Week 5 Flashcards
(47 cards)
Sociaal-interactioneel perspectief
Richt zich op de motivaties die taal tot stand brengen. Taalontwikkeling is de interactie tussen de rijping van cognitieve vaardigheden en de ervaring met de omgeving.
Overextensie (tussen de 18-24 maanden)
Te ruim gebruik van een verbale categorie. Voorbeeld: kind noemt alle viervoeters een hond.
Onderextensie (tussen de 18-24 maanden)
Een te beperkt gebruik van een werkwoordelijke categorie.
Voorbeeld: een te beperkt gebruik van een werkwoordelijke categorie.
Give-and-take gesprekken
Gesprekken waarin kind en volwassene om de beurt spreken.
Overregulering (rond de 3 jaar)
Het overgeneraliseren van algemene regels over verleden tijd of meervoud, is een goed teken; het is een indicatie dat ze nieuwe regels beheersen.
Voorbeeld: een kind zegt ‘ik zwemde’ in plaats van ‘ik zwom’.
Metalinguïstisch bewustzijn
Kinderen hebben:
> Beter begrip van hoe zinnen zijn opgebouwd = syntaxis.
> Beter begrip van concept en definitie van woorden = semantiek.
> Beter begrijpen van hoe taal wordt beïnvloed door de context = pragmatiek.
Syntaxis
De kennis van grammatica en zinsopbouw.
Semantiek
De betekenis van woorden.
Pragmatisch gebruik/pragmatiek
Het aanpassen van taalgebruik afhankelijk van de sociale en professionele context.
Interpersoonlijke intelligentie
Anderen begrijpen.
Intrapersoonlijke intelligentie
Het vermogen om zichzelf te begrijpen.
Ruimtelijke intelligentie
Objecten in de ruimte begrijpen.
Kinesthetische intelligentie
Het vermogen om het lichaam goed te gebruiken.
Naturalistische intelligentie
Het vermogen om goed om te gaan met dieren of planten en bomen.
Piagetiaanse cognitieve ontwikkelingstheorie
Intelligentie bestaat uit denkstructuren die mensen helpen zich aan te passen aan hun omgeving.
Vygotskiaanse sociaal-culturele theorie
Intelligentie zijn hulpmiddelen die mensen vanuit hun cultuur overnemen.
Informatie-verwerkingsbenadering
Intelligentie is het geheel van mentale processen zoals aandacht en geheugen.
Psychometrische benadering
Intelligentie is meetbaar via mentale vaardigheden en IQ scores.
Cumulatieve beperkingshypothese
Kinderen die lang in armoede leven of een lage SES hebben, kunnen zich niet snel cognitief ontwikkelen.
Duaal-componentenmodel van intelligentie
- Mechanica: fluïde intelligentie, basisinformatie-verwerking, universeel en biologisch van aard met een sterke genetische invloed.
- Pragmatiek: gekristalliseerde intelligentie, kennis, inhoudsrijk, cultuurafhankelijk en op ervaring gebaseerd.
Leerling-omgevingsinteractie
De match tussen de kenmerken van de student en de leeromgeving kan de effectiviteit van het onderwijs versterken of verzwakken.
Intrinsieke motivatie
Zelfveroorzaakte acties gebaseerd op innerlijke verlangens.
Extrinsieke motivatie
Activiteiten die worden ondernomen om externe versterking te verkrijgen, bijvoorbeeld het behalen van een goed cijfer.
preretirement fase (pensioen)
Men verzamelt informatie en maakt plannen voor de toekomst.