5 - Overheid Flashcards

(21 cards)

1
Q

Waarom grijpt de overheid in de economie?

A
  1. Allocatie: Beïnvloeden van productie en consumptie.
  2. Verdeling: Aanpassen van inkomens- en vermogensverdeling.
  3. Stabilisatie: Verminderen van conjunctuurschommelingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is marktfalen?

A

Situaties waarin de vrije markt niet tot een efficiënte uitkomst leidt, zoals externaliteiten, marktmacht en het gebrek aan collectieve goederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Voorbeelden van overheidsingrijpen bij allocatie?

A
  • Productie van publieke goederen (wegen, defensie).
  • Accijnzen op alcohol/tabak.
  • Lagere btw op groente/fruit/boeken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voorbeelden van overheidsingrijpen bij inkomensverdeling?

A
  • Progressief belastingstelsel.
  • Arbeidskortingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voorbeelden van overheidsingrijpen bij conjunctuurstabilisatie?

A
  • Werkloosheidsuitkeringen.
  • Progressief belastingstelsel.
  • Variabele overheidsuitgaven (hoger in recessie, lager in hoogconjunctuur).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de overheidsbegroting?

A

Het overzicht van alle inkomsten en uitgaven van de overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het overheidssaldo?

A

Verschil tussen overheidsuitgaven en overheidsinkomsten (flowgrootheid).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de overheidsschuld?

A

De optelsom van alle overheidstekorten uit het verleden (stockgrootheid).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke EU-regels gelden voor de overheidsbegroting?

A
  • Begrotingstekort mag niet groter zijn dan 3% van het BBP.
  • Overheidsschuld mag niet groter zijn dan 60% van het BBP.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen feitelijk en structureel overheidstekort?

A
  • Feitelijk tekort: Werkelijke inkomsten en uitgaven van de overheid.
  • Structureel tekort: Gecorrigeerd voor conjuncturele schommelingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom is het structurele overheidstekort moeilijk te meten?

A

De outputgap (verschil tussen feitelijk en structureel BBP) is een schatting en kan later worden bijgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een staatsobligatie?

A

Een schuldbewijs dat de overheid verkoopt om geld te lenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe werkt een staatsobligatie?

A

De overheid leent een bedrag en betaalt jaarlijks rente aan de obligatiehouder. Na afloop van de looptijd wordt het oorspronkelijke bedrag terugbetaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe beïnvloedt de marktrente de prijs van obligaties?

A
  • Als de marktrente stijgt → obligatieprijs daalt.
  • Als de marktrente daalt → obligatieprijs stijgt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is een lage overheidsschuld niet altijd voldoende reden om niet te bezuinigen?

A
  • Vergrijzing → meer pensioen- en zorgkosten.
  • Dalende productiviteit → minder economische groei.
  • Stijgende rentes → hogere rentelasten op staatsobligaties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom heft de overheid belastingen?

A
  • Financiering van overheidsuitgaven.
  • Beïnvloeden van gedrag (accijnzen).
  • Corrigeren van marktfalen.
17
Q

Waarom zijn belastingen economisch belangrijk?

A

Belastingen beïnvloeden consumptie- en werkbeslissingen en kunnen welvaartsverliezen veroorzaken.

18
Q

Wat is een lump-sum belasting?

A

Een belasting die niet afhangt van gedrag (iedereen betaalt een vast bedrag).

19
Q

Waarom wordt lump-sum belasting niet vaak gebruikt?

A
  • Regressief: lage inkomens betalen relatief meer.
  • Werkt niet als herverdelingsinstrument.
20
Q

Wat is deadweight loss?

A

Het welvaartsverlies door belastingen, omdat ze economische keuzes veranderen (bijv. minder werken bij hogere belasting).

21
Q

Waarom kan een regressief belastingstelsel economisch efficiënt zijn?

A

Hoge inkomens reageren sterker op belastingtarieven. Door lagere marginale tarieven voor hoge inkomens blijven ze langer werken, wat de totale welvaart verhoogt.