperkte gezichtsscherpte en bewegingen - geen proptosis
534
cellulitis orbitae symptomen
- roodheid - zwelling - beperking oogmotiliteit - pijn - proptosis - opticus compressie - verminderde visus
535
rood oog meestal sprake van
conjunctivitis
536
bacteriele verwekkers conjunctivitis
- streptokokken - staphylokokken
537
behandeling bacteriele conjunctivitis
antibiotica oogdruppels
538
verwekker virale conjunctivitis
adenovirus
539
bacteriele keratitis symptomen
-roodheid -ijn -purulente afscheiding -troebeling vd cornea -verminderde visus
540
bacteriele keratitis therapie
antibioticum oogdruppels
541
herpes keratitis symptomen
-conjunctivitis -kleine vesikels op de oogleden -vergrote lymfeklieren
542
herpes keratitis therapie
aciclovir
543
oog steroiden bijwerkng
-verhoogde druk -glaucoom -catatarct
544
iritis symptomen
-roodheid -pijn -fotofobie -visusdaling -lage oogdruk
545
M. bechterew (reuma) oog
uveitis anterior; HLA-B27
546
episcleritis klachten
mild; roodheid en pijn
547
oculaire complicatie sarcoidose
granulomatueze uveitis
548
CMV oculair
retinitis
549
Bij de behandeling van auto-immuun uveïtis, met name bij niet-infectieuze vormen zoals juveniele idiopathische artritis-geassocieerde uveïtis of andere systemische auto-immuunziekten, wordt ... ingezet
anti-TNF
550
Wat is de meest voorkomende verwekker die een uveïtis posterior kan geven bij een patiënt met AIDS?
CMV, retinitis!
551
diagnostische testen voor HIV die bruikbaar zijn tijdens de acute fase van HIV infectie.
PCR (1pt) Antigeen testen (1pt)
552
Welke klinische manifestatie(s) komt/komen het meest voor bij secundaire syfilis?
huid en slijmvlies
553
Op welke twee manieren kan GVHD na een allogene stamceltransplantatie voorkomen worden?
1. T-cel depletie van het transplantaat (1p) 2. Farmacologisch door gebruik van immunosuppressieve medicamenten (1p)
554
iemand heeft longontsteking na transplantatie en is therapie-ontrouw. welke mogelijke verwekkers?
-pneumocystis jirovecii -CMV -influenza
555
innate humoraal
- lysozym - lactoferrine - complement - cytokinen
556
innate cellulair
- fagocyten - neutrofiele granulocyten - monocyten - NK - DC
557
effect van chemo op immuunsysteem
voornamelijk remt het de humorale innate immuniteit ook zorgt het voornamelijk voor een kwantitatieve neutropenie!
558
maagzuurremmers tasten
oppervlak innate aan
559
tekort aan complement gevolg
=> gekapselde bacteriën -s. pneumoniae -h. influenzae -s. aureus -n. meningitidis
560
tekort aan complement oorzaak
-congenitale deficiëntie -SLE
561
neutrofiele granulocyten zijn betrokken bij de afweer tegen
-bacteriën -gisten -schimmels
562
kwantitatieve neutropenie wordt veroorzaakt door
chemo
563
patiënten met langdurige neutropenie krijgen vaak
schimmelinfecites, zoals invasieve long asperigglose (halo sign) of van candida, zoals candida endophthalmitis
564
door een functiestoornis in de neutrofiele granulocyten kan een
CGD ontstaan.
565
pneumocystis jirovecii pneumonie
ernstige dubbelzijdige pneumonieën bij pt met een T-cel deficientie
566
cellulaire afstoting kenmerkt zich door een
homogeen lymfocytair beeld
567
bij humorale afstoting zijn ... te zien
fagocyten/macrofagen
568
een aspergillus infectie kenmerkt zich door ... in het longweefsel
takkenbossen
569
de graft-vs-host reactie kan pathologisch lijken op een..., echter zien hierbij relatief meer .... en minder .... zichtbaar
geneesmiddelenreactie. eosinofielen. necrose.
570
hoe toon je humorale rejectie aan?
C4d afzetting op het endotheel
571
bij ontstekingsreacties in het hart, zijn naast lymfocyten ook ...te zien
neutrofiele granulocyten
572
kenmerkend van chronische hartschade is de aanwezigheid van
- macrofagen - fibrosevorming
573
afwijkingen graftvshost huid
apoptotische epitheelcellen in epidermis, door T-lymfocyten
574
er zijn 3 typen immuun-cellen betrokken bij de immuunrespons tegen auto-Ag:
- autoreactieve B-cellen; auto-antistof productie - autoreactieve Th-cellen; produceren cytokinen die macrofagen in het doelwitorgaan activeren - auto-reactieve cytotoxische T-cellen: vallen doelwitcellen direct aan
575
welke cellen zijn verantwoordelijk voor het ontstaan van DM1?
cytotoxische T-cellen
576
spelen auto-antistoffen een belangrijke rol in DM1?
nee
577
welke cellen zijn verantwoordelijk voor het ontstaan van ziekte van Graves?
auto-antistof producerende plasmacellen
578
2 criteria waaraan een ziekte moet voldoen om auto-immuun te zijn
-aanwezigheid van ziekte -bewijs van auto-antistoffen de boosdoeners zijn
579
ziekte van graves auto-antistoffen
- anti-TSH-R - anti-TPO - anti-Tg
580
ziekte van hasimoto auto-antistoffen
- anti-TPO - anti-Tg
581
DM1 auto-antistoffen
- anti-GAD - anti-ICA - anti-IA-2
582
ziekte van addison auto-antistoffen
- anti-21-OH
583
windowfase
de periode tussen het moment van infectie en het moment waarop een diagnostische test de infectie voor het eerst kan aantonen
584
windowfase context HIV
1. 1-2 weken: HIV-RNA stijgt snel en is snel setecteerbaar met PCR. 2. 2-3 weken: p24-Ag 3. 3-6 weken: antistoffen (IgM en IgG) tegen HIV; klassieke serologische test
585
welke afweer granulocyten?
innate
586
oppertunistische infecties
virussen: HSV, VZV, CMV, EBV intracellulaire bacteriën Legionella, Salmonella, Listeria, TBC, M. Avium, Nocardia gisten en schimmels: candida, cryptococcus, histoplasma, pneumocytis carinii parasieten: toxoplasma gondii
587
gerelateerde infecties stoornissen in Ig
IgG: =gekapselde bacteriën: s. pneumoniae, h.influenzae IgA: =darminfecties: giardia lamblia
588
SLE artritis waar
symmetrisch in PIP en knie
589
gonokokken artritis waar
enkel en knie
590
RA waar
- PIP - MCP - pols - MTP
591
werking JAK-remmers
remmen JAK waardoor STAT niet kan binden aan fosfaat en deze niet naar de celkern kan voor eiwitsynthese.
592
Door welke deel van het oog wordt het kamerwater afgevoerd?
kanaal van schlemm
593
Welke oorzaken zitten in de top drie van belangrijkste oorzaken van koorts na transplantatie?
afstoting en geneesmiddelen
594
Bij twee gewrichten treedt relatief makkelijk een secundaire artritis vanuit een osteomyelitis op
heup en schouder
595
Door welke drie verschijnselen wordt systemische Juveniele Idiopathische Artritis (JIA) gekenmerkt?
(Piekende)koorts (1pt), artritis (1pt) en een (urticariële) rash
596
klachten anterieure uveitis
-pijn -fotofobie -verminderde visus
597
posterieure en intermediaire uveitis klachten
-pijnloos!!!! -visusverlies
598
bij hoeveel gevallen is oorzaak uveitis onbekend?
1/3
599
HLA-B27 geassocieerde uveitis
anterieur
600
HSV, VZV, CMV geassocieerde uveitis
anterieur of posterieur
601
sarcoidose geassocieerde uveitis
alles kan
602
MS geassocieerde uveitis
intermediair
603
ziekte van lymfe geassocieerde uveitis
intermediair
604
rubella geassocieerde uveitits
intermediair
605
syfillis uveitis
posterieur
606
ziekte van behcet uveitis
panuveitis
607
traan bestaat uit:
- mucus-conjunctiva - vocht-traanklier - oliefilm-klieren van meiboom
608
keratitis symptomen
-pijn -visusdaling -geen pus of secretie!!!!!!! -fotofobie
609
rubella symptomen neonaat
-huiduitslag -trombopenie -hepatitis -meningo-encephalitis -bot -oog -CV
610
kliniek kind met CMV
-hepatosplenomegalie -trombocytopenie -neurologische schade -meningo-encephalitis -chorioretinitis
611
chlamydia staat bekend om complicaties:
epididymitis endometritis salpingitis
612
hordeolum
pijnlijk abces haarfollikel
613
chalazion
pijnloze aandoening door verstopping kliertjes van meiboonm
614
blefaritis
ontsteking ooglidranden; kortsvorming, roodheid, uitvallen van wimpers
615
gentherapie bij PID
1. stamcellen worden uit het beenmerg van het zieke kind geïsoleerd 2. er wordt een normale kopie van het defecte gen in de beenmergstamcellen ingebracht, door middel van een onschuldig virus
616
hoe zit hyperacute afstoting ook alweer?
afstoting binnen 24 uur. dit komt doordat gepreformeerde allo-antistoffen, tegen de MHC of AB0 van de patient, zich bevinden in het transplantaat. dit activeert complement.
617
wat is cryptococcus en wat veroorzaakt het
het is een oppertunistische schimmel die meestal ernstige infecties veroorzaakt bij pt met een verminderde ADAPTIEVE CELLULAIRE AFWEER
618
gewrichten waarbij er makkelijk een secundaire artritis vanuit een osteomyelitis optreedt
heup en schouder
619
systemische JIA
-koorts in pieken -artritis -rash
620
systemische JIA wat is verhoogd?
ferritine
621
Welke lagen bevinden zich in de retina?
zenuwvezellaag, fotoreceptorlaag en ganglioncellaag
622
Weefselschade als gevolg van de conditionering.
623
behandeling antistofgemedieerde afstoting
De eerste stap is *methylprednisolon* 3 dagen 1000mg met IVIG (1mg/kg) gedurende 2 dagen. Indien dat niet voldoende is, dan 30mg *alemtuzumab* s.c. Eventueel kan er plasmawisseling worden toegepast, indien er *donorspecifieke* anti-HLA antistoffen gevonden worden
624
behandelvolgorde uveitis
1. prednison 2. =cyclosporine en methotrexaat bij granuloom =azathioprine en mycofenolaat bij niet-granuloom 3. biologicals: TNF-a remmers 4. cyclofosfamide of rituximab
625
klassieke trias rubella
-catatarct -hartafwijkingen -doofheid
626
hydrops foetalis
- syfilis/lues
627
vroege symptomen lues
-uitslag -geelzicht -lymfadenopathie -meningitis -rhinitis
628
late symptomen syfilis/lues kind
-zadelneus -skeletafwijkingen -doofheid -mentale retardie
629
TRAPS
-TNF-a receptor geassocieerde periodiek syndroom -koorts enkele weken, rash, spierpijn, conjunctivitis, artralgie -behandeling=anti-TNF-a
630
antibiotica werkzaam tegen celwandsynthese
-betalactam -vancomycine
631
MRSA is resistent om dat het
penicillinebinded eiwit veranderd is
632
welke antibiotica werken op ribosomen?
--mycines --cycline -chlooramfenicol
633
chinolonen
remmen DNA-replicatie
634
ongecompliceerde UWI volgorde antibioticum keuze
allemaal oraal: 1.nitrofurantoine 2.fosfomycine 3.trimethoprim
635
UWI met weefselinvasie behandeling volgorde
1.ciprofloxacine 2.augmentin 3.cotromoxazol
636
antibioticum bij pyelonefritis/sepsis
gentamycine
637
persisterende urethritis kalchten
-trichomonas -m.genitalium
638
gonnorhoe geeft ook septissche artritis
639
defect in Ig
-h.influenzae -s.pneumoniae -giardia lamblia -enterovirussen
640
defect in complement
-meningococcen -h.influenzae -s.pneumoniae
641
defect in fagocyten
-s.aureus -candida -aspergillus
642
immuundysregulatie syndroom
combi auto-immuun en immuundeficientie
643
behandeling bij ABMR
bij aantoonbare antistoffen => plasmawisseling en IVIG
644
Welke van de onderstaande testen kunnen gebruikt worden voor de diagnose van pneumokokken pneumonie?
sputumkweek en urine Ag test
645
Welke van de onderstaande infecties zou je niet verwachten in de eerste maand na een solide orgaantransplantatie?
aspergillus
646
Wat zijn voorbeelden van ernstige infecties door verlaagd aantal neutrofiele granulocyten?
ecthyma gangrenosum (hematogeen verspreide bacteriën die huidabcessen veroorzaken); pulmonale aspergillose; gedissemineerde candidiasis; Candida endophtalmitis
647