8 - Politieke economie Flashcards

(33 cards)

1
Q

Wat is politieke economie?

A

De toepassing van economische methodologie op vragen over politiek gedrag, zoals het gedrag van politici, burgers en politieke systemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de drie belangrijkste componenten van politieke economie?

A
  1. Politieke actoren (politici, burgers, instituties).
  2. Gedrag (stemgedrag, beleidskeuzes).
  3. Economische methodologie (modellen, data-analyse, speltheorie).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is speltheorie?

A

Een wiskundige methode om strategische interacties tussen actoren te analyseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het prisoner’s dilemma?

A

Een speltheoretisch model waarin twee spelers kiezen tussen samenwerking en verraad. Individueel rationeel gedrag leidt tot een sociaal suboptimale uitkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe is het prisoner’s dilemma van toepassing op klimaatverandering?

A

Landen hebben een prikkel om zelf te blijven vervuilen in plaats van gezamenlijk actie te ondernemen, wat leidt tot opwarming van de aarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kan het prisoner’s dilemma worden opgelost?

A

Door herhaling van het spel en reciprociteit: als een speler weet dat de ander hem in de toekomst kan bestraffen, wordt samenwerking aantrekkelijker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een game of chicken?

A

Een speltheoretisch model waarbij twee partijen escalatie willen vermijden, maar tegelijkertijd willen winnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn voorbeelden van een game of chicken in de politieke economie?

A

Handelsoorlogen, kernwapenwedloop, en politieke onderhandelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is marktfalen in de politieke economie?

A

Situaties waarin markten niet efficiënt functioneren, zoals bij externaliteiten en informatie-asymmetrieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is overheidsfalen?

A

Wanneer de overheid faalt in het efficiënt corrigeren van marktfalen, bijvoorbeeld door bureaucratie, hoge kosten of verkeerde prikkels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de belangrijkste oorzaken van overheidsfalen?

A
  1. Transactiekosten (zoek-, onderhandelings-, en handhavingskosten).
  2. Asymmetrische informatie (de overheid en burgers weten niet alles van elkaar).
  3. Arrow’s paradox (problemen met het aggregeren van individuele voorkeuren in beleid).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de Arrow paradox (impossibility theorem)?

A

Een theorie van Kenneth Arrow die stelt dat het onmogelijk is om individuele voorkeuren te combineren tot een consistente sociale voorkeursordening zonder paradoxen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een principal-agent probleem?

A

Een situatie waarin een ‘principaal’ (werkgever, kiezer) een ‘agent’ (werknemer, politicus) inhuurt, maar de agent zijn eigen belang kan nastreven in plaats van het belang van de principaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ontstaat een principal-agent probleem in de politiek?

A

Kiezers (‘principaal’) kiezen politici (‘agent’), maar kunnen hun werk niet volledig monitoren, waardoor politici mogelijk eigenbelang boven algemeen belang stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn mogelijke oplossingen voor principal-agent problemen in de politiek?

A
  1. Effectieve handhaving (moeilijk bij grote groepen).
  2. Incentive-compatibele contracten (bijv. bonussen, maar gevoelig voor corruptie).
  3. Institutionele beperkingen (trias politica).
  4. Transparantie en informatievoorziening.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de bureaucracy theory van Niskanen (1971)?

A

Theorie die stelt dat bureaucraten hun budget willen maximaliseren om macht en financiële voordelen te verkrijgen.

17
Q

Wat zijn de kritiekpunten op de bureaucracy theory?

A

Overheidsinstanties en ambtenaren zijn divers en hebben verschillende taken, waardoor niet alle bureaucraten per se hun budget willen maximaliseren.

18
Q

Wat zijn pressure groups en hoe beïnvloeden ze beleid?

A

Groepen (bedrijven, NGO’s) die politici beïnvloeden via 1. Lobbyen (informatie geven), 2. Financiële bijdragen, 3. Rechtszaken.

19
Q

Wat zijn de voordelen en nadelen van lobbying?

A

Voordelen: Kan informatieasymmetrie verkleinen en beleid verbeteren. Nadelen: Kan leiden tot beleidsvervorming en bevoordeling van invloedrijke groepen.

20
Q

Wat is corruptie in de politieke economie?

A

Het misbruiken van overheidsmacht voor privéwinst, zoals steekpenningen of nepotisme.

21
Q

Wat zijn de twee hypotheses over corruptie en economische groei?

A
  1. Grease the wheels
  2. Sand the wheels
22
Q

Sand the wheels

A

Corruptie belemmert efficiënte allocatie van middelen en innovatie.

23
Q

Grease the wheels

A

Corruptie kan inefficiënte instituties omzeilen en groei bevorderen.

24
Q

Wat is overheidsfalen?

A

Wanneer overheidsbeleid niet tot een efficiënte of wenselijke uitkomst leidt.

25
Wat zijn transactiekosten?
Kosten die gepaard gaan met het uitvoeren van beleid, zoals zoek-, onderhandelings- en handhavingskosten.
26
Wat zijn de drie soorten transactiekosten?
1. Zoekkosten (search costs) → Tijd en moeite om informatie te vinden. 2. Onderhandelingskosten (negotiation costs) → Tijd en geld om akkoorden te sluiten. 3. Handhavings- en monitorkosten (enforcement & monitoring costs) → Kosten om regels te controleren en af te dwingen.
27
Voorbeeld van zoekkosten?
Tijd die een burger besteedt aan het zoeken naar belastingvoordelen of subsidies.
28
Voorbeeld van onderhandelingskosten?
De kosten en tijd die nodig zijn om een pensioenakkoord te sluiten tussen overheid, vakbonden en werkgevers.
29
Voorbeeld van handhavings- en monitorkosten?
De kosten die de overheid maakt om belastingontduiking te bestrijden of milieuregels te controleren.
30
Wat is asymmetrische informatie?
Wanneer de ene partij in een transactie meer informatie heeft dan de andere.
31
Hoe beïnvloedt asymmetrische informatie de overheid?
- Overheid weet niet alles over burgers → kan leiden tot belastingontduiking. - Burgers weten niet alles over de overheid → kan leiden tot wantrouwen en slechte democratische keuzes.
32
Waarom zijn transactiekosten een probleem voor de overheid?
Ze maken beleid duurder en kunnen de effectiviteit verminderen.
33
Waarom is asymmetrische informatie een probleem in beleid?
Burgers en overheid hebben onvolledige kennis over elkaar, wat kan leiden tot verkeerde beslissingen.