Week 1 Flashcards
(39 cards)
Lichamelijke ontwikkeling
De groei van het lichaam, de werking van organen en hersenen, veranderingen in motoriek etc.
Cognitieve ontwikkeling
Veranderingen en continuïteit in perceptie, taal, leren, geheugen, probleemoplossing en andere mentale processen.
Psychosociale ontwikkeling
Veranderingen in persoonlijke en interpersoonlijke aspecten van de ontwikkeling (motieven, emoties, persoonlijkheidskenmerken, interpersoonlijke vaardigheden en relaties, rollen in het gezin en in de samenleving).
Ontwikkelingspsychologie
De wetenschappelijke studie van veranderingen binnen personen gedurende de levensloop (intrapersoonlijk) en de verschillen in overeenkomsten tussen personen (interpersoonlijk).
Gerontologie
De studie van veroudering en ouderdom.
Visie ontwikkeling: sequentieel
Ontwikkeling vindt plaats in verschillende stadia/niveaus/fases.
Visie ontwikkeling: unidirectioneel
Eerdere ervaringen zijn een voorwaarde voor latere veranderingen.
Visie ontwikkeling: end state
De ontwikkeling heeft hogere waarde dan de oorspronkelijke staat.
Visie ontwikkeling: kwalitatief
Structurele transformaties.
Visie ontwikkeling: universeel
Ontwikkeling is hetzelfde voor iedereen.
Visie ontwikkeling: biologische groei
Ontwikkeling is onafhankelijk van cultuur.
Visie ontwikkeling: onomkeerbaar
Ontwikkeling is onomkeerbaar in de vooruitgang.
Normatieve overgangen
Iets wat bijna iedereen meemaakt, zoals de overgang naar de middelbare school, met pensioen gaan en kinderen krijgen.
Niet-normatieve overgangen
Worden niet door iedereen ervaren en kunnen daarom een andere impact hebben dan normatieve overgangen. Bijvoorbeeld: echtscheiding, overlijden kind, verlies baan.
Continue ontwikkeling (normatieve overgang)
Geleidelijke, vloeiende verandering, als een rechte lijn zonder grote sprongen. Bijvoorbeeld: een kind leert steeds meer woorden naarmate het ouder wordt.
Discontinue verandering (normatieve overgang)
Verandering in duidelijke sprongen of fases. Bijvoorbeeld: een baby beseft plotseling dat een voorwerp blijft bestaan, ook als het uit het zicht is.
Variabiliteit
Kortdurende verandering die min of meer omkeerbaar is. Bijvoorbeeld: emotie.
Verandering
Min of meer blijvend. Bijvoorbeeld: persoonlijkheid.
Instapritueel
Ritueel dat de ‘overgang’ van iemand van de ene status naar de andere symboliseert, meestal bij de overgang naar volwassenheid.
Sociale klok
Het gevoel dat je voor- of achterloopt, zoals bepaald door leeftijdsnormen. Bijvoorbeeld: op je 30e moet je trouwen.
Tijd-van-meting-effecten
Vinden plaats als effecten van historische events en trends tijdens de dataverzameling invloed hebben op resultaten.
Sequentiemodel/sequentiële opzet
Combineert de cross-sectionele en longitudinale opzet in 1 studie.
Wetenschappelijke methode
Methode en houding. Je genereert ideeën en toetst ze door middel van waarnemingen. Theorie -> hypothese -> gedragswaarnemingen.
Verbale metingen
Interviews, schriftelijke vragenlijsten, prestatietests of persoonlijkheid (zelfrapportage of by proxy). Nadeel: kan niet worden gebruikt bij jonge kinderen of mensen die niet kunnen lezen/spreken.