Week 1 deel 2 Flashcards

(14 cards)

1
Q

Bekende marktfalen en daarmee redenen voor overheid om in te grijpen

A
  1. Doordat de marktsector geen collectieve goederen kan produceren
  2. Door machtsposities op markt
  3. Door schaalvoordelen
  4. Door asymmetrische informatie
  5. Door onevenredig hoge uitvoeringen of transactie kosten
  6. Door externe effecten.
  7. Door tekortkomingen van de verzekeringenmarkt
  8. Irrationeel gedrag van producenten of consumenten

Overheid kan nog ingrijpen ogv:

  • Paternalisme
  • Inkomenspolitieke overwegingen
  • Hoge kostenuitsluiting (Moet bepaalde investering worden gedaan voor toegang, hetgeen niet wenselijk.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken collectief goed

A
  1. Onmogelijk om individuen uit te sluiten van het gebruik (non-exclusiviteit)
  2. Het profijt dat de een ervan heeft gaat niet ten koste van het profijt dat anderen ervan hebben (non-rivaliteit)

Verbetert Pareto efficient evenwicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Externe effecten

A

Bij een extern effect brengt de consumptie of productie kosten of baten voor derden met zich mee die niet tot uitdrukking komen in de prijs voor het goed of dienst.

Bestrijden externe effecten door:
- Heffingen
- Subsidies
- Vergunningen
- Wetgeving
- Voorlichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Output gap

A

Kloof tussen feitelijke omvang economie en de structurele omvang van de economie.

Structurele bbp is de omvang van de economie waarbij er geen spanningen zijn. (“normale” stand van de economie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Paternalisme

A

Soms bemoeit de overheid met productie en consumptie van goederen omdat politici menen dat burgers hun belang bij sommige voorzieningen onderschatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beleidscyclus

A

Beleidsvoorbereiding > Beleidsbepaling > Beleidsuitvoering > Beleidsevaluatie (Macro economische verkenning CPB)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Productieproces publieke sector

A

Teken de tekening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Soorten beleidsanalyse

A
  • Kosten-effectiviteitsanalyse
  • Kosten batenanalyse
  • Maatschappelijke kosten batenanalyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Doeltreffendheid

A

De mate waarin de beleidsdoelstellingen gerealiseerd worden dankzij het ingezette beleid en met zo min mogelijk ongewenste neveneffecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Doelmatigheid

A

De mate waarin de prestaties en effecten van beleid tegen de laagst mogelijk inzet van middelen en ongewenste neveneffecten worden bewerkstelligd, dan wel de mate waarin met inzet van een bepaalde hoeveelheid middelen de maximale prestaties en effecten van beleid worden gerealiseerd tegen zo min mogelijk ongewenste neveneffecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Keynes

A

Y = C + I(i) + O

Overheidsbestedingen gaat uit 2 componenten bestaan.

O = Ox (Opzettelijk/actief meer/minder geld uitgeven als onderdeel economisch beleid) + Oa
Oa = V - B (V = uitgaven uitkeringen B=inkomsten belastingen)

Dit is dus een automatische stabilisator. In een recessie geeft de overheid automatisch minder uit.

Consumptie gaat ook uit twee componenten bestaan.

Je kan ook:
C = c(Y-B) c=Marginale consumptiequote

met

B = bY+Bx b: marginale belastingquote en Bx belasting onafhankelijk van inkomsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kanttekeningen bij doeltreffendheid en doelmatigheid

A
  • Niet alle effecten zijn meetbaar (Algemene rekenkamer werkt met prestatie-indicatoren)
  • Causaliteit van het beleid: in welke mate kunnen je zeggen dat er een causale relatie is tussen beleid en uitkomst? Je moet externe factoren elimineren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

NOW

A
  • Werkgevers financieel ondersteunen zodat ze werknemers in dienst konden houden.
  • Werkgevers hadden dan behoud aan kennis van werknemers. En geen ontslagvergoeding.
  • Werknemers hadden geen daling van inkomen en hoesten geen nieuw werk te zoeken, hetgeen ook kosten bespaart.
  • Voor de overheid: Doordat inkomen niet wegvalt kunnen belastingen betaald worden en zullen er minder WW uitkeringen zijn.
  • Sommige bedrijven die al voor corona op het randje van de afgrond stonden worden door NOW kunstmatig in leven gehouden.
  • Steun ging 2 jaar lang door, dit ging ten koste van de doelmatigheid.
  • Nadeel is dat werkende langer blijven zitten bij onproductieve bedrijven (Minder reallocatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vliegwiel van Kessler

A

Door het Baumol effect nemen de collectieve kosten toe > werknemers eisen meer loon om de lasten te kunnen dragen (indirect) of hogere werkgeverslasten (direct) > hoge arbeidskosten > werknemers ontslagen > meer uitkeringen > hogere collectieve lasten.

Omdraaien cirkel: Afslanking overheid > lastenverlichting > werkgelegenheid > minder uitkeringen > minder collectieve lasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly