12 - Gedragseconomie Flashcards

(18 cards)

1
Q

Wat is gedragseconomie?

A

Een tak van economie die bestudeert hoe mensen in de praktijk beslissingen nemen en waarom ze vaak irrationeel handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is risicoaversie?

A

De neiging om zekerheid te verkiezen boven een risicovollere optie, zelfs als de verwachte waarde van de risicovolle optie hoger is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is verliesaversie?

A

Mensen wegen verliezen psychologisch zwaarder dan winsten van dezelfde grootte, waardoor ze risico’s nemen om verlies te vermijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voorbeeld risicoaversie?

A

Mensen kiezen liever een gegarandeerde €500 dan een 60% kans op €1000, ondanks een hogere verwachte waarde bij de tweede optie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voorbeeld verliesaversie?

A

Mensen verkiezen een 50% kans om €1000 te verliezen boven een gegarandeerd verlies van €500.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de Ellsberg Paradox?

A

Mensen vermijden onzekerheid over onbekende waarschijnlijkheden, zelfs als de verwachte uitkomsten gelijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is ambiguïteitsaversie?

A

De voorkeur voor bekende risico’s boven onbekende onzekerheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de ‘homo economicus’?

A

Het neoklassieke economische model waarin mensen volledig rationeel, eigenbelang nastrevend en consistent in hun keuzes zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe verschilt gedragseconomie van neoklassieke economie?

A

Gedragseconomie toont aan dat mensen irrationeel en voorspelbaar handelen door biases, heuristieken en sociale invloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is Prospect Theory?

A

Theorie die verklaart hoe mensen beslissingen nemen onder onzekerheid, gebaseerd op referentiepunten, verliesaversie en non-lineaire kansweging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een referentiepunt?

A

Een uitgangssituatie waarmee mensen hun beslissingen vergelijken, waardoor dezelfde uitkomst anders kan worden ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is non-lineaire kansweging?

A

Mensen overschatten kleine kansen en onderschatten grote kansen (bijv. loterijen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn heuristieken?

A

Mentale shortcuts die helpen bij snelle beslissingen, maar soms tot systematische denkfouten leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de availability bias?

A

Mensen baseren beslissingen op informatie die gemakkelijk beschikbaar is, zelfs als deze niet representatief is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de status quo bias?

A

De neiging om vast te houden aan de huidige situatie en verandering te vermijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het bandwagon effect?

A

Mensen volgen de meerderheid, ook als dat irrationeel is.

17
Q

Wat is nudging?

A

Gedragsbeïnvloeding zonder dwang, door de keuzeomgeving aan te passen (bijv. standaardopties in formulieren).

18
Q

Voorbeeld van nudging in beleid?

A

DUO verwijderde de standaardoptie ‘maximaal lenen’, waardoor minder studenten automatisch de hoogste lening namen.