10 - Inkomensongelijkheid Flashcards
(18 cards)
Wat is inkomensongelijkheid?
Het verschil in inkomsten tussen individuen of groepen binnen een samenleving.
Hoe ontwikkelt wereldwijde inkomensongelijkheid zich?
Tussen landen: Ongelijkheid neemt af door groei in opkomende economieën zoals China en India. Binnen landen: Ongelijkheid neemt toe, vooral tussen de lagere/middenklasse en de hoogste inkomens.
Wat is de Gini-coëfficiënt?
Een maatstaf voor inkomensongelijkheid, waarbij 0 = volledige gelijkheid en 1 = volledige ongelijkheid.
Welke alternatieve metingen bestaan er voor ongelijkheid?
- Lorenz-curve (grafische weergave van inkomensverdeling).
- 90-50 ratio (verhouding top 10% vs. mediaan).
- 50-10 ratio (verhouding mediaan vs. laagste 10%).
- Theil-index, Palma-ratio, Hoover-index (andere methoden om inkomensverdeling te meten).
Wat zijn de voordelen van enige inkomensongelijkheid?
- Prikkels om te innoveren en ondernemen.
- Beloning voor productiviteit en vaardigheden.
- Investeringen in menselijk kapitaal en technologie.
Wat is de ‘zero-sum fallacy’?
De misvatting dat als sommige mensen rijker worden, anderen per definitie armer worden. Economische groei kan iedereen ten goede komen.
Wat is geografische ongelijkheid?
Ongelijkheid tussen stedelijke en landelijke gebieden, waarbij economische groei vaak stedelijke en hoogopgeleide werknemers bevoordeelt.
Wat is de Kuznets-curve?
Een hypothese die stelt dat ongelijkheid eerst toeneemt in de beginfase van economische groei, maar later weer afneemt door investeringen in onderwijs en sociale mobiliteit.
Hoe kan inkomensongelijkheid negatieve effecten hebben?
- Gezondheid (slechtere zorg en levensverwachting).
- Onderwijs (minder kansen voor lage inkomensgroepen).
- Criminaliteit (hoger bij ongelijkheid).
- Sociale cohesie (minder vertrouwen in overheid en instituties).
- Economische groei (te grote ongelijkheid kan investeringen en consumptie beperken).
Wat is het verschil tussen ongelijkheid in uitkomsten en ongelijkheid in kansen?
Ongelijkheid in uitkomsten = verschillen in inkomen en rijkdom. Ongelijkheid in kansen = verschillen in toegang tot onderwijs, netwerken en sociale mobiliteit.
Wat bepaalt inkomensongelijkheid in de VS, China en Duitsland?
- VS: Hoge inkomensongelijkheid door beperkte sociale vangnetten.
- China: Snelle economische groei met toenemende ongelijkheid.
- Duitsland: Lagere inkomensongelijkheid door sterke vakbonden en herverdelingsbeleid.
Wat zijn de belangrijkste oorzaken van toenemende inkomensongelijkheid?
- Skill-biased technological change: Voordeel voor hoogopgeleiden door automatisering en AI.
- Globalisatie: Outsourcing en loonverschillen tussen landen.
- Institutionele veranderingen: Verzwakte vakbonden en lagere herverdeling via belastingen.
Waarom kunnen technologie en globalisatie inkomensongelijkheid vergroten?
- Technologie verhoogt productiviteit van hoogopgeleiden meer dan die van laagopgeleiden.
- Globalisatie drukt lonen in sectoren die concurreren met lagekostenlanden.
Hoe kunnen overheden toenemende ongelijkheid tegengaan?
- Investeren in gelijke kansen (onderwijs, arbeidsmarktregulering, financiële inclusie). 2. Belasting- en herverdelingsbeleid (progressieve belastingen, sociale voorzieningen).
Wat is de rol van onderwijs bij inkomensongelijkheid?
Onderwijs vergroot productiviteit en inkomenspotentieel. Lagere toegang tot onderwijs vergroot ongelijkheid.
Wat is de relatie tussen bedrijven en inkomensongelijkheid?
- Productiviteitsverschillen tussen bedrijven vergroten loonverschillen. 2. Sommige bedrijven kunnen werknemers onderbetalen door marktmacht.
Hoe kan beleidsmakers inkomensongelijkheid aanpakken zonder economische prikkels te ondermijnen?
- Meer gelijke kansen creëren zonder ondernemerschap en innovatie te ontmoedigen. - Progressieve belastingen en sociale voorzieningen als evenwichtsinstrumenten.
Wat zegt de economische literatuur over de optimale mate van ongelijkheid?
Er is geen objectief optimaal niveau: enige ongelijkheid is nuttig als prikkel, maar te veel ongelijkheid schaadt groei en sociale cohesie.