Week 6 Flashcards
(59 cards)
Niveau 1: preconventionele moraal (Kohlberg)
Persoon werkt volgens een “zal ik gestraft of beloond worden-mentaliteit”. Typisch voor kinderen en jonge adolescenten.
Niveau 2: conventionele moraal (Kohlberg)
Iemands moraal draait om het gehoorzamen van de regels van de maatschappij. Typisch voor middeladolescenten en volwassenen.
Niveau 3: post-conventionele moraal (Kohlberg)
Persoon heeft een persoonlijke morele code die de regels van de maatschappij overstijgt. Weinig mensen bereiken dit niveau.
(Niveau 1) Stadium 1: straf en gehoorzaamheidsoriëntatie (Kohlberg)
Of iets goed of fout is, hangt af van de gevolgen. Als er geen straf volgt, is het gedrag niet verkeerd.
VB: Heinz kan het medicijn niet stelen, dan gaat hij naar de gevangenis.
(Niveau 1) Stadium 2: kost-baten analyse (Kohlberg)
Een persoon volgt regels om persoonlijke behoeften te bevredigen. “Ik doe dit voor jou als jij hetzelfde voor mij doet”.
VB: Heinz zou het medicijn moeten stelen, dan zal zijn vrouw meer van hem houden.
(Niveau 2) Stadium 3: sociale verwachtingen (Kohlberg)
Iets is goed als het de goedkeuring van anderen heeft. Het gaat om wederkerigheid, in een relatie is er geven en nemen.
VB: Heinz moet het medicijn stelen, dat is wat een goede echtgenoot doet.
(Niveau 2) Stadium 4: sociaal systeem en geweten (Kohlberg)
Iets is goed als het in overeenstemming is met de regels van het gezag en als het de samenleving helpt. Regels zorgen voor een georganiseerde samenleving.
VB: Heinz kan het medicijn niet stelen, dan zouden anderen ook stelen en de wetten geen stand houden.
(Niveau 3) Stadium 5: sociale contract en individuele rechten (Kohlberg)
Er is behoefte aan democratisch opgestelde wetten zodat iedereen het met elkaar eens is.
VB: Heinz kan het geneesmiddel niet stelen, omdat een wetenschapper het recht heeft beloond te worden voor zijn werk, wat ondermijnd zou worden door diefstal.
(Niveau 3) Stadium 6: universele principes (Kohlberg)
Een individu beoordeelt wat goed of fout is op basis van zelfgeschapen principes.
VB: Heinz moet het medicijn stelen. De waarde van een mensenleven is fundamenteler dan de eigendomsrechten van een ander individu.
Bandura’s social learning theory
Mensen leren moreel gedrag door anderen te observeren en door de gevolgen van gedrag (beloning/straf).
Morele onthechting
Mensen praten immoreel gedrag goed om schuldgevoelens te vermijden.
Evolutionaire theorie (Krebs & Tomasello)
Moreel gedrag heeft zich evolutionair ontwikkeld.
Theory of Mind
Het vermogen om ideeën (theorieën) te vormen over de mentale wereld van jezelf en anderen, en om gedrag te verklaren in termen van mentale toestanden (bedoelingen, verlangens en verwachtingen).
Joint attention
Een kind reageert of initieert door te volgen wat iemand anders aanwijst of naar kijkt. Essentieel voor het delen van kennis en ervaringen.
Desire psychology (rond 2 jaar)
Kinderen beginnen uit te drukken wat ze willen en wensen en begrijpen wat anderen willen.
VB: broccoli-cracker test.
Belief-desire psychology (3-4 jaar)
Kinderen begrijpen dat overtuigingen, of ze nu waar of niet waar zijn, het gedrag van mensen sturen, net als verlangens.
VB: false-belief test met Sally & Anne.
Affectieve empathie
Met iemand meevoelen, emotionele verbinding, compassie, emotionele bezorgdheid, emotionele besmetting.
Cognitieve empathie
Rationeel begrip (vermogen om de mentale toestand van een ander te herkennen en begrijpen), het perspectief van iemand anders innemen en Theory of Mind.
Instrumenteel helpen (12-14 maanden)
Helpen met een doelgerichte actie, zoals een voorwerp oprapen dat buiten het bereik is van de andere persoon.
Empathisch helpen (18-24 maanden)
Prosociaal reageren op het verdriet of de pijn van een ander, bijvoorbeeld door troostend gedrag te vertonen.
Reactieve (impulsieve) agressie
Agressie als reactie op pijn veroorzaakt door een ander. Men voelt zich bedreigd of heeft het gevoel dat iets van hem is afgepakt.
Proactieve (instrumentele) agressie
Agressie met de bedoeling een doel te bereiken. Men is rustig, de daad is vaak goed gepland.
Directe agressie
Direct zichtbare agressie, piekt rond de 2,5 jaar.
Indirecte agressie
Subtieler, vindt vaak plaats zonder directe confrontatie.