Week 4 deel 2 Flashcards

(7 cards)

1
Q

Totale effect

A

Inkomenseffect: Belasting neemt deel van netto inkomen weg en individu besteed minder aan alle zaken die nut opleveren

Substitutie effect: Belasting verandert prijsverhouding. Het individu verschuift consumptie naar goedkopere alternatieven.

Inkomenseffect is een inkomensoverdracht en geen welvaartsverlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Brede welvaart

A
  • Alles wat waardevol is voor mensen of de samenleving en waarvoor schaarse middelen moeten worden ingezet.

Omdat meer dan alleen economische groei of bbp.

  • Matriele zaken (inkomen, consumptie etc), niet materiële zaken (als onderwijs en gezondheidszorg), overheidsdoelen (Kwaliteit water etc), langetermijnuitdagingen en collectieve voorkeuren (zaken die maatschappelijk als waardevol worden gezien)

Niet: Indicatoren zonder koppeling aan schaarste, louter individuele voorkeuren, Vrijblijvende metingen zonder streefwaarden, Geaggregeerde indices zonder beleidsrelevantie.

Breed begrip maar moet duidelijke verbinding zijn met maatschappelijke doelen en met inzet van middelen.

Kies specifieke doelen, dit kan breder zijn dan individuele doelen.

  • Stel streefwaarden vast zodat ook meetbaar is of het doel gehaald is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verschil welvaart, bbp en totale surplus

A

BBP: Totale geldwaarde van productie in een land (Totale toegevoegde waarde van alle in een land geproduceerde finale goederen en diensten).

Totale surplus = consumentensurplus + producentensurplus. Som van deze suplus is een proxy voor welvaart, maar niet exact (marktfalen, verdeling, externe effecten, vaste kosten). Daarnaast moet gecorrigeerd worden voor vaste productiekosten, nu aanbodlijn de marginale productiekosten meet. Netto is totale suplus toegevoegde waarde van de markt aan een samenleving. Als markt in evenwicht is, is totale surplus maximaal.

Welvaart is alles war waardevol is voor mensen of de samenleving en waarvoor schaarse middelen moeten worden ingezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Belastingbeginselen gekoppeld aan functie overheid

A
  1. Budgettaire functies (Uitgaven die worden gefinancierd zorgen voor maatschappelijke baten)
  2. Instrumentele functie: belastinginstrumenten kunnen uit zichzelf bijdragen aan behalen van maatschappelijke doelen.

Inkomensverdeling: Draagkrachtbeginsel en profijtbeginsel
Allocatie: schadebeginsel (internaliseren externe effecten)
Paternalisme ligt dicht bij schadebeginsel aan maar is minder wetenschappelijk.
Stabilisatie: maatregelen in covid crisis tegen stijging energieprijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Optimale belastingtheorie

A

Het uitgangspunt bij de optimale belastingtheorie is dat de heffing van belastingen het gedrag van mensen zo weinig mogelijk mag beïnvloeden (gegeven dat het doel van de heffing wordt gehaald) - behalve om negatieve externe effecten in prijzen tot uiting te brengen.

Deze theorie houdt echter geen rekening met draagkrachtverschillen etc. Zie toevoeging tussen haakjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Indifferentiecurve

A

Nutsbeleving van individuen. Langs indifferentiecurve is de aanname dat mensen hetzelfde nut hebben.

Hoe hoger de curve, hoe hoger het nutsniveau.

Om inkomenseffect te vinden: Hoeveel inkomen kunnen we afnemen dat persoon evenveel nut heeft als relatief hoge belasting op 1 product. Parallelle lijn aan budgetlijn tekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kost belastingheffing

A
  • Maatschappelijke kost van belastingheffing is het welvaartsverlies dat volgt uit verdwenen economische activiteit.
  • Dit volgt enkel uit het substitutie-effect
  • De betaalde belasting is inkomensoverdracht en geen welvaartsverlies.
  • In doelmatige belastinghervorming weegt de maatschappelijk gebaat op tegen het welvaartsverlies en de uitvoeringskosten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly