Week 5 Flashcards

(13 cards)

1
Q

Marginale druk

A

Dat deel van de arbeidskosten van een extra uur werken dat niet leidt tot de koopkracht voor de werknemer. Dit wordt de “wig” genoemd.

Totale marginale wig: Werknemerswig + werkgeverswig + consumptiewig (BTW)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gemiddelde druk

A

Het totaal aan afgedragen belastingen en sociale premies gedeeld door het totaal aan arbeidskosten. (Participatiebelissing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Doelmatiger herverdelen

A
  • Gem druk op mensen met een laag inkomen beperken (Stimuleren participatie & herverdeling)
  • Marginale druk verlagen voor mensen die daar gevoelig voor zijn (Parttimers)
  • Marginale druk verhogen voor mensen die daar ongevoelig voor zijn

Oplossing:

  • Arbeidskorting verplaatst marginale druk
  • ‘Subsidie per extra verdiende euro langs opbouwtraject’
  • Extra marginale druk per extra euro verdiend langs afbouwtraject.
  • Doel arbeidskorting is het prikkelen van arbeidsparticipatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Soorten inkomen

A

Primair inkomen: inkomen als in de markt verdiend.

Secundair inkomen: Rekenin houden met heffingen op inkomen en stelsel sociale zekerheid. (Dit is ook besteedbaar inkomen)

Tertair inkomen: Profijt van de overheid optellen bij secundair inkomen. Hierbij rekening houden met

  1. Het aan voorzieningengebruik gebonden individueel profijt van overheid
  2. De aan consumptie gebonden belastingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bronnenbeleid

A

Overheid kan proberen verdeling verdiende inkomens te wijzigen door primair inkomen te wijzigen.

Kan door bronnenbeleid: Dit is wijzigen van de verdeling van inkomensbronnen en de beloning uit inkomensbronnen.

Dit kan door onderwijsbeleid of stimuleren vermogensvorming of minimumloon.

Ook grip op primaire salarissen door ambtenarensalarissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uitkomst meting inkomensverdeling hangt af van

A
  1. Het inkomensbegrip (CPB bepaalt ongelijkheid inkomensverdeling ogv besteedbaar inkomen, dit is inkomen dat huishouden kan besteden aan consumeren en sparen dus na belasting, sociale premies en rente)
  2. Inkomensbestanddelen (ongerealiseerde vermogensaanwas en gerealiseerde vermogenswinsten niet meegenomen omdat die niet in belastingaangiftes te vinden zijn)
  3. Inkomenseenheid (Huishouden, sommige inkomensbestanddelen zijn niet aan individu toe te rekenen)
  4. Standardiseren (Omdat samenwonen schaalvoordelen oplevert, wordt het inkomen gestandardiseerd om inkomens van verschillende huishoudens vergelijkbaar te maken.)
  5. Ongelijkheidsmaatstaven (Gini coëfficiënt: 0: volledige gelijkheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Maatregelen om groei sociale zekerheid terug te dringen

A
  1. Prijsbeleid (Lagere uitkering ofwel door minder harde stijging dan lonen of direct verlagen)

Overheid kan koppeling van uitkeringen en cao-lonen loslaten indien er sprake is van een bovenmatige loonstijging of een bovenmatige volumegroei in sociale zekerheid.

  1. Volumebeleid

Aantal uitkeringsontvangers laten dalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Economische gevolgen sociale uitkeringen

A
  1. Gezinsbesparingen zijn door verplicht te sparen hoger dan als deze verplichting er niet zou zijn. Uitgaven worden kunstmatig beperkt. Dit kan economie doen haperen.
  2. Hogere uitkeringen kunnen zorgen voor lager arbeidsaanbod.
  3. Door loonheffingen wordt arbeidsintensieve dienstverlening heel duur.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Armoedevallen

A
  • Door inkomensheffingen, uitkering en inkomstenafhankelijke subsidies komen gezinnen in armoedeval omdat stijging van inkomen een netto daling van inkomen kan betekenen.
  1. Werkloosheidsval (verschil bijstand en minimumloon)
  2. Doorgroeival (Hoeveel extra inkomen moet worden ingeleverd naar promotie)
  3. Herintredersval (Inkomensvooruitgang als niet werkende partner aan het werk gaat)
  4. Deeltijdval (Hoeveel extra inkomen moet worden ingeleverd als deeltijd partner meer gaat werken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bezwaren basisinkomen

A
  • Iedereen krijgt een inkomen maar niemand krijgt meer toeslagen.
  • Gigantische stijging overheidsuitgaven
  • Enorme stijging belastingdruk hetgeen slecht kan zijn voor bedrijvigheid.
  • Daling arbeidsaanbod.
  • Open grenzen EU maakt basisinkomen ook praktisch onmogelijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer stelsel progressief

A
  • Belastingstelsel heeft een stijgende gemiddelde druk.
  • Gemiddelde druk zal stijgen naar tarief.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Maatschappelijke kosten en baten van progressief belastingstelsel

A
  • Maatschappelijke baat: De som van het nut stijgt als je geld van een rijke naar een arme herverdeeld. (Utilitarisme)
  • Maatschappelijke kost: Je krijgt substitutieeffect. Ontstaat een prikkel om minder te werken.

Maatschappelijke baten moeten groter zijn dan maatschappelijke kosten voor doelmatigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Evenredig genotsoffer

A
  • Omdat mensen met meer inkomen wat minder voelen van een belasting, dienen ze meer te betalen dan mensen met minder geld.

Mattheuseffect: Mensen met hogere inkomen en hoger marginale druk profiteren meer van aftrekposten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly